‘We zijn banger dan ooit’

Het voorzorgsprincipe speelt een belangrijke rol in onze wetgeving over milieu en gezondheid. ‘Maar de slinger is doorgeslagen’, vindt de Amerikaanse socioloog Steve Fuller. ‘Als je elk risico te veel vindt, krijg je een wereld waarin we worden ontmoedigd om nog iets te ondernemen.’

Deze zomer besloten ministers in Schotland om genetisch gemodificeerde gewassen buiten de eigen grenzen te houden. De wettelijke grond daarvoor vonden ze in het zogeheten voorzorgsprincipe, dat stelt dat je bij mogelijk onomkeerbare schade van een technologie maar beter niets kunt doen. Die benadering vinden we terug in verdragen van de Verenigde Naties en wetsregels van de Europese Unie en haar lidstaten, vooral als milieu en gezondheid op het spel staan.

Politici zijn niet de enigen die zich erop beroepen. Activisten zwaaien ermee om te voorkomen dat er wordt geboord naar fossiele brandstoffen of dat er zendmasten in de buurt van een school komen. In de Verenigde Staten voeren dierenliefhebbers het aan om de grizzlybeer op de lijst van bedreigde diersoorten te houden – ook al is hun aantal zodanig toegenomen dat er in sommige gebieden te veel van zijn. In de gezondheidszorg dringen medische specialisten erop aan om het principe te hanteren bij e-sigaretten, een alternatief voor tabak waarvan de invloed op lange termijn nog altijd ongewis is. Kinderartsen wezen onlangs op het voorzorgsbeginsel om ouders te adviseren hun baby’s en peuters weg te houden van iPads en laptops. Consumentenorganisaties gebruiken het om bepaalde pesticiden of voedingsadditieven te weren.

Het voorzorgsprincipe eist van de vernieuwers onomstotelijk bewijs dat schade uitgesloten is. Dat klinkt verstandig. Het is eigenlijk een oude wijsheid: men kan maar beter het zekere voor het onzekere nemen. Steve Fuller (1959) heeft er moeite mee. De Amerikaanse filosoof en socioloog aan de universiteit van Warwick schreef er een boek over: The Proactionary Imperative.

Wat is er mis met het voorzorgsprincipe?

STEVE FULLER: Het gaat ervan uit dat iedere onzekerheid een bedreiging inhoudt, nooit een mogelijkheid. In werkelijkheid is alle onzekerheid neutraal: hoe je ertegenaan kijkt, hangt af van je perceptie. Het probleem is dat voor steeds meer mensen zelfs een extreem kleine kans op schade al te veel risico lijkt. En als je elk risico te veel vindt, krijg je in het uiterste geval een wereld waarin niemand schade kan aanrichten. Dat is wel heel veilig, maar het is óók een wereld waarin we worden ontmoedigd om nog iets te ondernemen.

Dat lijkt erg ver doorgeredeneerd. Richt het voorzorgsprincipe nu al schade aan?

FULLER: Het vermindert de mogelijkheid om innovaties op de markt te brengen, dat is het meest zichtbare gevolg. Je ziet die afnemende economische macht in Europa, waar het voorzorgsprincipe een sterke aanhang in de politiek heeft.

Misschien vinden we in Europa milieu en gezondheid belangrijker dan economische groei.

FULLER: Volgens mij reflecteert het voorzorgsprincipe niet zozeer wat de mensen willen, maar wel ons idee van wat de staat zou moeten doen. En de staat wordt geacht burgers te beschermen, zo is de heersende visie. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. De staat moet burgers hefbomen aanreiken. Daarom vind ik het voorzorgsprincipe bovenal onmenselijk.

Wat bedoelt u daar precies mee?

FULLER: Aanhangers van het principe zijn overdreven bang voor zelfs heel kleine risico’s. Dat is ongekend in de menselijke geschiedenis. Als we eeuwen geleden het voorzorgsprincipe hadden gehanteerd, zouden we niet staan waar we vandaag staan. Alle vooruitgang die we associëren met wetenschap en technologie ging gepaard met risico’s. Zonder een beetje moed zou de Industriële Revolutie nooit ontketend zijn: de steenkolencentrales zouden maar problemen aan de luchtwegen veroorzaken.

Nou, dat deden ze inderdaad. De lucht was zo vies in de steden dat je eraan dood kon gaan.

FULLER: Ja, maar doordat we dankzij die goedkope energie welvarender werden, konden we er oplossingen voor bedenken. En nu is de lucht schoon en zitten wij er lekker warmpjes bij, nietwaar?

Pech voor de mensen die er schade van ondervonden?

FULLER: Vroeger was deelname aan riskante experimenten niet vrijwillig. Negatieve gevolgen werden ontkend of weggemoffeld, en er was geen financiële compensatie. In onze voorzorgscultuur is de slinger naar de andere kant doorgeslagen. Risico’s worden vermeden. Dat is verkeerd. Want alleen door risico’s te nemen, kun je grote voordelen boeken, voordelen waarvan iedereen profiteert.

En als er negatieve gevolgen zijn?

FULLER: Dan leiden die tot nieuwe innovaties, die er nooit waren gekomen als we niet in de netelige situatie waren beland. Het eindresultaat is dat we allemaal beter af zijn dan daarvoor. Vooruitgaan doe je nu eenmaal met vallen en opstaan. Ik denk dat het een wezenlijk onderdeel is van onze menselijkheid om risico’s te omarmen en vertrouwen te hebben dat we er sterker uit komen, ook al is er op korte termijn kans op schade.

Maar de afschaffing van het voorzorgs-principe, zoals u bepleit, wordt toch een uitnodiging tot roekeloosheid?

FULLER: Jazeker! En daarom moeten we een sterk systeem hebben van regel-geving en toezicht. Ziet u, ik heb – en dit klinkt gek – een serieus probleem met mijn medestanders. De meesten van hen zijn libertariërs die principieel tegen regelgeving zijn. Zij denken dat het allemaal wel goed komt als je allerlei wetten afschaft en mensen gewoon laat doen wat ze willen. Zo zie ik het niet. Ik denk dat we juist behoefte hebben aan nieuwe wetten: wetten die ons ruimte bieden om te experimenteren. Je moet de resultaten goed in de gaten houden, zodat er tijdig kan worden ingegrepen als er iets fout dreigt te gaan. Ook zul je een sociaal vangnet moeten hebben om de risico’s af te dekken en een financiële compensatie te bieden wanneer er iets misloopt.

Geeft u eens een voorbeeld.

FULLER: Neem de discussie rondom modafinil, een geneesmiddel dat wordt voorgeschreven bij mensen met narcolepsie, die zomaar in slaap kunnen vallen. Sommige mensen beweren dat dit middel ook je prestaties bij een examen of een sollicitatiegesprek verhoogt. Maar dat is niet goed onderzocht, en daardoor krijg je allerlei geruchten. Dat kan gevaarlijk zijn, óf juist een gemiste kans voor grote groepen mensen om zonder nare bijwerkingen beter te presteren. Als dat laatste het geval is, zou je willen dat zo’n pil voor iedereen beschikbaar wordt. Want het enige wat ze doet, is de norm aanpassen, min of meer zoals brillen en contactlenzen dat doen – en die worden doorgaans vergoed door de verzekeraar. Hoe dan ook, het is goed om experimenten met zo’n medicijn toe te staan.

En als die leiden tot nare bijwerkingen met blijvende schade?

FULLER: Dan moet er een compensatie komen voor de risiconemers, de proefkonijnen die aan het experiment hebben meegedaan.

Dat houdt een verdere uitbreiding van de verzorgingsstaat in.

FULLER: Eerder een hervorming van de verzorgingsstaat. De overstap van het voorzorgsprincipe naar een proactief principe zie ik als onderdeel van een omvangrijke verschuiving in de rol van de staat. Nu bestaat de staat primair om burgers te beschermen, wat volgens mij leidt tot betutteling en verstarring. De staat zou juist ruimte moeten bieden aan burgers om te ondernemen. Als er dan echt iets verkeerd gaat, is er een sociaal vangnet, een troostende beloning voor je getoonde moed om via experimenten de wereld beter te maken. Daarvoor is een sterke staat nodig, die ervoor zorgt dat de voordelen hun weg naar de samenleving vinden.

Het voorzorgsprincipe is misschien een modern beleidsmiddel, maar Hippocrates vroeg al aan artsen om in hun eed te bezweren ‘nooit kwaad te doen’, niet om ‘goed te doen’. Was dat het begin van het voorzorgsprincipe?

FULLER: Misschien wel. Interessanter aan die eed is dat hij teruggaat op het idee dat de natuur op zichzelf goed is. De eed impliceert dat je niets hoeft te doen om natuurlijke processen te verstoren. Dat idee is vandaag weer razend populair: wat natuurlijk is, is goed. Het is precies hetzelfde sentiment dat schuilt in het verzet tegen genetische manipulatie. Dat verzet is heus niet geïnspireerd op de wetenschappelijke consensus over de gevolgen voor milieu of gezondheid, want uit alle grote studies blijkt dat de veronderstelde schade er niet is. Dat verzet is het gevolg van onze irrationele angst dat de harmonieuze natuur wordt verstoord en dat alles wat kunstmatig is wel slecht móét zijn.

Misschien ligt daar ook wel mijn meest fundamentele bezwaar bij het voorzorgsprincipe. Het idee dat eraan ten grondslag ligt, is dat de natuur intrinsiek goed is en dat er een perfecte natuurlijke staat is die intact moet blijven of in ere moet worden hersteld. Maar zo’n natuurlijk equilibrium bestaat niet. Onze geschiedenis laat zien dat we voortdurend de natuurlijke grenzen oprekken. Dat doen we met alle positieve en negatieve gevolgen van dien. Je kunt daar rouwig om zijn of je kunt het verheerlijken, maar feit is dat onze opvattingen over wat normaal en acceptabel is voortdurend veranderen – en dát is op zichzelf goed.

Dus terug naar de Industriële Revolutie: die heeft onze opvatting veranderd over wat mogelijk is?

FULLER: Precies! Die arme boeren op het platteland werden heus niet geraadpleegd, dus het was erg roekeloos en ondemocratisch. Ze verhuisden naar de stad, waar ze wel achttien uur per dag moesten werken zonder pensioenopbouw of kinderdagopvang en het was allemaal heel erg, maar weet u, het stelde hun in staat om een ander leven te leiden dan hun ouders. De mogelijkheden van de techniek bevrijdden hen van hun natuurlijke grenzen die hen anders op hun plaats hadden gehouden. Dát is een scenario dat steeds minder plausibel is wanneer vernieuwing smoort in het voorzorgsprincipe – en dat principe wordt steeds breder toegepast.

Waar ziet u dat dan aan?

FULLER: De huidige discussie over vrijheid van meningsuiting is een goed voorbeeld. Die vrijheid wordt steeds verder aan banden gelegd. Om te voor-komen dat anderen zullen worden gekwetst en beledigd door een open uitwisseling van ideeën, wordt er een verbod op bepaalde woorden ingevoerd en mogen extreme meningen niet worden geuit. Dat kun je zien als een vorm van het voorzorgsprincipe. Het is precies dezelfde gedachtegang die zit achter de bescherming van bepaalde gewassoorten die niet mogen worden bedreigd door genetisch gemodificeerde gewassen, of ‘inheemse’ diersoorten die moeten worden beschermd tegen de komst van exotische soorten. Het voert allemaal terug op het idee dat er een vaste, authentieke identiteit bestaat, die onveranderlijk moet blijven. Dat is absurd. Als er íéts natuurlijk is, dan is het wel dat wij ons mengen met de natuur en dat we geconfronteerd worden met de opvattingen van anderen.

Dat brengt wel risico’s mee.

FULLER: Ja, maar risico’s zijn onderdeel van het leven. We kunnen daar dus beter verstandig mee omgaan.

DOOR MARCO VISSCHER

‘De staat wil de burgers bovenal beschermen. Dat leidt tot betutteling en verstarring.’

‘Het verzet tegen genetische manipulatie is het gevolg van onze angst dat alles wat kunstmatig is wel slecht móét zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content