Slovenië is economisch een van de sterkste kandidaat-lidstaten. Een gesprek met EU-ambassadeur Ciril Stokelj.
Van ingrijpende veranderingen en hervormingen houden ze niet. Waarom zouden ze ook? De Slovenen zijn, van nature al, een vrij conservatief volk, Alpijns en tevreden met wat ze hebben. Vergeleken met andere postcommunistische landen deden ze het trouwens altijd al opvallend goed. Economisch gezien stonden ze sterk: Slovenië was de meest welvarende deelstaat van het voormalige Joegoslavië, met een relatief hoge levensstandaard. Ook politiek vertoonde het land de nodige soepelheid om vlot naar een pluralistische democratie over te schakelen. In april 1990 al organiseerde Slovenië de eerste meerpartijenverkiezingen in Joegoslavië sinds de Tweede Wereldoorlog. In december van datzelfde jaar stemde bijna negen op tien Slovenen in een referendum voor de onafhankelijkheid, die in juni 1991 na een korte, tiendaagse ‘oorlog’ werd uitgeroepen.
Hoe staan de Slovenen vandaag tegenover het lidmaatschap van de Europese Unie en de verschuivingen die dat alsnog kan meebrengen? ‘We zien geen alternatief voor de toetreding’, zegt Ciril Stokelj, Sloveens ambassadeur bij de Europese Unie. ‘Slovenië wil niet blijven behoren tot de instabiele regio van de westelijke Balkan. Onze ervaring met het verleden is daarvoor te negatief. Vanuit ons lidmaatschap willen we de andere landen van de westelijke Balkan helpen om zich positief te ontwikkelen. In elk van die landen hebben we een voet aan de grond: in Bosnië – Herzegovina zijn we de eerste investeerder, met Servië en Montenegro hebben we onze relaties opnieuw aangeknoopt, en Kroatië steunen we bij het integratieproces voor de toetreding. We willen met andere woorden niet zomaar een lidstaat zijn van de EU.’
Slovenië is een modelleerling. Het land kreeg van de Europese Commissie amper bemerkingen bij de voorbereidingen.
CIRIL STOKELJ: Slovenië heeft al flink wat van het acquis communautaire geïmplementeerd. Eind dit jaar willen we als dat mogelijk is ook instappen in het wisselkoersmechanisme ERM II om twee jaar nadien lid te kunnen worden van de eurozone. De criteria van Maas- tricht hebben we zo goed als allemaal vervuld. Vooral onze staatsschuld ligt bijzonder laag: ze bedraagt amper 25 procent van het bbp. Het enige probleem waar we mee worstelen, is de inflatie. Dit jaar zal die waarschijnlijk dalen tot 4,3 procent, maar ze moet nog omlaag. In grote lijnen doet Slovenië het economisch gezien dus vrij goed. Het bruto binnenlands product van ons land ligt op hetzelfde niveau als Griekenland en Portugal, en we verwachten dat het zal stijgen na de toetreding. Maar dat is niet zonder gevaar. Een te sterke groei zou betekenen dat we in 2013, bij het begin van een nieuwe financieringsronde, nettobetaler worden in de EU. Vandaag betalen we ongeveer 75 procent van het Europese gemiddelde. Over tien jaar zullen we naar alle waarschijnlijkheid meer bijdragen dan we uit het gemeenschappelijke budget zullen ophalen. En dat vooruitzicht zint ons niet.
Was het een goed idee om lid te worden? Slovenië had zich ook afzijdig kunnen houden, naar het voorbeeld van Noorwegen en Zwitserland.
STOKELJ: Die vraag is niet eens gesteld. Lid worden van de Europese Unie heeft tenslotte zoveel voordelen. We moeten alleen beseffen dat we zodra we nettobetaler worden geen cohesiefondsen meer incasseren. En dat kan eigenlijk niet. De regionale verschillen in Slovenië zijn bijzonder groot: het centrum van het land is veel rijker dan de oostelijke regio’s. Daarom hebben we aan de Europese Commissie voorgesteld om het land in twee of drie zones op te splitsen.
Binnen de Europese Unie moet het land competitiever worden. Anders dan andere Centraal-Europese landen trekt Slovenië nu pas buitenlandse investeerders aan.
STOKELJ: Het privatiseringsproces verliep in Slovenië anders dan in andere landen van Centraal- en Oost-Europa. Hongarije, Tsjechië en Slowakije, waar de markt in één beweging geopend werd, hadden geen positieve ervaringen met buitenlandse investeerders. Ze zijn gekomen, hebben grote fabrieken opgekocht en plots hoorde alles hen toe. Er volgden herstructureringen; werknemers werden aan de deur gezet. De hele operatie leidde tot een stijging van de werkloosheid. Slovenië, dat het economisch vrij goed deed, volgde die beweging niet. De fabrieken en bedrijven bleven in handen van Sloveense zakenlui en werkgevers.
Maar dat was toen. Nu blijkt het noodzakelijk om de markten toch open te gooien. Buitenlandse investeerders moeten onze economie competitief maken. Gebrek aan belangstelling is er zeker niet: Interbrew wil zich vestigen in Slovenië. Ook verschillende Duitse, Italiaanse en Oostenrijkse bank- en verzekeringsmaatschappijen zijn geïnteresseerd.
Hoe verlopen de relaties met Italië? Slovenië staat bekend om zijn burenruzies.
STOKELJ: Met Oostenrijk hebben we goede banden en Italië heeft ons sterk gesteund in de aanloop naar de toetreding. Voor kort hebben we projecten ingediend om de spoorverbinding tussen de aanpalende landen te verbeteren. Eén project behelst de verdere ontwikkeling van de spoorverbinding van Ljubljana naar de Hongaarse hoofdstad Boedapest. Het tweede bestaat in de uitbouw van de lijn Koper-Divaèa, in het westen van Slovenië. Die moet de verbinding tussen Boedapest, Triëst en Venetië verbeteren. De hele spoor- en snelweginfrastructuur die Parijs verbindt met het oosten van Europa moet opgewaardeerd worden. Corridor Five, zoals de lijn heet – want ze gaat van Parijs over Venetië, Triëst en Ljubljana naar Boedapest -, moet de relaties tussen de verschillende Europese landen verbeteren.
De Italiaanse haven van Triëst vreest zijn prominente plaats te verliezen als de Sloveense naburige haven van Koper verder wordt uitgebouwd.
STOKELJ: Van de haven van Koper willen we het centrum maken van heel oostelijk Europa. Veel goederen voor Hongarije, Slowakije en Tsjechië gaan nu al via Koper. Voor bepaalde sectoren is de Sloveense haven zelfs beter uitgebouwd dan die van Triëst, bijvoorbeeld voor de overslag van auto’s uit Japan. Toch hoeven de Italianen niets te vrezen: de samenwerking tussen beide havens verloopt optimaal.
Slovenië heeft echter geen toegang tot de open zee. Althans, dat beweren de Kroaten.
STOKELJ: Die zaak is nog niet opgelost. Het is een overblijfsel uit het verleden, uit de tijd dat we beide nog tot Joegoslavië behoorden. Vanuit Piran, op het meest westelijk gelegen punt van Slovenië, vertrekt normaal gezien een lijn naar de open zee. Daar bestaat een overeenkomst over. Twee regeringen raakten het zelfs eens over de tekst, maar hij werd nooit geratificeerd. Met de nieuwe regering zou de zaak normaal gezien moeten afgerond worden.
Met Kroatië moet ook een nieuwe buitengrens worden beveiligd. Het wordt ‘een grens van de 21e eeuw’, zegt men.
STOKELJ: Dat zeggen de Kroaten. Onze betrachting is tot het Schengen-systeem toe te treden en dus willen we aan alle criteria voldoen. Uiteraard willen we niet dat de grens tussen Slovenië en Kroa- tië een nieuw IJzeren Gordijn wordt. Maar we willen op zijn minst de basisvoorwaarden vervullen. We zouden het voorbeeld kunnen volgen van de grens tussen Slovenië en Oostenrijk: de overgang van het ene naar het andere land verloopt er zeer vlot, met een scheiding tussen EU- en niet EU-burgers.
Wat kan de toetreding van Kroatië voor de EU betekenen? De Democratische Unie van Kroatië (HDZ), de rechts-nationalistische partij van Ivo Sanader, kwam eind vorig jaar weer aan de macht.
STOKELJ: Het politieke programma van de nieuwe regering is zeer pro-Europees. De Kroaten doen er alles aan om zo snel mogelijk lid te worden en daar steunen we hen ook in. We hebben er uiteindelijk belang bij: meer dan 20 procent van onze investeringen gebeuren in Kroa- tië. Een toetreding kan bovendien geen kwaad: ze zal tot een grotere integratie leiden van de Balkanlanden. En dat is de enige manier om de regio te stabiliseren. De toetreders worden verplicht om de mensenrechten te respecteren en bepaalde hervormingen door te voeren. Als Bosnië, Servië en Macedonië buiten de Europese Unie blijven, dan zal de instabiliteit alleen maar toenemen.
Tijdens de Irak-crisis stelde Slovenië zich ambigu op. Enerzijds vond het land de toestemming van de VN voor een aanval op Irak noodzakelijk. Anderzijds schaarde het zich achter de VS.
STOKELJ: Er werd veel over gedebatteerd. Meer dan de helft van de bevolking wilde dat Irak stabieler en veiliger zou worden. Tegelijk hadden we via de Vilnius-verklaring onze steun betuigd aan de VS. Uiteindelijk hebben we vastgesteld dat die steun ook positief was.
Uw minister van Buitenlandse Zaken, Dimitrij Rupel, vindt dat Slovenië een bemiddelende rol kan spelen in internationale relaties, bijvoorbeeld met het Midden-Oosten. Is dat niet wat ambitieus?
STOKELJ: We hebben goede contacten met de Palestijnen en ook met Israël. Als het kan, willen we maar al te graag een bijdrage leveren tot het vredesproces, en we zijn bereid ons grondgebied ter beschikking te stellen om een internationale vredesconferentie te organiseren als die er komt. Helaas wijst niets erop dat er zo’n conferentie in zicht is.
Ingrid Van Daele