Kind en Gezin bestaat tien jaar. Het jaarverslag zegt dat het bedrijf van openbaar nut ?een hard, maar succesvol jaar? beleefde.
Het pas gepubliceerde jaarverslag 1996 van Kind en Gezin meldt 8.193,2 miljoen frank inkomsten. De Vlaamse instelling van openbaar nut draait daarmee een omzet vergelijkbaar met die van Rhône Poulenc, Digital Equipment of Samsonite. Maar haar uitgaven lagen 69,1 miljoen frank hoger dan de inkomsten. Wat, mocht de welzijnsinstelling onwelvoegelijk een resulaatrekening opstellen, in de rubriek verlies zou terechtkomen. In het ?bedrijf? Kind en Gezin stijgen de uitgaven sneller dan de inkomsten. Maar de bedrijfsleiding heeft ook echt weinig vat op haar geldstromen. Tweederde van de inkomsten bestaan uit overheidssubsidies, die aan de Brusselse Hallepoortlaan in wettelijke voorgeschreven subsidies aan derden en salarissen worden omgezet. Gelukkig was de Nationale Loterij zo welwillend onder een beetje politieke druk om zijn subsidie (voor kansarmoedeprojecten) te verviervoudigen tot 120 miljoen frank. Het jaarverslag schrijft dat ?een aanzet tot begrotingbeheersing werd gegeven als basis voor een gezonde financiële toestand in de toekomst.? Maar het laat niet na te klagen dat 1996, zoals verwacht, een moeilijk budgettair jaar was.
Het tiende levensjaar van de gefederaliseerde opvolger van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn verliep helemaal niet gemakkelijk. Voorzitter Paula D’Hondt-Van Opdenbosch (ex-CVP-politica, ex-minister, ex-Koninklijk Commissaris voor de Migranten) zal dat niet ontkennen. Er werd begonnen aan de strategische herstructurering van de preventieve kinderzorg, waarbij het bedrijf tweederde van zijn winkels consultatiebureaus sloot. De instelling moest zich verdedigen tegen VU-voorzitter Bert Anciaux, die ze aan de schandpaal spijkerde met zijn aanklacht dat ze de adoptiemaffia niet controleert. Hij verkreeg een mea culpa dat er met Zaïrese adoptiekinderen inderdaad problemen waren. Administrateur-generaal Lieven Vandenberghe moest dan ook nog bekennen dat hij, vooral wegens plaatsgebrek, de medische dossiers slechts zeven jaar bijhoudt in plaats van de door de geldende Code van de Geneeskundige Plichtenleer voorgeschreven dertig jaar. En daar bovenop jaagde de organisatorische herstructurering, samen met het nieuw personeelsstatuut en de nieuwe personeelsformatie, schokgolven door Kind en Gezin.
TIJD VAN SNOEIEN
De meeste Belgen zijn ooit klant geweest van wat vroeger in de omgang het kinderheil of de weeg heette. Zij werden door hun moeder in de kinderwagen naar het consulatiebureau gereden, waar een verpleegster hun gewicht en maten opnam en erop lette dat zich geen kinderkwalen aandienden. Rond die traditionele, preventieve kinderzorg is trouwens het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, nu Kind en Gezin, groot geworden.
Om het in bedrijfseconomische termen te blijven formuleren, Kind en Gezin begon op het domein van zijn historische roeping marktaandeel te verliezen. Steeds meer moeders klaagden over het ?bandwerk? van de consultaties en trokken met hun kinderen rechtstreeks naar de huisarts. Artsen, op raadpleging tegen zachte ziekenfondstarieven, zijn geduchte concurrenten van de preventieve zuigelingenzorg van de gratis werkende instelling van openbaar nut. Bovendien blijft de markt krimpen. Afgelopen jaar werd in Vlaanderen één geboorte meer geregistreerd dan in 1995, namelijk 64.168. Maar 1996 was een schrikkeljaar, met een dag meer. Om het aantal geboorten gewoon op peil te houden, hadden er 175 meer moeten zijn, het gemiddelde aantal voor een dag.
Kind en Gezin startte dus zijn lang voorbereide herstructurering op. De instelling verminderde het aantal consultatiebureaus voor kinderen tot drie jaar met goed tweederde : van de duizend blijven er nog een kleine driehonderd over. Een winkelketen die zo’n operatie zou opzetten, komt in een storm terecht. Daar is ook de welzijnsinstelling niet aan ontsnapt, temeer omdat allerlei sociale tegenargumenten konden worden aangevoerd. Zoals, kansarme ouders zullen nooit met hun jonge kinderen naar een ver consultatiebureau bussen.
Bovendien is die consultatie uitbesteed aan allerlei VZW’s. Vele daarvan, die zich decennialang voor zuigelingen, kleuters en hun moeders hadden uitgesloofd, verloren hun werkterrein. Kind en Gezin kende het overgrote deel van de preventiezorgplaatsen toe aan de bevriende bewegingen, de Katholieke Arbeidersvrouwen (KAV) en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (SVV). De verzuiling is inderdaad nog erg levendig aan de Hallepoortlaan, waar tal van directieleden hun loopbaan op ministeriële kabinetten begonnen en bestuursleden door de politieke partijen of hun achterliggende belangengroepen zijn gemandateerd.
De strategische heroriëntering van het historische bedrijfsdoel heet de kwaliteit te verbeteren en de voorbereiding te zijn voor de kinderzorg van de 21ste eeuw. Dat klinkt altijd goed. Maar de operatie vond ongetwijfeld ook inspiratie in de zorg voor het budgettair evenwicht en in de bescherming van de markt dat laatste is iets waar zelfs de meest idealistische welzijnsinstelling niet aan ontsnapt. De besparing is afgelopen boekjaar alvast nog niet begonnen. Integendeel, ondanks de daling van de personeelskosten stegen de totale uitgaven voor preventieve zorg met 6,7 procent. Door eenmalige uitgaven bij de implementatie van het strategisch plan en afwikkeling van de preventieve zorg ?oude stijl?, luidt het.
VERSCHUIVING VAN TREND
De koele jaarverslagstijl kan de opluchting in de bestuurkamers van Kind en Gezin niet verbergen : de herstructurering is geen ramp geworden, verre van. Weliswaar haakten nogal wat oudere klanten af, omdat ze moesten veranderen van consultatiebureau. Maar meer moeders boden meer jonggeboren kinderen aan dan in 1995. De instelling heeft nu al tachtig procent van haar doelstelling voor de eeuwwisseling bereikt. Namelijk dat 75 procent van de een- en tweejarige kinderen en 50 procent van de driejarigen op de consultaties verschijnen. Daarentegen kunnen de verpleegkundigen het ritme van de huisbezoeken bij pasgeboren kinderen niet halen, maar daar zou snel beterschap in komen als de reorganisatie is verwerkt.
De invoering van de preventieve kinderzorg nieuwe stijl overschaduwde nagenoeg alle andere beleidswerk, klaagt het jaarverslag. Het camoufleert tegelijkertijd dat die traditionele activiteit al lang niet meer het belangrijkste werk is van Kind en Gezin, althans niet gemeten naar de financiële uitgaven. Kinderopvang knapt veruit het grootste stuk uit de subsidietaart.
Voor de kinderopvang staat Kind en Gezin in concurrentie met de grootouders. Dat is een niet helemaal correct statement, maar het beschrijft behoorlijk de maatschappelijke trend van verschuiving van de informele opvang naar de formele van kinderdagverblijven en opvanggezinnen. Kinderopvang is een grote markt ; 54 procent van de kinderen jonger dan drie jaar vertoeft tijdens de dag ergens buiten het gezin. Dat heeft alles te maken met het buitenshuis werken van de beide ouders en met de toename van het aantal éénoudergezinnen. Het blijkt bovendien dat moeders met een behoorlijk diploma meer een beroep doen op kinderopvang dan hun minder gekwalificeerde seksegenoten. De eerstgenoemden hebben een vaste job, de tweeden zijn in groten getale werkloos en dus thuis.
Veertig procent van de opgevangen kinderen komen bij de grootouders terecht ; goed vijftig procent in een kinderdagverblijf of opvanggezin gesubsidieerd door Kind en Gezin waar de ouders ook hun deel van de kosten betalen. Afgelopen jaar steeg het aantal verblijfdagen in de gesubsidieerde kinderopvang met drie procent tot ruim 5,7 miljoen, terwijl ook het aantal verblijven in de niet-gesubsidieerde sector merkelijk toenam.
In 1996 subsidieerde en controleerde Kind en Gezin 12.571 opvangplaatsen in kinderdagverblijven en 21.201 in opvanggezinnen, in totaal 33.772. Daarnaast bestaan nog 15.732 plaatsen in particuliere gezinnen er zijn 1.854 onthaalmoeders en in instellingen met een attest van toezicht. Het aantal crèches nam toe, het aantal peutertuinen en zelfstandige diensten voor opvanggezinnen daarentegen daalde. Noodgedwongen was er een stagnatie in de kinderdagopvang, noteert het jaarverslag. ?De vele dossiers inzake nieuwe initiatieven en de vele vragen naar uitbreiding konden, gezien de blokkering van de Vlaamse regering van de middelen voor nieuwe kinderdagopvang, niet worden ingewilligd.?
ARBEIDSHERVERDELING
Steeds duidelijker gaat Kind en Gezin werk maken van de buitenschoolse opvang. Daarin doet zich een nieuwe maatschappelijke vraag voor. Ten bewijze, de scholen die ernaar neigen goedkope babysits te worden. De helft van de lagereschoolkinderen brengt meer dan acht uur per dag binnen de schoolmuren door. Dit jaar moet het jaar van de doorbraak worden voor de buitenschoolse opvang. De instelling van openbaar nut heeft het beleidsvoorbereidende werk gemaakt voor minister van Cultuur en Welzijn Luc Martens (CVP).
Het is interessant dat de ?sociologische excellentie? buitenschoolse kinderopvang ook beschouwt als een onderdeel van het werkgelegenheidsbeleid. Die kinderopvang heeft alles te maken met werkende ouders. Ze is althans in vele gevallen een voorafgaande voorwaarde om de ouders meestal de moeder (wat de emancipatiestrijders niet graag bekennen) in de mogelijkheid te stellen buitenshuis te arbeiden. De werkgevers dragen daar toe bij : 0,05 procent van de loonmassa gaat naar het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (bij de kinderbijslagkas voor werknemers). Het is ooit veel meer geweest, het drievoudige zelfs. En nu beslisten werkgevers en vakbonden samen nog in de uitgaven van hun fonds te sabelen. Veel van hun duurverdiende geld zou verloren gaan in vage crèches, vooral in Wallonië daar is het nu crisis in die sector.
Als gevolg van de dramatische gebeurtenissen rond de kinderontvoeringen afgelopen jaar, versterkte Kind en Gezin zijn actieprogramma inzake kindermishandeling. In 1996 kregen de diensten van de instelling 4.584 meldingen, zeventien procent meer dan het jaar ervoor. Ze gaan vooral over seksueel misbruik, lichamelijke mishandeling en verwaarlozing.
Kind en Gezin is een grote werkgever met 1.003 personeelsleden, van wie 901 statutairen, wat wil zeggen vastbenoemde ambtenaren. Vorig jaar vloeiden een paar tientallen personeelsleden af, vooral wegens de kleinere behoefte aan verpleegkundigen in de nieuwe preventieve zorg. Maar de bruto personeelscijfers vertellen maar halve waarheden in de instelling die de arbeidsherverdeling koestert. Goed veertig procent van het personeel werkt deeltijds. Bij de regionale verpleegkundigen loopt het parttimewerk zelfs op tot zestig procent. Een veralgemening van een dergelijke hoge graad van deeltijdwerk naar de privé-sector zou het probleem van de werkloosheid voor een flink stuk oplossen : slechts veertien procent van de werknemers in de ondernemingen werkt deeltijds. De 1.003 veelal deeltijdse medewerkers van Kind en Gezin zijn goed voor 778 voltijdse jobequivalenten. In 1995 had de instelling nog werk voor 863 fulltime-equivalenten. De arbeid neemt af.
Al dat volk had afgelopen jaar niet alleen moeite zich aan te passen aan de herstructurering van de preventieve kinderzorg. Het moest ook een belangrijke interne reorganisatie verwerken. In het jaarverslag klinkt het meer zoals bij een hightech-bedrijf dan bij een welzijnsorganisatie. ?Een nieuwe vlakke organisatie werd doorgevoerd met centrale beleidsunits en operationele divises in de provincies. De eerste stappen naar de organisatie van zelfsturende teams werden ondernomen.?
Bij Kind en Gezin is 92 procent van het personeel vrouw. Toch voert de emancipatieambtenaar een positief actieplan in het vaandel. Dat kan dan alleen slaan op het directieniveau, waar er onder de tien afdelingshoofden slechts drie vrouwen zijn, van wie dan nog twee waarnemend. Het hoge bestuurlijk directiecomité is een onderonsje van vijf mannen. Of de mannen in de rank and file wel voldoende gelijke kansen krijgen, is een vraag die bij Kind en Gezin zelfs niet gefluisterd wordt. Overigens, slechts één man is in loopbaanonderbreking en twee werken deeltijds.
Guido Despiegelaere
Het eigentijdse Kind en Gezin oriënteert zich vooral naar kinderopvang.