Alle visbestanden in de wereld worden overbevist. Steeds meer vispopulaties crashen, waarschuwt de vermaarde visserijbioloog Daniel Pauly. Het tij kan alleen worden gestopt met drastische oplossingen. ‘We moeten de visserij eenvoudigweg een halt toeroepen, voor het welzijn van iedereen.’

Onze viswinkels liggen vol. Onze vissers blijven vissen. Vis wordt gepromoot als een gezond alternatief voor vlees. Er lijkt dus geen vuiltje aan de lucht. Maar waarom hameren visserijbiologen dan voortdurend op het feit dat er een catastrofe op komst is, dat steeds meer vispopulaties crashen, dat tegen 2048 geen enkele leefbare vispopulatie in de oceanen meer overblijft als het zo doorgaat?

‘De consument in het rijke Noorden merkt inderdaad niets van de wereldwijde daling van de visbestanden’, zegt de wereldvermaarde Canadese visserijbioloog Daniel Pauly. ‘Hij geniet van de internationale handel. In Europa worden de tekorten aangevuld met import – vooral uit West-Afrika, waar de mensen steeds minder vis op de markt vinden. De visjes die we zelf niet opeten, voederen we aan onze varkens. Er zijn al plaatsen, zoals voor de kust van Namibië, waar kwallen de ruimte hebben ingenomen die door de verdwijning van de vissen is vrijgekomen. Wat de vraag doet rijzen of het tij nog wel kan worden gestopt.’

Er komen steeds meer labels op de markt om vis aan te duiden die duurzaam gevangen is, wat betekent dat het effect op de vispopulaties beperkt zou zijn. Dat is larie, vindt Pauly: ‘In de helft van de gevallen eet je vis van een andere soort dan die op het label staat vermeld. Met duurzaamheidslabels bereik je maximaal 5 procent van de consumenten. Dat is nooit genoeg voor een verandering. Geen enkele Chinees zal duurzaam gaan eten. Haaienvinnensoep is in China populairder dan ooit, hoewel ook de haaienpopulaties het uitermate slecht doen. De organisaties die de consumenten proberen te bewerken, verliezen hun tijd. Ze zouden beter lobbyen op het niveau van bijvoorbeeld de Europese Commissie. Dat zou veel efficiënter zijn.’

Het kweken van vis is al evenmin een alternatief. ‘Er wordt te weinig vis gekweekt om er de wereld mee te kunnen voeden. Bovendien kweken we graag soorten zoals zalm en paling, die de wilde vispopulaties extra onder druk zetten, omdat we ze onder meer voeren met meel dat wordt gemaakt op basis van wilde visjes. Ongeveer een derde van de visoogst wordt verwerkt tot voeder voor varkens en andere vissen. De consumptie van zalm wordt gepromoot als gezond, wegens het hoge gehalte aan omega-3-vetzuren. Maar het eten van visjes zoals ansjovis, die we aan de zalmen voederen, zou veel gezonder zijn, want ze bevatten meer omega-3-vetzuren. Ansjovis is een vis die vooral wordt gegeten door armen en gevangenen.’

VISSEN BLIJVEN KLEIN

Pauly is als wetenschapper een wereldautoriteit. Hij is een man van uitgesproken meningen – een opvallende figuur in de visserijwetenschap, die geen charismatische persoonlijkheden heeft. Een man ook die zowel vertrouwd is met biologie als wiskunde, en dus kan omgaan met ingewikkelde en reusachtig grote gegevensbanken van visvangsten en quota. Hij publiceert geregeld in de wetenschappelijke topvakbladen Nature en Science. Daarin heeft hij onder meer aangetoond dat de recente berichten over de geleidelijke stijging van de wereldvisvangst een gevolg was van fraude met visgegevens uit China. Als die frauduleuze cijfers buiten beschouwing worden gelaten, is de aangevoerde hoeveelheid vis de jongste tijd drastisch gedaald – een gevolg van crashende vispopulaties. Het leverde hem een ruzie op met China en de Food and Agricultural Organisation (FAO), de wereldorganisatie die de viscijfers beheert.

Pauly lanceerde ook het concept ‘ fishing down the food web‘ (het progressief wegvangen van alles in het voedselweb, zie figuur). Dat houdt in dat eerst de grote vissen worden weggevist, en daarna almaar kleinere exemplaren. De gevolgen zijn enorm. Tegenwoordig is de vangst van een tong of een pladijs van acht jaar oud in de Noordzee groot nieuws, terwijl de oudste exemplaren vroeger gemakkelijk 25 jaar werden. Doordat de grote exemplaren steevast worden weggevist, worden vissoorten gemiddeld kleiner en planten ze zich op steeds jongere leeftijd voort. Ze raken dus genetisch geprogrammeerd om klein te blijven, en ze groeien ook trager, wat nefast is voor de visserij. Een soort kan die sterke evolutionaire aanpassingen in tien jaar tijd realiseren, maar de veranderingen zijn moeilijk om te keren. In 1992 crashte de kabeljauwpopulatie voor de kust van Oost-Canada, ooit een van de rijkste visgronden ter wereld. Alle bevissing werd er verboden, maar meer dan vijftien jaar later is er nog altijd geen teken van herstel te bespeuren. Wiskundige modellen wijzen uit dat een kabeljauwpopulatie in veertig jaar tijd in de vernieling kan worden gevist, maar dat het tweeënhalve eeuw kan duren voordat ze zich weer herstelt.

Pauly kreeg voor zijn baanbrekende werk een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Leuven, op voordracht van professor Filip Volckaert. Op het symposium dat de K.U. Leuven te zijner ere organiseerde, bleek hoe consequent Pauly zijn wetenschappelijke standpunten in de praktijk doortrekt: zijn visie op een oplossing was extremer dan die van niet-gouvernementele organisaties zoals Greenpeace en het WWF, die nog altijd geloven in een dialoog met zowel de consument als de visser, en die blijven pleiten voor een vorm van duurzaam vissen met sleepnetten. De vertegenwoordiger van de Belgische vissers in het debat, Emiel Brouckaert van de Rederscentrale, kwam in zijn interventies niet verder dan de stelling dat ‘niet alle duurzaamheidsaspecten van het vissen met sleep- netten al uitgeput zijn’.

‘Er bestaat geen duurzame vismethode met sleepnetten’, foeterde Pauly op het symposium. ‘Het is een totaal niet-selectieve vistechniek die veel afval oplevert. Vis en ander zeeleven dat de vissers niet willen of niet mogen vangen, gooien ze dood weer in zee. Dan kun je evengoed zeggen dat ook vissen met dynamiet duurzaam kan zijn. Sleepnetten woelen de bodem om, zodat hij voor vissen onleefbaar wordt. Het gebruik van sleepnetten impliceert ook dat vissers absoluut niet meer hoeven te weten hoe een vis leeft. Ze halen alles binnen wat in hun netten terechtkomt en ze gooien weg wat ze niet nodig hebben.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat de visserij van de toekomst een kleinschalige visserij is, met lijnen of selectieve netten die worden geplaatst in het leefgebied van de vissoort die men wil vangen. Ik vind het trouwens vreemd dat het een organisatie zoals het WWF is die een wedstrijd uitschrijft voor de beste vernieuwende vistechnieken. Dat zou de visserijsector toch zelf moeten doen.’

GEROMMEL IN DE MARGE

Pauly’s geduld met de sector lijkt op, nadat hij zijn hele carrière lang heeft gevochten om zijn ideeën ingang te doen vinden. Het is een oud zeer: de wetenschappelijke gegevens over de problemen met de visserij zijn duidelijk, maar in de politieke arena wordt een ander spel gespeeld. Er wordt nog altijd kabeljauw gevangen in de Noordzee, hoewel wetenschappers al vijf jaar lang zeggen dat het beter zou zijn ermee op te houden. Want de overgang naar overexploitatie is niet altijd merkbaar. Ervaringen zoals met de rampzalige kabeljauwvangst voor de oostkust van Canada hebben aangetoond dat er een soort van wetenschappelijk alarmsignaal is dat zeven jaar voor de crash afgaat. Maar het duurt minstens tien jaar, en meestal langer, voor zo’n boodschap politiek doordringt. Dan is het te laat om nog in te grijpen.

‘Er is geen noodzaak meer voor een dialoog met de visserijsector’, meent Pauly. ‘We moeten de visserij eenvoudigweg een halt toeroepen, voor het welzijn van iedereen. Fraude met quota en vangsten is nu inherent aan het systeem. Er is geen enkele andere economische sector, behalve de maffia, waaraan diefstal noodzakelijk eigen is. Maar als ik op de autosnelweg te snel rijd, en ik word tegengehouden door de politie, dan ga ik toch ook niet argumenteren? Dan moet ik gewoon betalen. We kunnen dus niet blijven praten over de stopzetting van de visserij, we moeten dat opleggen. We kunnen wel praten over de beste omstandigheden waarin de visserij zou stoppen.’

Pauly is een radicale tegenstander van subsidies voor de visserijsector: ‘Subsidies leiden ertoe dat visserij helemaal niet duurzaam hoeft te zijn, want ze vormen bijna overal integraal de winst voor de sector. Elk jaar wordt er zo’n 34 miljard dollar aan visserijsubsidies uitgekeerd. Als iemand de moed zou hebben de subsidies voor de sector af te schaffen, zou het probleem opgelost zijn. Dan zou de visserij crashen, maar kunnen de vispopulaties zich herstellen. Op lange termijn zou dat trouwens goed zijn voor de visserij, want dan kan ze weer op gezonde populaties gaan vissen – met de juiste technieken. De Wereldhandelsorganisatie lijkt gelukkig stilaan geneigd dat debat aan te gaan.’

Al de rest, van de nieuwe vistechnieken tot de aanleg van beschermde zeegebieden, is volgens Pauly gerommel in de marge: ‘Er zijn veel beschermde zeegebieden, maar de meeste zijn heel klein en vaak mag er nog altijd in beperkte mate worden gevist. Amper 0,1 procent van onze oceanen is volledig beschermd. De internationale Conventie voor Biologische Diversiteit uit 1992 legde streefdoelen vast voor 2010 en 2012 inzake de bescherming van mariene gebieden. Zoals we nu bezig zijn, zullen die worden gehaald in 2045 en 2082. Dan zal het voor heel wat visreserves veel te laat zijn.’

Het laatste woord op het symposium in Leuven was voor de Britse archeoloog James Barrett, die schetste hoe de Vikings vanaf de elfde eeuw de intensieve zeevisserij in Europa introduceerden. Hun handel in gedroogde kabeljauw stimuleerde veel lokale gemeenschappen om zelf te gaan vissen. Van dan af had de visserij een grote invloed op de wereldgeschiedenis. De Nederlanders werden een wereldmacht door hun succesvolle haringvisserij. Maar in de negentiende eeuw doken de eerste signalen van de overbevissing op.

‘Zo’n tien millennia geleden aten de mensen in Europa zeker zeevis’, zei Barrett. ‘Maar tussen 4000 voor Christus en de komst van de Vikings was dat niet het geval. Gedurende een periode van vijfduizend jaar aten we dus blijkbaar geen vis uit zee. Misschien is dat wel een belangrijke boodschap voor de toekomst: dat we niet hoeven te vissen om te overleven. Zo kunnen de vispopulaties herstellen van de enorme invloed die de mens de voorbije eeuwen op hen heeft uitgeoefend. Dan kunnen we later opnieuw beginnen te vissen, duurzaam en op gezonde populaties.’

ALLES WAT ER OVER VIS BEKEND IS, IS TE VINDEN OP www.fishbase.org.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content