Jeroen Brouwers gaat zich in zijn fragmentarische memoires opnieuw te buiten aan geschimp tegen het Manteau-dom. Deze keer moet Ward Ruyslinck het danig ontgelden.

Jeroen Brouwers, ‘Memoires II. Het overmoedige leven van de miskende schrijver Ward Ruyslinck’, in: De Brakke Hond 79, blz. 5-28.

Wat doe je als polemicus wanneer het vat van je toorn leeg is? Opnieuw beginnen bij gebrek aan beter? Dat gevoel van een déjà vu overkomt je bij het lezen van de fragmentarische memoires van Jeroen Brouwers in de laatste nummers van het literaire tijdschrift De Brakke Hond.

In het lentenummer was de meester van de polemiek nog vrij goed op dreef. Hij keerde toen terug naar het begin van zijn jaren als redacteur bij uitgeverij Manteau. De kilte van het bedrijf wordt er door Brouwers op ijzingwekkende manier geëvoceerd. Maar in het tweede deel van zijn memoires in het zomernummer van De Brakke Hond valt er weinig te beleven. Brouwers loopt kringetjes en blijft maar herhalen wat voor een cretin Ward Ruyslinck wel was en hoe hij samen met zijn toenmalige minnares Monika Lo Cascio zijn vrouw schaamteloos de dood heeft ingedreven.

Tien jaar geleden schreef Ruyslinck zich de actualiteit in (en vooral de vrouwenbladen) door samen met Lo Cascio een brievenboek te publiceren waarin ze hun overspelige liefde voor elkaar niet onder stoelen of banken staken. De speeltuin zorgde toen eventjes voor opschudding. Het was nog niet zo lang geleden dat Ruyslincks echtgenote zelfmoord had gepleegd. Brouwers rakelt de hele historie van Ruyslincks mislukte huwelijk weer op om het onnozele gehalte van diens liefdescorrespondentie te kastijden en om terug te keren naar een aanklacht die hij al met zoveel meer verve in Vlaamse Leeuwen heeft neergezet. Brouwers beweerde immers in dit staaltje onvolprezen polemiek dat hij als redacteur bij uitgeverij Manteau diverse onmogelijk uit te geven Vlaamse manuscripten had aangepast en verbeterd. Het blijkt nu dat dit ook voor Ruyslinck gold. Of beter gezegd: dat Theo Oegema van der Wal, die redacteur was bij Manteau voor Brouwers, de boeken van Ruyslinck persklaar had proberen te maken maar er uiteindelijk de brui aan gaf: ‘En wat Oegema betreft, die na Het reservaat geen zin meer had in Ruyslinckproza, Oegema vond Het reservaat ‘een volslagen mislukking’ en achtte het werk ‘in deze vorm ongeschikt’.’

Het reservaat mag dan achteraf bekeken geen meesterwerk zijn, het is toch zeker geen mislukking, zoals Van der Wal toen poneerde. Wie trouwens naar de correcties van de redacteur op het oorspronkelijke typoscript van Ruyslinck kijkt, zoals die hier bij het artikel van Brouwers staan afgedrukt, die merkt dat het vooral om het vernederlandsen gaat van typisch Vlaamse woorden en wendingen. Zo essentieel blijken die correcties nu ook weer niet. Dus waar heeft Brouwers het eigenlijk over? Schiet hij niet met een kanon op een mug? Zoveel misbaar verdient een betere zaak. Of om het met Brouwers zelf te zeggen: ‘Wat Ruyst daar door het struikgewas? Niets.’

Enfin, Brouwers belooft in het derde deel van zijn memoires de affaire tot op het bot uit te spitten. Voorlopig rent Brouwers de eigen staart achterna. Of komt hij toch nog met een lijk uit de kast aanzetten, zoals hij wil laten uitschijnen?

F. H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise