Na de Eerste Golfoorlog sprak president Bush senior over een nieuwe start voor het Midden-Oosten, als onderdeel van een verhoopte ‘nieuwe wereldorde’. Dertien jaar en een oorlog later blijkt die start moeilijker dan verwacht.
Copyright Knack/The Economist
Bewerking: Jef Van Baelen
Vlak na de Eerste Golfoorlog dwong de Amerikaanse president George Bush senior een vredesconferentie tussen Israëli’s en Palestijnen af, die later leidde tot de geheime onderhandelingen van Oslo. De Arabische wereld reageerde enthousiast. Het einde van zowel de oorlog tussen Irak en Iran, de Koude Oorlog, als – zo hoopte men – de reeks van Arabisch-Israëlische conflicten, leek in te houden dat ook de Arabieren weldra deel zouden uitmaken van de wereldwijde opmars van de democratie. Maar het draaide anders uit.
Het Midden-Oosten werd in de jaren negentig níét het verhoopte democratische en welvarende paradijs. De pijnpunten bleven Palestina en Irak. De top in Camp David, die volgens president Bill Clinton het Oslo-proces zou bekronen met een definitief vredesplan voor Palestina, liep af met een sisser en de Palestijnse intifada van de jaren tachtig keerde terug, dodelijker dan ooit. In tegenstelling tot wat Bush senior had verwacht, verloor Saddam Hoessein niet de controle over Irak. Integendeel, de VN-sancties versterkten net zijn grip op de macht en troffen vooral het Iraakse volk, dat totaal verpauperde. Saddam werd zelfs weer zo machtig dat hij in 1998 de VN-inspecteurs het land durfde uitzetten. Kortom, de nieuwe start voor het Midden-Oosten kwam er niet. George Bush senior plukte nooit de vruchten van zijn overwinning. Enkele maanden na zijn woestijntriomf werd hij uit het Witte Huis gebonjourd.
De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen. Een nieuwe George Bush heeft een nieuwe oorlog gevoerd tegen Irak – de taak van zijn vader afmaken, heet dat. Er is een nieuw vredesplan voor Palestina. Opnieuw verkondigt Amerika de weldaden van de democratie aan Arabische regimes, die opnieuw veinzen het daarmee eens te zijn. En weer praat men over een nieuw tijdperk voor het Midden-Oosten. Maar de nieuwe dageraad wordt al wat donkerder. Het bevrijde Irak begint immers sterk te lijken op het moeras dat tegenstanders van de invasie vooraf hadden voorspeld. En ook in Palestina wordt er nog steeds volop gemoord. Opnieuw dreigt een Amerikaanse president zijn baan te verliezen vlak nadat hij een militaire overwinning vierde.
Hoewel Bush en de Britse premier Tony Blair, de voornaamste architecten van de oorlog, blijven zeggen dat ze Irak niet zullen ontvluchten, wordt algemeen aangenomen dat achter de schermen een voortijdige aftocht wordt voorbereid. Veel Midden-Oostenkenners vragen zich dan ook niet langer af of de Amerikanen zullen falen, maar wel wat hen er eigenlijk toe dreef zo’n kapitale blunder te begaan. De vraag stellen, is ze beantwoorden: Irak was gewoon de verkeerde oorlog. De echte vraagstukken zijn Al-Qaeda en Pales-tina. Een invloedrijke pleitbezorger van die mening is Richard Clarke, op 11 september 2001 nog verantwoordelijk voor Amerika’s antiterreurcel. Hij beweert ‘een scherpe, bijna fysieke pijn’ te hebben gevoeld toen hij zag dat minister van Defensie, Donald Rumsfeld, en zijn secondant Paul Wolfowitz ‘de nationale tragedie wilden misbruiken om hun Irak-agenda door te drukken’. En dat terwijl Irak niets met de Twin Towers te maken had.
Er zijn vier grote argumenten die staven dat Irak de verkeerde oorlog was. Argument Een: er werden geen massavernietigingswapens gevonden. Volgens een recente poll denkt een grote meerderheid in negen verschillende landen dat Bush en Blair gewoon logen over massavernietigingswapens om hun oorlogsplannen door te drukken en dat ze voor de oorlog ook absoluut zeker waren nooit dergelijke verboden wapens te vinden. Argument Twee is het Iraakse verzet. Als de oorlog deels uitgevochten werd om humanitaire redenen, namelijk om Irak te verlossen van een gruwelijke dictator, waarom blijken dan zoveel Irakezen bereid de wapens op te nemen tegen een bezetter die belooft weg te gaan zodra een democratisch bestuur geïnstalleerd is?
De verkeerde oorlog
Vervolgens geldt Argument Drie: de stilstand in Palestina. Volgens het vooroorlogse promotiepraatje zou de verwijdering van Saddam de Palestijnse kwestie vergemakkelijken. Dat was niet eens zo’n onlogische gedachte, in een Midden-Oosten zonder Saddam kunnen Israëli’s de oostelijke dreiging niet langer gebruiken om aan de Westelijke Jordaanoever vast te houden, en de extreme Palestijnse aanhangers verliezen een steun en mecenas. De weg naar Jeruzalem vertrekt in Bagdad, zei Washington aan twijfelende Arabieren. Maar klopte dat wel? Bagdad viel meer dan een jaar geleden, maar vrede in Palestina lijkt verder weg dan ooit. Argument Vier van de verkeerde-oorlog-theorie is ten slotte de optelsom van de andere drie: de oorlog in Irak heeft de islamitische afschuw van Amerika vergroot, en dus het rekrutenreservoir voor Osama Bin Laden en Al-Qaeda gevoelig uitgebreid.
Tot zover de bewijsvoering contra: Amerika voerde de verkeerde oorlog, om de verkeerde redenen, zonder de verdere toekomst van Irak te bekijken en tegen een achtergrond van een wijdverspreid vooroordeel dat het Israël in alles gelijk geeft. Amerika wordt beschuldigd zowel van hypocrisie – de vertolkte redenen om naar de oorlog te gaan, waren niet de echte motieven – als van naïviteit – de supermacht had moeten inzien dat de poging om het Irak na Saddam in een voorbeeldige Arabische democratie te veranderen, gedoemd was te mislukken.
Het voorgaande lijkt voldoende om Amerika te veroordelen tot de schandpaal, ware het niet dat er ook argumenten zijn voor vrijspraak. Want of ze nu valabel waren of niet, de vraag blijft of de oorlog in Irak gestart werd op grond van valse motieven? Het lijkt van niet. Er is werkelijk geen enkel bewijs dat de oorlogsarchitecten op voorhand wisten dat Irak géén massavernietigingswapens had. David Kay, de voormalige VN-inspecteur die na de oorlog naar Iraks massavernietigingswapens zocht, verwachtte die wapens écht te vinden en stond ronduit perplex toen hij met lege handen huiswaarts moest keren. ‘We hebben ons allemaal vergist’, bekende hij aan het Amerikaanse Congres. Ook Hans Blix, de wapeninspecteur die destijds tevergeefs pleitte voor meer tijd, beschuldigt Bush en Blair enkel van ‘een gebrek aan kritisch denken’, niet van kwade wil.
Speelden er nog andere motieven mee dan massavernietigingswapens? Wellicht wel. Bush en Blair hebben er in de aanloop naar de oorlog ook verschillende genoemd: de bekrachtiging van VN-resoluties, de beveiliging van de olievoorraad, de bevrijding van Irakezen van een dictator, het uitdragen van de democratie en de stopzetting van het terrorisme. Oorlogscritici beschouwen dit als een bewijs dat Bush en Blair ieder excuus aangrepen om een oorlog goed te praten. Maar er is ook een andere verklaring, namelijk dat de regering-Bush na 11 september zijn fundamentele belangen in het Midden-Oosten helemaal herbekeek.
Wat waren traditioneel Amerika’s belangen? Op de eerste plaats ongetwijfeld de toegang tot energie. Als er geen olie in de grond had gezeten, was George Bush senior Koeweit in ’91 ook niet komen bevrijden. Het is geen alleenstaand geval. Van de Sovjets, over ayatollah Khomeiny, tot Al-Qaeda nu, Amerika probeert al tientallen jaren de olievoorraad in de regio te beschermen tegen vijandige invloeden. Nu was dat niet anders. Een tweede langlopend Amerikaans belang in het Midden-Oosten heet Israël. Tijdens de eerste decennia van het Israëlisch-Palestijnse conflict waren de banden tussen Amerika en Israël niet bepaald hecht. Dat veranderde in de Koude Oorlog toen Amerika inzag dat een bevriende democratie in het Midden-Oosten wel eens een waardevolle bondgenoot kon zijn. Vooral president Ronald Reagan propageerde meermaals deze visie. Maar ook diens voorganger Jimmy Carter, die Reagans ideeën hoegenaamd niet deelde, zag de logica in van een sterk Israël.
De aanval op het World Trade Centre gaf Amerika echter een nieuwe prioriteit in het Midden-Oosten: de strijd tegen het terrorisme. De meeste kapers waren afkomstig uit Saudi-Arabië, al jaren een trouwe Amerikaanse vazal. Als de val van de Twin Towers iets bewees, dan was het wel dat de Arabische bondgenoten geen veiligheidspolis waren voor Amerika. Amerika zou zelf voor zijn veiligheid moeten zorgen, dat was voortaan duidelijk. Zo kreeg het plots ook weer oog voor de bescherming van zijn eigen grondgebied. De angst dat rogue states zoals Irak, Iran of Noord-Korea massavernietigingswapens konden gebruiken of ze doorgeven aan terroristen, leefde weer op.
Westerse waarden
De WTC-aanval overkwam een jonge en beïnvloedbare regering, die daarvoor al geboeid luisterde naar een groep journalisten, intellectuelen en beleids-makers, nu bekend als de neo-conservatieven. Deze heterogene groep denkers is sterk geïnteresseerd in het Midden-Oosten – omdat velen onder hen joden zijn, zeggen hun tegenstanders. De huidige Arabische regimes te vriend houden, maakt Amerika niet veiliger, menen de neo-cons. Integendeel, aangezien de meerderheid van deze regimes corrupte dictaturen zijn – onder meer de Palestijnse Autoriteit van Yasser Arafat – heeft Amerika’s steun een kweekvijver voor anti-Amerikaans terrorisme gecreëerd. Op lange termijn is de enige oplossing een democratische Arabische wereld die de Amerikaanse waarden aanvaardt. Om die te verkrijgen, mag er eventueel zelfs geweld worden gebruikt. De neo-cons geloven immers dat Amerika af en toe zijn overweldigende militaire kracht moet ontplooien, zelfs tegen de wil van de VN in.
Toevallig liep de analyse van de neo-cons mooi parallel met de aspiraties van de ‘realisten’ in de regering-Bush. Deze realisten wilden de dreiging van Saddams massavernietigingswapens verwijderen en, in de woorden van Yale-historicus John Lewis Gaddis, ‘elke tiran die er nog maar aan dacht om terroristen te huisvesten, het in zijn broek laten doen’. En als Irak zou ontwikkelen tot een seculaire democratie die andere Arabieren willen overnemen, des te beter, aldus de realisten.
Maar nu, één jaar na de oorlog, worden de neo-conservatieven zelf ongerust. In hun visie op de Arabische wereld gingen de Irakezen het Amerikaanse leger begroeten met bloemen, niet met een guerrillaoorlog. Misschien is het Midden-Oosten dan toch niet klaar om het geschenk van de westerse waarden te ontvangen, zeker niet wanneer het geleverd wordt per bajonet. Misschien is het met de Irak-invasie zoals met het communisme: een briljant idee dat volgens zijn uitvinders gewerkt zou hebben ‘als het goed uitgevoerd was’. Daar hebben de neo-cons alvast een punt. Amerika’s aanpak van de oorlog is onmiskenbaar klunzig geweest. De oorlog zelf verliep vlot genoeg, maar zowel de voorbereiding als de uitloop ervan waren een drama, met als pijnlijke uitschieter de schandelijke saga in Abu Ghraib. Amerika heeft hierdoor uiteindelijk niet zijn vijanden bang gemaakt, maar zichzelf.
Belofte maakt schuld
Zelfs een briljante planning had het niet mogelijk gemaakt om in Saddams Irak op korte tijd een democratisch paradijs te bouwen, dat staat vast. Bewijzen alle moeilijkheden nu wel dat de oorlog effectief ‘mislukt’ is? In maart toonden opiniepolls dat de Irakezen zelf gematigd optimistisch waren over hun toekomst. April werd minder rooskleurig, met opstanden van de soennieten in Faluja en de sjiieten in het zuiden. In Faluja kalmeerde de toestand toen vroegere Saddam-officiers in de veiligheidsmacht werden opgenomen. Misschien kan men voor Moqtada Al-Sadr, de jonge geestelijke aan het hoofd van een gewelddadige sjiietenopstand, een gelijkaardige oplossing zoeken. Want niet alle geweld is een eenduidige rebellie tegen de Amerikanen of het werk van woedende jihadis. Deels gaat het ook al om een positionering voor de machtsstrijd die zal beginnen wanneer de Amerikanen vertrekken. Rebelleren tegen Amerika is voor een ambitieuze Iraakse politicus immers een middel om aan geloofwaardigheid te winnen. Laten we niet vergeten dat Irak had kunnen verzanden in de gevreesde burgeroorlog tussen soennieten en sjiieten of tussen Arabieren en Koerden. Maar van zulke twisten ontbreekt voorlopig ieder spoor.
En wat als, over een jaar of twee, blijkt dat de Irakezen het beter stellen dan onder Saddam Hoessein? Kan dit dan nog steeds de verkeerde oorlog genoemd worden? Veel hangt af van hoe de geschiedenis de collateral damage zal evalueren: niet enkel op basis van geld of mensenlevens, maar ook van de schade die is toegebracht aan de strategische relaties tussen Amerika en zijn bondgenoten en, ruimer nog, tussen de westerse en de Arabische wereld.
Alles is nog niet verloren. De krachtigste manier waarop het Amerika van president Bush haar imago voor de moslim kan herstellen, is door te werken aan de belofte van een onafhankelijk Palestina. Eén jaar na de oorlog is er in de door Bush georganiseerde vredestop tussen de Israëlische premier Ariel Sharon en de toenmalige Palestijnse premier Mahmoud Abbas echter nog geen enkele vooruitgang geboekt. Dat is vreselijk voor de beeldvorming in de Arabische wereld. Net zoals veel Amerikanen geen onderscheid zien tussen het terrorisme van Al-Qaeda en de Palestijnse intifada, zien veel Arabieren geen verschil tussen Israëls bezetting van de Westoever en Amerika’s bezetting van Irak.
De wereld wil dat de Verenigde Staten Israël aansporen tot onderhandelingen en vrede. Waarom doen ze dat dan niet? Een klassiek antwoord houdt een verwijzing in naar de joodse lobby, zeker in een verkiezingsjaar. Een ander argument is de groeiende affiniteit tussen de twee landen. Beide hebben terreur op eigen bodem gezien, beide krijgen bakken kritiek op hoe ze daarop reageren. Maar er zit meer achter. Bush erfde Clintons gefaalde top van Camp David. De voornaamste reden van dat falen, lag in het gebrek aan gezag bij de Palestijnse Autoriteit. Als de Palestijnen niet kunnen beloven om een staakt-het-vuren te handhaven en hun extremisten te ontwapenen, zijn onderhandelingen eigenlijk onmogelijk.
Toch kan Amerika meer doen voor Palestina. Na Irak moet het dat zelfs. Opvallend is dat veel mensen die geloven dat de VS onmachtig zijn in Irak, ook geloven dat Amerika omnipotent is over Palestina, over een conflict dat gedurende een eeuw alle wereldmachten met verstomming sloeg. Waarschijnlijk ligt de waarheid tussenin: Amerika kan de geschiedenis van het Midden-Oosten mee kneden, maar het kan niet zomaar doen wat het wil.
Copyright Knack/The Economist. Bewerking: Jef Van Baelen
Vraag blijft hoe de geschiedenis de ‘collateral damage’ zal evalueren.
De weg naar Jeruzalem vertrekt in Bagdad.
Achter de schermen zou een vroegtijdige aftocht worden voorbereid.
De Arabische bondgenoten boden Amerika geen veiligheidspolis.