Een kwarteeuw geleden barstte de Roemeense revolutie los en werd dictator Nicolae Ceausescu geëxecuteerd. In Vlaanderen kwam een golf van solidariteit opzetten. Trucks met hulpgoederen vertrokken naar Oost-Europa, heelder dorpen werden geadopteerd. Wat is er 25 jaar later te zien van al die Vlaamse hulp? ‘Het leven zou nu wel snel beter worden, dachten we. Maar het regime is nog even corrupt als toen.’
‘De omverwerping van het communisme duurde in Polen tien jaar, in Hongarije tien maanden, in de DDR tien dagen, en in Roemenië tien uur’, schreef de Britse historicus Timothy Garton Ash. De Roemeense revolutie, tijdens de kerstperiode van 1989, is de enige in het voormalige Oostblok die gewelddadig verliep; er vielen 1116 doden. Op kerstdag werden toen dictator Nicolae Ceausescu en zijn echtgenote Elena na een schijnproces geëxecuteerd. Een ‘volksfront’ nam de macht over, gevolgd door president en ex-communist Ion Iliescu. Al snel rezen er twijfels. Een massagraf vol ‘slachtoffers van de dictatuur’ in Timisoara bleek nep. Veel Roemenen gaan ervan uit dat er niet minder dan een staatsgreep werd gepleegd door ex-communisten die vreesden dat hun macht samen met Ceausescu zou verdwijnen. De revolutie werd gestolen van het volk.
De beelden stroomden onze huiskamers binnen: de opstand in Roemenië werd zogoed als live verslagen. Honderden journalisten reisden ernaartoe – VTM-journalist Danny Huwé overleefde het niet: hij werd in Boekarest doodgeschoten. Hartverscheurende beelden van uitgemergelde kinderen in weeshuizen gingen de wereld rond. Niemand kon er onverschillig bij blijven, zeker niet in volle kersttijd. In Vlaanderen kwam een solidariteitsactie op gang. De snelheid waarmee dat gebeurde, was opvallend. Enkele maanden eerder was er – noem het een speling van het lot – een soort voorschot gegeven. Honderden Belgische steden en gemeenten hadden Roemeense dorpen ‘geadopteerd’ nadat Ceausescu had verordend dat 8000 dorpen vernietigd moesten worden om plaats te maken voor agro-industriële complexen; bewoners moesten zelfs hun eigen huizen afbreken. De Vlaams-Roemeense contacten bestonden dus al. Het maakte de kersthulp een stuk persoonlijker.
Paard en kar
Een van de eerste Vlamingen die een kwarteeuw geleden in Roemenië aankwamen, was Marc Verhaert, nu 63. Hij heeft net een boek uit met Belgische verhalen uit de tijd van de revolutie. Hij kent het land door en door, vond er zijn grote liefde Ena tijdens een vakantie aan de Zwarte Zee. ‘Mijn vrouw zegt weleens dat ik meer Roemeen ben geworden dan zij.’ In de jaren zeventig had hij omgerekend 5000 euro betaald aan de Roemeense overheid om met zijn vrouw te mogen trouwen en ze mee te nemen naar België. ‘Ze vroegen eerst 10.000 euro. Dat was toen heel gebruikelijk.’ Ceausescu verkocht tijdens zijn regime tienduizenden etnische Duitsers aan Duitsland en tienduizenden Joodse Roemenen aan Israël.
Verhaert is voor de zoveelste keer op bezoek in Roemenië. Ditmaal in Iasi, de derde grootste stad, voor een congres van Actie Dorpen Roemenië (ADR). ‘Omdat ik het land goed kende en Roemeens sprak, werd mij in ’89 gevraagd of ik zo snel mogelijk kon vertrekken om er de eerste hulpkonvooien op te vangen. Op 1 januari 1989 waren we in Brasov. De sfeer was helemaal anders dan bij mijn vorige bezoeken: je voelde de euforie. Onder de dictatuur mochten Roemenen niet eens met buitenlanders praten. De levensomstandigheden waren er erbarmelijk. Veel producten die wij vanzelfsprekend vinden, konden de Roemenen niet kopen: koffie, chocolade, sinaasappelen…’
We rijden samen Hodora binnen, een van die dorpen die Ceausescu met de grond wilde gelijkmaken, op vijftig kilometer van de grens met Moldavië. Een landschap als Haspengouw, met boomgaarden vol kersenbomen en eindeloze kolenvelden. Zo’n 2000 inwoners. Eén min of meer geasfalteerde weg. Lemen huisjes. Op straat zie je af en toe een auto, vooral goedkope Dacia’s, maar vooral paard en kar. De tijd lijkt er voorbij te kruipen. Hodora werd kort voor de revolutie geadopteerd door de Kempense gemeente Nijlen, en dat werkt nog altijd door. Nijlen stuurt nog elk jaar hulpgoederen en leerlingen van de Technische School Mechelen, die er enkele weken komen klussen.
We lopen even langs bij burgemeester Vasile Baeanu voor een beleefdheidsbezoek. Hij is blij met de hulp uit Nijlen, zegt hij stellig, maar ‘er moet hier de komende jaren nog veel veranderen’. Trots toont hij het nieuwe toeristische kantoor dat vlak bij zijn gemeentehuis gebouwd is met Europees geld. Het ziet er behoorlijk luxueus uit. Je zou denken dat deze streek andere behoeften heeft, maar… de vorige burgemeester exploiteert er de enige B&B in de wijde omgeving. Alleen: welke toerist zal dit dorp ooit bezoeken, en om wat te zien? De burgemeester kijkt een beetje verontwaardigd en vraagt aan een van zijn medewerkers om de nieuwe toeristische brochure te gaan halen. ‘We hebben wel zeven bezienswaardigheden in deze regio’, zegt hij zelfverzekerd. De brochure blijkt een blaadje te zijn met impressies van onder meer een brug over een beekje en een kerk zoals er tienduizenden zijn in het diepgelovige land van de Karpaten.
Ver onder de armoedegrens
‘Ik vraag me vaak af hoeveel vooruitgang wij echt gemaakt hebben sinds ’89, en wat er gebeurd zou zijn zonder de hulp uit Nijlen’, zegt Mihaela Nistor (43) enkele uren later, op de terugweg naar Iasi. Nistor is sinds vijf jaar directrice van het plaatselijke gymnasium, dat gefinancierd wordt door Nijlen. ‘Ik heb mijn jeugd doorgebracht in Hodora’, vertelt ze. ‘Het leven was er miserabel. Mijn ouders moesten elke ochtend lang aanschuiven om wat eten te kunnen kopen. Elke dag tussen 6 en 8 uur viel de stroom uit. In mijn klas zat een meisje dat informatie doorspeelde aan de Securitate, de veiligheidsdienst. Toen Ceausescu ter dood veroordeeld werd, hebben we geféést. Het leven zou nu wel snel beter worden, dachten we. Maar het regime is nog even corrupt als toen.’
Op 5 juni 1989 had de Nijlense gemeenteraad het Roemeense dorp geadopteerd. Kort na de revolutie arriveerde de eerste vrachtwagen met hulpgoederen. In de beginjaren ging het vooral om voedsel en kleren, maar al vrij snel kwam er ook meer structurele hulp, zoals een afgeschreven tandartsenstoel en een brandweerwagen. Maar de kleren zijn nog altijd meer dan welkom, zegt Nistor: er wonen honderden armen in het dorp. Voor hen hielpen de Kempenaren enkele jaren geleden een dagcentrum te bouwen waar de kinderen van de armste families voor en na school opgevangen worden. Ze krijgen er eten, kleren, speelgoed, en een beetje les. Wanneer Carbuna Vasilica, de directrice van het centrum, vertelt over de verwaarloosde kinderen die ze uit geldgebrek moet weigeren, schiet haar gemoed vol. ‘In Cotnari, waartoe Hodora behoort, wonen 7000 mensen. Minsten 2000 van hen leven vér onder de armoedegrens.’
Ze leidt ons rond. ‘Alles wat hier staat, komt uit Nijlen: de bedjes, de stoelen, de tafel, de boekentassen voor de kinderen, de computers en de televisie. En de Mechelse leerlingen hebben tegels gelegd en het sanitair geïnstalleerd.’ De Kempenaren schonken het centrum ook een minibus om de kinderen thuis op te halen. ‘Veel ouders zijn aan de drank, anderen hebben zo veel kinderen dat ze erg hard moeten werken om rond te komen, waardoor ze geen tijd hebben om goed voor hun kinderen te zorgen. Het personeel en ik leggen onze ziel in dit centrum, Nijlen helpt op materieel vlak. Alleen trekken we het niet.’
Betaald met strijkijzers
Een eind verderop staat de school van Hodora, na het bureau voor toerisme het modernste gebouw van de streek. ‘De school van de vriendschap – Nijlen voor Hodora’ staat op een groot bord te lezen. ‘Ze ziet er zo goed uit dat veel mensen denken dat het een dure privéschool is’, lacht de directrice.
Buna dimineata (goedemorgen) roepen de leerlingen, terwijl ze uit hun schoolbanken schieten. Ze lijken goed voorbereid op onze komst. De meisjes dragen een blauwe voorschoot, afgezoomd met een beetje kant. De meeste jongens zitten strak in het pak, sommigen zelfs driedelig. Het geeft een ongemakkelijk gevoel. Maar het moet gezegd, de school ziet er erg fraai uit en kan de vergelijking met Vlaamse scholen doorstaan. Ook hier komt alles wat niet helemaal vastzit uit Nijlen. ‘Het is de mooiste school van de streek’, zegt Mihaela Nistor. ‘In 2001 kregen we dankzij Nijlen zelfs een sanitair complex met toiletten en wasbakken. De andere dorpen zijn jaloers op de hulp die we krijgen.’ Ook hier kwamen de Mechelse leerlingen vloeren, liefst 520 vierkante meter. Volgende zomer zullen ze het vervallen treinstationnetje van voor de Eerste Wereldoorlog renoveren. Dat wordt een taaie klus: afbreken en heropbouwen lijkt zinniger.
De school heeft zeven klassen met ongeveer 350 (!) leerlingen die er les volgen tot hun veertiende. ‘Gefinancierd door Nijlen, maar de mensen uit Hodora hebben ze steen voor steen zelf gebouwd’, zegt Mieke Verelst, die in Nijlen het Roemeniëcomité leidt. ‘Ze werden in natura betaald voor hun werk, bijvoorbeeld met een strijkijzer. Op die manier werd de school iets van het hele dorp, en voelen de dorpelingen er zich verantwoordelijk voor.’
De leraars verdienen zo’n 250 euro netto per maand, de directrice 400 euro. ‘Ik ben dan wel bij de betere verdieners, maar sparen zit er niet in’, zegt ze. ‘Sommige dingen zijn hier goedkoper dan in België, zoals transport, maar toen ik enkele jaren geleden op bezoek was in België kocht ik er een jas en trui voor mijn dochter. Die waren daar goedkoper dan in Roemenië. Dan weet je het wel. We overleven, meer niet.’
Geen tussenpersonen
De eerste jaren na de revolutie ondersteunden 354 gemeenten een Roemeens dorp. Dat verminderde nadien, maar toch is de helft ervan nog altijd heel actief. ‘Er zijn die jaren veel vriendschappen en zelfs huwelijken gesloten tussen Vlamingen en Roemenen’, zegt Jozef Goebels uit Geel. Hij is voorzitter van het overkoepelende ADR. In 2005 werd even getwijfeld of de organisatie moest doorgaan, toen Roemenië lid werd van de NAVO. De naam veranderde van Adoptie Dorpen Roemenië in Actie Dorpen Roemenië (ADR). In 2011 werd de organisatie door de Vlaamse Gemeenschap erkend als een sociaal-culturele vereniging.
‘Wij zijn een hulporganisatie die de acties vanuit Vlaanderen coördineert en daarvoor ook overheidssubsidies krijgt. Zonder die structuur zou de solidariteit misschien opdrogen, maar tegelijk blijft de werking grotendeels gebaseerd op vrijwilligers. De hulp gaat rechtstreeks en zonder tussenpersonen van ons land naar Roemenië.’
Geel steunt nog altijd Slatina-Timis, een dorp van 3000 inwoners. De bewoners zamelden in 1990 in enkele maanden één miljoen frank in om het eerste transport naar daar te sturen. ‘De inzamelacties gebeuren nog grotendeels op dezelfde manier, met wafelbakken en ons jaarlijkse Roemeense restaurant tijdens de eindejaarsperiode.’
Ook hier werd de hulp structureler. Goebels heeft een medische achtergrond en zag dat sommige kinderziektes hardnekkig bleven terugkomen door een gebrek aan hygiëne. ‘Het water kwam uit waterputten. Slatina-Timis was niet aangesloten op het waternet – zoals bijna alle Roemeense dorpen. Ik heb een projectaanvraag ingediend bij de Vlaamse overheid om alle huizen van drinkwater te voorzien, en we bouwden ook een waterzuiveringsinstallatie. We kregen daarvoor bijna tien miljoen frank, en ook de Roemeense overheid betaalde mee.’
Geel hielp ook bij de bouw van een cultureel centrum, organiseerde de gescheiden huisvuilophaling, leerde de inwoners gezond eten, leverde een voor België verouderde telefooncentrale, en hielp met de opleiding van dorpelingen, zoals de brandweerlui. ‘We hadden gezien dat vrijwilligers een brand aanvielen met plastic helmen en in heel brandbare kleren. We hebben ze onze afgeschreven maar nog degelijke brandweerauto gegeven, samen met een professionele uitrusting.’
Maar de belangrijkste hulp vanuit Geel is wellicht de bouw en organisatie van een professioneel gezondheidscentrum. Goebels: ‘Na de revolutie trokken veel dokters weg uit de dorpen omdat ze in de steden of in het buitenland meer konden verdienen. Om die lacune op te vullen, betalen we nu zelf een dokter in Slatina-Timis, een tandarts, een apotheker en enkele verpleegkundigen. Het centrum bedient er de hele regio.’ Goebels zette zelfs een lokaal ziekenfonds op het getouw. Hij zou het systeem graag exporteren naar de rest van Roemenië, dat erg achteroploopt qua gezondheidszorg. ‘Het is natuurlijk leuk om iets te geven: een school of een brandweerwagen. Het geeft je een goed gevoel, maar het is belangrijker om het systeem zelf te verbeteren. Als je daarin slaagt, wordt liefdadigheid echte solidariteit.’
Een kwarteeuw later
Heeft Vlaanderen de Roemeense dorpen kunnen redden? Jozef Goebels en Marc Verhaert zijn er nog niet helemaal uit of het echt gelukt is. ‘Natuurlijk konden de Roemenen onze hulp goed gebruiken, maar de dorpen blijven heel kwetsbaar. Er zijn veel te weinig voorzieningen zoals kinderopvang of ouderenzorg. Er is geen werk, waardoor de jongeren wegtrekken – meer dan de helft van de dorpelingen is ouder dan 65 jaar. En het gaat niet goed met het onderwijs op het platteland, het cultureel erfgoed gaat er verloren’, zegt Goebels. ‘Bijna een derde van de Roemeense jongeren leeft in armoede of dreigt erin te belanden. En dat voor een lidstaat van de Europese Unie’, aldus Verhaert.
NAVO-lid sinds 2005, EU-lid sinds 2007, en over enkele jaren hoopt Roemenië lid te worden van de eurozone. Het lijkt aan de Moldavische grens geen vanzelfsprekende klus te worden. Zal Brussel de corruptie blijven tolereren? Enkele maanden geleden kwam nog aan het licht dat de bestuurders van de beurs van Boekarest zichzelf trakteerden op 80.000 euro per maand. Roemenen die een of ander overheidsdocument nodig hebben, moeten onder tafel nog altijd geld toestoppen. In de steden vullen dokters en advocaten hun schamele honorarium aan met steekpenningen.
Ook de Belgische ambassadeur in Roemenië, Philippe Beke, stelt vast dat de buurlanden van Roemenië sinds de val van het IJzeren Gordijn sneller vooruitgaan. ‘Het land kreeg de afgelopen jaren vanuit Brussel zo’n 39 miljard euro uit de Europese cohesie- en structuurfondsen, maar het slaagt er slecht in om dat geld ook daadwerkelijk te investeren. Het is toch niet normaal dat een land dat achtmaal groter is dan België, zeven jaar nadat het bij de EU kwam, amper 620 kilometer snelwegen heeft?’ Beke deed wel een opvallende vaststelling bij de recente presidentsverkiezingen. ‘Tot nog toe waren de Roemeense jongeren grotendeels apolitiek. Dit keer zijn ze wél massaal gaan stemmen: ze zijn het beu dat hun land internationaal achterblijft. Misschien is dat wel een catharsis voor dit land, dat 25 jaar geleden in België werd beschreven als het land aan de andere kant van de maan, omdat we het zo slecht kenden.’
DOOR MICHEL VANDERSMISSEN IN ROEMENIË