
Wat moet er met de Belgische kust gebeuren?
Tegen 2100 zou de zeespiegel weleens met een meter kunnen stijgen. Hoe moeten we ons daarop voorbereiden? Laat de Westkust onderstromen om de rest te beschermen, stelde de Vlaamse bouwmeester onlangs voor. Bouw eilanden voor de kust, menen anderen. Het blijkt makkelijker gezegd dan gedaan.
Natúúrlijk zorgde de Vlaamse bouwmeester voor deining toen hij onlangs voorstelde om de Belgische kust tussen Oostende en De Panne terug te geven aan de Noordzee – een appartement met uitzicht op zee is nog iets anders dan een appartement in zee. Maar we zullen íéts moeten verzinnen tegen het wassende water.
Nieuw is de drukte erover niet. Al in 1978 bracht het magazine Trends een verhaal over de toenemende interesse voor de winning van zand in de Noordzee. Het beschreef ook hoe de drie belangrijkste baggeraars in België – Dredging International, Baggerwerken Decloedt en Ondernemingen Jan De Nul – een tijdelijke vereniging oprichtten om de concessies voor zandwinning in de wacht te kunnen slepen. Met succes. Vandaag zijn De Nul en Dredging (tegenwoordig onder de naam Deme) nog altijd actief in de kuststreek. Baggeren is een lucratieve zaak, onder meer omdat het niet kan worden gestopt. De vaargeulen blijven dichtslibben, stranden blijven wegspoelen of wegwaaien, en de vraag naar zand blijft stijgen. Baggeren hoort ondertussen meer bij de Noordzee dan dolfijnen of haaien.
Nochtans waarschuwen wetenschappers al lang dat technische oplossingen geen duurzame beveiliging van onze kustlijn garanderen. Zij menen dat natuurlijke stranden de beste – en meest kostenefficiënte – verdediging zijn. Geologe Cecile Baeteman van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen schreef twintig jaar geleden al dat de grens tussen land en zee voortdurend in beweging is, een landschap ‘gesculpteerd door een variëteit aan natuurkrachten’. Elke korrel zand wordt voortdurend verplaatst. Het actieve strand is veel groter dan je als strandbezoekers zou denken: het loopt in de zee door tot op een diepte van 15 meter. Golven kunnen in sommige omstandigheden constructief zijn en een strand opbouwen, maar in andere omstandigheden breken ze een strand af. De stranddynamiek speelt een rol in het breken van de kracht van de golven, waardoor de effecten van een storm op het land kleiner worden.
Baeteman wees er toen al op dat de invloed van zeedijken op het strand nefast kunnen zijn. ‘Wat beschouwd wordt als bescherming of als verdediging om erosie te stoppen, leidt op lange termijn tot de volledige vernietiging van droog strand en voorduin.’ Het strand dreigt te verdwijnen, zeker aan onze kust waar maximaal is ingezet op stabilisatie door dijken. Die geven ons bovendien een vals gevoel van veiligheid, want als de zee zich eens écht roert, is geen enkele dijk sterk genoeg. Het idee van ‘zandsuppletie’ – een strand artificieel voeden met zand dat door de mens wordt aangevoerd – was midden jaren negentig al aan de orde. Maar ‘het grote nadeel van zandsuppletie is dat het steeds opnieuw en opnieuw moet worden uitgevoerd, waarbij enorme volumes zand ergens ontgonnen moeten worden. Een artificieel opgehoogd strand verdwijnt namelijk veel sneller dan zijn voorganger.’
Baeteman haalde het voorbeeld aan van De Haan, waar het droge strand in 1990 door voorjaarsstormen helemaal verdwenen was. Er werd een noodplan voor zandsuppletie gemaakt, maar het was een maat voor niets: amper enkele weken na de toevoer bleef er bijna niets van het zand over.
Kusttram verleggen
Vandaag heeft Baeteman niet aan slagvaardigheid ingeboet. ‘De kusttram zou beter een stuk landinwaarts gelegd worden, net als de grote wegen die vlak achter het strand lopen, want ze zullen blijven onderstuiven door zand dat wegwaait van het strand’, zegt ze. ‘Het zou mooi zijn om die strook helemaal ter beschikking te stellen van fietsers en wandelaars. Veel mensen denken dat ik zweef als ik dit zeg, maar met wat goede wil valt dit project te realiseren. Het idee is minder fictie dan veel andere plannen voor de beveiliging van onze kust.’
Wat de zee wil, kan moeilijk vermeden worden. Tweeduizend jaar geleden lag onze kustlijn drie à vier kilometer verder in wat nu volle zee is. Sindsdien trok ze geleidelijk landinwaarts. Tegelijk stijgt ook de zeespiegel. In tachtig jaar tijd is het zeeniveau in Oostende 20 centimeter gestegen, en er wordt voorspeld dat er tegen 2100 in het beste geval nog eens 20 centimeter zal bijkomen, in het slechtste geval een meter.
Om dat te counteren, moet er veel zand in zee gegooid worden. Niet op de stranden, want dan spoelt het bij de eerste storm weer weg, wel op wat de ‘vooroever’ heet: het hellend stuk van de zeebodem vóór het echte strand, van waaruit het zand zich op een natuurlijker wijze kan verspreiden. Maar dat inzicht is nog niet op alle niveaus doorgedrongen. ‘Vooral de kustburgemeesters werken dikwijls met kortzichtige initiatieven die haaks staan op het overheidsbeleid’, zegt Baeteman. ‘De burgemeester van Nieuwpoort gaf een bedrijf een vergunning om strandcabines vast te zetten met duinzand, maar op die manier takel je niet alleen de laatste duinen af, al dat zand waait ook gegarandeerd de IJzer in, die vervolgens moet worden uitgebaggerd. Dat is wel dubbele winst voor ondernemers.’
Zelfs over welk soort zand er het best op een strand gespoten wordt, wordt hevig gedebatteerd. Het zand dat daarvoor gebruikt wordt, is doorgaans grover van korrel dan wat er vroeger lag. Het stuift minder makkelijk, maar het is ook minder aangenaam voor strandbezoekers. ‘Onze kust heeft heerlijk fijn zand, van het fijnste in de wereld, heel aangenaam om op te wandelen, maar tegenwoordig spuit men er vooral schelpenzand van de Kwintebank op’, legt Baeteman uit. ‘Ze zouden dat beter op de vooroever spuiten om het strand te beschermen. En in dat geval zou er niets mis zijn met fijn zand op het strand. Maar zo redeneren ingenieurs niet.’
Voor het plan van de Vlaamse bouwmeester, die onder meer voorstelde om de westkust (alles tussen De Panne en Oostende) weer aan de natuur te geven en op die manier de oostkust (alles tussen Oostende en Knokke) te beschermen, heeft Baeteman geen goed woord over: ‘Men houdt in die denkoefening op geen enkele manier rekening met de natuurlijke processen van de zee. Het is te gek voor woorden. Er zijn in België niet veel mensen die iets over de kust weten. De baggeraars, die weten veel. Maar zij hebben uiteraard belang bij de huidige situatie, want ze willen hun orderboekjes gevuld houden.’
Huizenhoog probleem
Bioloog Jan Seys van het Vlaams Instituut voor de Zee vindt de plannen van de bouwmeester interessant. Overal wordt bekeken hoe we de kustlijnen kunnen herdenken. Maar voor ons land is het toch vooral een filosofische discussie: ‘Onze kust is een speciaal geval, omdat ze zo strak in beton gegoten is. Het vele vastgoed spoort niet met de dynamiek van een kustlandschap. Het resultaat is een Atlantic Wall van appartementen, letterlijk een huizenhoog probleem. De kustlijn verder naar het binnenland verplaatsen, is niet realistisch. We moeten durven toe te geven dat we vastzitten.’
Seys wijst erop dat er wereldwijd aan wordt gedacht om een deel van de kustlijnen los te laten, zodat bijvoorbeeld bij watersnood zeewater het land in kan stromen. Bij ons kan dat dus niet. De Afdeling Kust van de Vlaamse overheid, waaraan Knack vruchteloos een interview vroeg, zet in op een termijn van vijf jaar om onze stranden in vorm te houden. Dat betekent dat er om de vijf jaar zand moet worden toegevoegd – goed voor de baggeraars. Opvallend: de term ‘superstorm’ werd in de besluitvorming opgenomen, verwijzend naar een zware storm met een statistische frequentie van eens om de 1000 jaar. Die zou onze kust zodanig teisteren dat we er het best nu maatregelen tegen nemen.
‘Ik vind niet dat we ons ertoe moeten laten verleiden om allerhande constructies op zee te bouwen’, zegt Seys. ‘De onderhoudskosten daarvan zouden hoog oplopen. In het Masterplan Kustbeveiliging was 300 miljoen euro uitgetrokken om onze 65 kilometer lange kustlijn tegen 2015 bestendig te maken tegen zo’n superstorm, maar de kostprijs is zó hoog dat het project nog lang niet klaar is. Wat zal het dan worden als we, zoals sommigen willen, eilanden op zee gaan ontwikkelen? Er zijn plannen voor vijf eilanden met een gezamenlijke omtrek van nog eens 65 kilometer. De kans is reëel dat er appartementen op worden gebouwd om alles betaalbaar te houden, of dat er andere functies aan worden gekoppeld. De eilanden zullen ook beschermd en onderhouden moeten worden. Ik vind niet dat we onze hakken in het zand moeten zetten tegen veranderingen, maar we moeten er wel voor zorgen dat er uiteindelijk vooruitgang wordt geboekt.’
De eilanden waar Seys naar verwijst, komen uit het project Vlaamse Baaien 2100: een geesteskind van onder meer de baggerbedrijven Deme en Jan De Nul, die al aan hun orderboekjes voor de verre toekomst denken. In het persbericht waarin het project voorgesteld wordt, noemen de ontwikkelaars het geheel ironisch genoeg een ‘evenwichtsoefening’, omdat ‘de belangen en gevoeligheden van zowel kustbewoners als kustbezoekers vaak in de richting van een stagnatie wijzen, een behoud van wat er nu is’. De ontwikkelaars houden ook rekening met de kosten. Zo kan het vrijgekomen zand van vaargeulverdiepingen ‘oordeelkundig gebruikt worden voor kustverdediging, in plaats van dit in zee te bergen op verafgelegen stortplaatsen’.
Waar halen we het zand?
Een breekpunt is dat niemand momenteel weet hoeveel zand er voor al die projecten nodig is. Noch hoeveel zand er in het Belgische deel van de Noordzee beschikbaar is – het grootste deel van onze zeebodem bestaat uit compacte klei. Het federale wetenschapsbeleid stelde een multidisciplinair team samen om dat te onderzoeken, verenigd in het project Tiles. ‘We weten dat er in ons deel van de Noordzee geen grote homogene zandreserves zitten’, zegt geologe Vera Van Lancker van Tiles en van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee. ‘In Nederland hebben ze die wel. Daar zullen ze niet met tekorten te kampen krijgen en kunnen ze grootschalige projecten opstarten.’
In ons land worden de zandbanken afgegraven, en volgens de huidige wetgeving mag dat niet dieper dan 5 meter. Dat graafwerk zou geen impact hebben op de veiligheid van de kust, hoewel zandbanken zich waarschijnlijk niet herstellen van het graven omdat er elders geen zand meer is om gaten te dempen. Het meeste zand is tot dusver in de kustzone gewonnen, maar dat is niet altijd gunstig want het zand is er te fijn om echt goed te zijn voor verstevigingswerken. Het nuttiger grove zand zit verpakt in compacte plekken die ook niet dieper dan 5 meter mogen worden uitgegraven. Grof zand bevindt zich meestal meer dan 30 kilometer uit de kust.
‘We zullen voor de toekomst aan andere opties dan de zandbanken moeten denken’, meent Van Lancker. ‘Dat ligt gevoelig. Momenteel is het niet mogelijk om naar zand te graven in geulen in de zeebodem, omdat de vissers ertegen zijn – in die geulen zit de meeste vis. We zouden kunnen overwegen om, zoals de Nederlanders doen, grote putten te graven in de zandbodem, want er zijn aanwijzingen dat ze leven aantrekken. Het is in elk geval zeker dat de vraag naar zand sterk zal toenemen als men aan die grote projecten wil beginnen.’
In 2014 is er 3 miljoen kubieke meter zand uit het Belgische deel van de Noordzee gehaald. Het zand voedde de bouwindustrie en de kustwerken, zoals de aanleg van windmolenparken op zee. ‘We verwachten dat er de volgende tien jaar 35 miljoen kubieke meter zand extra nodig zal zijn voor de kustveiligheidsplannen’, zegt Van Lancker. ‘Dat komt dus boven op wat we al nodig hebben. De vraag is of we ons dat kunnen veroorloven. In Nederland zand kopen is een optie, maar dat zal projecten economisch minder rendabel maken. Ons onderzoek naar de beschikbare hoeveelheid zand in ons deel van de Noordzee zal cruciaal zijn voor de plannen. We hopen de eerste inzichten deze zomer te kunnen presenteren.’
DOOR DIRK DRAULANS
‘Als de zee zich eens écht roert, is geen enkele dijk sterk genoeg.’
‘De kustlijn naar het binnenland verplaatsen, is niet realistisch. We moeten durven toe te geven dat we vastzitten.’