Het is veel leuker rond de pot te draaien dan recht op je doel af te gaan, betoogt Peter Cornell in ‘De paden naar het paradijs’.
Peter Cornell, ‘De paden naar het paradijs’, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 154 blz., euro 14,95.
Een roman met voetnoten als Austers Orakelnacht mag dan al uitzonderlijk zijn, wat te denken van een boek dat alleen maar uit zulke noten bestaat? Peter Cornells De paden naar het paradijs is zogezegd het notenapparaat van een verloren gegaan manuscript. Dit werd door een Stockholmse geleerde geschreven, maar bleek na zijn dood verdwenen te zijn. Wat restte, waren een paar honderd korte tekstjes over van alles en nog wat die samen een handleiding vormen voor het vinden van het ideale inzicht in de wereld, de steen der wijzen en niets minder dan het paradijs samen. Wie dit boek leest, begeeft zich samen met zijn Zweedse auteur op een zoektocht die steeds een omtrekkende beweging maakt en een soort van hermeneutische spiraal natrekt.
Het interessante en tegelijk bizarre aan dit boek is dat het onderwerp ervan afwezig is. In het centrum ervan zit een groot zwart gat dat alles naar binnen dreigt te zuigen en er de lezer toe aanzet zijn blik angstvallig weg te draaien van dit middelpunt. En het is daar dat volgens Cornell het interessante te vinden is, zei Roland Barthes immers al niet dat het middelpunt over het algemeen niet in het midden ligt?
Wie recht op zijn doel afgaat, bereikt het nooit, is de onderliggende premisse van dit boek, maar wie daarentegen een leven lang rond de pot draait, komt heel wat leuks te weten. De perifere blik, die zich verwondert over het detail en opgaat in het banale zegt soms meer dan de wetenschappelijke observatie, of die nu door een Hubble-telescoop of een elektronenmicroscoop gebeurt, en dus geeft Cornell talloze voorbeelden van zulke grappige, maar omdat ze een andere levensstijl propageren tezelfdertijd ook heel serieuze menselijke bedenksels. Zo maakte Stéphane Mallarmé ooit een opzet voor Le Livre, een boek met verplaatsbare bladzijden dat steeds nieuwe betekenissamenhangen introduceerde en dat, als een slang die in haar eigen staart bijt, oneindig was. Fascinerend is ook Robert Smithsons Spiral Jetty, een 500 meter lange aanlegsteiger in spiraalvorm.
Meer nog dan een introductie op het tegendraadse denken, lijkt De paden van het paradijs jammer genoeg nog het meest op een testament. Het boek is een curiosum dat handelt over curiosa. ‘De stad is een verwerkelijking van de oude, menselijke dromen over het labyrint,’ scheef Walter Benjamin, ‘de flaneur volgt die werkelijkheid, zonder het te weten.’ Het paradijs ligt inderdaad achter ons, bedenken we dan. Tegenwoordig flaneren we immers niet meer, we nemen gewoon de tram.
M.V.