Wallonië werkt hard om zijn lot te verbeteren, Wallonië steekt de handen uit de mouwen. Die boodschap wil Waals minister van Economie Jean-Claude Marcourt (PS) de sceptici in Vlaanderen meegeven.
De Waalse economie staat volop in de belangstelling. Over de precieze gezondheidstoestand ervan verschilt men in de televisiestudio’s bezuiden de taalgrens heftig van mening. Optimisten en pessimisten slaan elkaar met zorgvuldig geselecteerd en bijgevolg partieel cijfermateriaal om de oren. De enen om te bewijzen dat het economische herstel van Wallonië wel degelijk aan de gang is, de anderen om aan te tonen dat Wallonië nog helemaal nergens staat. Minister Jean-Claude Marcourt (PS), die sinds vier jaar over het Waalse economische beleid gaat, behoort vanzelfsprekend tot het kamp van de optimisten. De tekenen zijn werkelijk gunstig, betoogt de minister, gretig internationale zakenkranten citerend, Wallonië is op de goede weg.
De intelligente Jean-Claude Marcourt heeft een lange staat van dienst in de Parti Socialiste. Jarenlang was hij kabinetschef bij partijbonzen als Guy Mathot, Jean-Claude Van Cauwenberghe, Elio Di Rupo en Laurette Onkelinx. Onder Onkelinx was Marcourt, samen met onder meer Luc Coene, toen kabinetschef bij premier Verhofstadt, een te duchten machtsfactor in de paars-groene regering.
In 2004 werd Marcourt door PS-voorzitter Elio Di Rupo naar Luik gehaald. Di Rupo had een nieuw gezicht nodig om het gehavende blazoen van het Luikse socialisme op te poetsen en het plaatselijke boegbeeld, de ook in Vlaanderen wereldberoemde Michel Daerden, te doen vergeten. Dat laatste is niet helemaal, of liever helemaal niet gelukt. Levensgenieter Daerden, geregeld in opspraak wegens belangenvermenging, is met zijn vrolijke verschijningen op Youtube een echt fenomeen geworden – daar helpt geen lievemoederen aan.
Jean-Claude Marcourt is uit ander hout gesneden. De man is geen populaire Frans, pakt niet echt op televisie en spreekt ook niet in oneliners. Marcourt, een dossiervreter en een pragmaticus, is ook als minister eigenlijk altijd een rasechte cabinetard gebleven. Maar geruchten dat hij de actieve politiek wil verlaten, ontkent hij met klem. ‘Ik wil heel graag mijn werk na de regionale verkiezingen van 2009 voortzetten’, aldus Marcourt.
Dezer dagen maakt hij zich druk over de studie die publicist en veelschrijver Rudy Aernoudt vorige week uitbracht en die in Wallonië groot nieuws was. Volgens Aernoudt zou Wallonië bij het uiteenvallen van België per saldo het grootste verlies optekenen. Maar de PS-minister beschouwt Aernoudts studie als naast de kwestie – ‘ik denk binnen het Belgische kader’ – en als een partijdig werkstuk van een gewezen liberaal kabinetschef.
Rudy Aernoudt beweert dat Wallonië bij een splitsing van België circa vijf miljard euro zou verliezen, of de helft van zijn begroting.
JEAN-CLAUDE MARCOURT: Je moet twee zaken van elkaar onderscheiden. Je hebt de transfers van Vlaanderen naar Wallonië, die je kunt zien als een vorm van gratis krediet. Maar krediet verstrekken aan je grootste afnemer, daar word je zelf ook beter van. In de pensioenen is er trouwens een geldstroom in de omgekeerde richting, van Wallonië en Brussel naar Vlaanderen. Rudy Aernoudt dan, vertrekt van de hypothese dat België barst. Maar dat is het grote avontuur. Aernoudt maakt louter cijfermatige berekeningen en laat politieke vragen links liggen. Wie zal de staatsschuld op zich nemen of hoe zal die worden verdeeld? Wie zal de merknaam België kunnen behouden? Wie is nog lid van de Europese Unie? Met al die zaken houdt Aernoudt in zijn analyse geen rekening, waardoor dit een steriele oefening blijft. Zijn doel is blijkbaar ons bang te maken: kijk eens wat jullie Walen te wachten staat.
Voor MR-voorzitter Didier Reynders is de slecht draaiende Waalse economie de oorzaak van de Belgische ziekte.
MARCOURT: Didier Reynders zit in de deelregeringen in de oppositie, hij moet dus wel zeggen dat Wallonië slecht boert. Maar de waarheid is dat Wallonië zichzelf stevig in de hand heeft genomen. Met het zogenaamde Marshallplan willen wij onze economische activiteit en onze werkgelegenheidsgraad opnieuw op gelijke hoogte met Vlaanderen brengen.
Maar vergeet toch niet dat Wallonië de Belgische economie heeft getrokken tot halverwege de 20e eeuw. Pas in 1966 was het bbp per inwoner voor het eerst groter in Vlaanderen dan in Wallonië. Veertig jaar is in economische tijdsrekeningen heus niet zo lang. Maar Wallonië heeft inderdaad te lang geaarzeld om orde op zaken te zetten. Sinds 2004 echter staat de economie centraal in de budgettaire en politieke keuzes van de Waalse regering. Vandaag zie je dat Wallonië het beter doet: de bedrijven groeien, de werkloosheid daalt. De PS wil Wallonië er opnieuw bovenop helpen en de transfers verminderen. Dat is de boodschap die ik Vlaanderen wil meegeven. Maar er is tijd nodig om Wallonië definitief op het goede spoor te krijgen, zoveel is zeker.
Hoeveel tijd?
MARCOURT: Economen gewagen van tien à twintig jaar. Maar misschien kan het sneller, want ik zie heel wat positieve tekenen. Wallonië is vandaag een van de meest aantrekkelijke Europese regio’s op het vlak van logistiek. De baas van Prologics, een Amerikaan, zegt dat in heel West-Europa Wallonië de beste koop is. We hebben nog voldoende ruimte, we hebben luchthavens die 24 op 24 uur open zijn, we hebben waterwegen, spoorwegen, een hogesnelheidstrein en een goed uitgebouwd wegennetwerk. De zakenkrant Financial Times klasseerde Wallonië bij de top vijf van Europa’s meest interessante regio’s voor bedrijven. En dat is niet alleen te danken aan het systeem van de notionele-intrestaftrek. Want hoe verklaar je anders dat Google en H&M voor Wallonië en niet voor Vlaanderen hebben gekozen?
Laten we de zaken ook een beetje in perspectief plaatsen: wat betekenen zes miljoen Vlamingen op zes miljard wereldburgers? Vlamingen en Walen staan sterker als ze samenwerken. Maar ik ben niet per definitie tegen nieuwe stappen in de staatshervorming gekant. Op voorwaarde dat er gezocht wordt naar de beste keuzes voor heel de bevolking – niet alleen voor de Vlamingen.
Heeft de Waalse politiek, zoals u zelf ook aangaf, niet te laat en onaangepast op de economische malaise gereageerd? De activering van werklozen noemde de PS een heksenjacht, ondanks de torenhoge werkloosheid in Wallonië – ruim 15 procent, tegenover circa 5 procent in Vlaanderen.
MARCOURT: Als je alle niet-werkenden in aanmerking neemt, dus niet alleen de werklozen, maar ook de mensen die bijvoorbeeld tijdskrediet hebben opgenomen of vervroegd met pensioen zijn gegaan, dan is het verschil tussen Vlaanderen en Wallonië aanzienlijk kleiner. Maar wij hebben inderdaad veel werklozen, vooral langdurige en ongeschoolde werklozen, als gevolg van de ingrijpende industriële mutatie die Wallonië heeft getroffen.
Vlaams minister van Werk Frank Vandenbroucke (SP.A) is een opmerkelijk man, met wie ik goed samenwerk om ervoor te zorgen dat de taalgrens op de arbeidsmarkt niet langer als een grens maar als een loopbrug zou functioneren. Ik ben het ook roerend met hem eens dat wie een baan krijgt aangeboden, die ook moet aannemen. De tijd dat daar in Wallonië laks mee werd omgesprongen, is voorbij.
Als minister van Werk heb ik sterk ingezet op jongeren. Voor het eerst zijn we erin geslaagd de jongerenwerkloosheid te doen dalen. Dat beschouw ik als een groot succes. Want je kunt als samenleving niet ongestraft bevolkingslagen zonder toekomstperspectief blijven opstapelen.
Frank Vandenbroucke pleit zoals bekend voor de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid. Wat is uw standpunt?
MARCOURT: Een aantal aspecten van het arbeidsmarktbeleid kunnen wat mij betreft naar de gewesten, met name alles wat met doelgroepenbeleid te maken heeft. Maar op andere punten volg ik Vandenbroucke niet.
Op communautair vlak lijken de Franstaligen alleen oog te hebben voor Brussel. Waarom komt Wallonië niet in het plaatje voor?
MARCOURT: De Franstaligen waren nu eenmaal geen vragende partij voor een staatshervorming. Maar Brussel-Halle-Vilvoorde is intussen wel het meest bedreigende probleem van de Belgische staat geworden, want als er morgen in het parlement wordt gestemd, valt de regering.
De inzet van het communautaire conflict is dus Brussel. Is het normaal dat de Vlamingen weigeren Brussel als volwaardig gewest te erkennen? Voor sommige Vlaamse partijen is Brussel gewoon onderdeel van de Vlaamse gemeenschap, daarom is de territoriale band zo belangrijk. Maar voor Walen en Brusselaars is Brussel een volwaardig gewest, dat zelf moet kunnen kiezen met wie het meer wil samenwerken. De Vlamingen kunnen het blijkbaar niet verkroppen dat er in die stad relatief weinig Vlamingen wonen.
De Franstaligen zijn bereid over een staatshervorming te onderhandelen, maar het mag geen hold-up worden van de ene regio op de andere. Wij vragen dat Brussel zichzelf mag besturen. En als we dit land willen pacificeren, dan moeten we voor eens en altijd de conflicten in de Brusselse Rand beslechten. Laten we de gemeenten met een meerderheid Franstaligen een echt tweetalig statuut geven. In plaats van uren, dagen, weken en maanden te palaveren over een onderwerp dat 97 procent van de bevolking koud laat.
Het is al Brussel wat de klok slaat, het Waalse regionalisme als politieke stroming lijkt op sterven na dood. Klopt dat?
MARCOURT: De opdracht van de regionalisten uit de jaren 1950 en 1960 is volbracht. Vandaag erkent iedereen aan Franstalige kant – en misschien is dat wél het grote succes van de regionalisten waartoe ik ook mezelf reken – dat België uit drie gewesten bestaat. Deels ook omdat in Brussel een regionaal bewustzijn is ontstaan. Tien jaar geleden was dat nog niet tastbaar, maar vandaag bespeur je, zowel bij Vlaamse als bij Franstalige Brusselaars, iets als een Brussels gevoel. En dat vind ik prima.
Zijn de Waalse regionalisten niet in de verdrukking geraakt omdat Wallonië nu eenmaal niet zonder de geldstromen uit Vlaanderen kan?
MARCOURT: Nee. Het heeft veeleer te maken met een generatiesprong. Je mag de Waalse regionalisten van vandaag niet bekijken door de ogen van de vorige generatie. Hedendaagse regionalisten zoals ikzelf, geloven dat we ons kunnen ontwikkelen binnen het Belgische koninkrijk, ook al wordt dat vandaag te veel en steeds meer door Vlaamse inzichten gedomineerd.
Vlaams minister-president Kris Peeters droomde ervan om in rechtstreeks gesprek met Rudy Demotte, minister-president van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap, een grote staatshervorming uit te tekenen. Maar die vlieger gaat niet op.
MARCOURT: Wat zeker niet opgaat, is dat de minister-presidenten van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap in Brussel zouden vergaderen en tegelijkertijd het bestaan van Brussel negeren. Dat is onaanvaardbaar.
Maar het principe dat het politieke zwaartepunt van de communautaire dialoog bij de deelregeringen zou worden gelegd?
MARCOURT: Mag ik eraan herinneren dat een eventuele staatshervorming moet worden goedgekeurd door het federale parlement? En dat het de federale ministers zijn, in dit geval de ministers van Institutionele Hervormingen, die aan het parlement zullen moeten gaan uitleggen wat de anderen bekokstoofd hebben? Laten we toch niet te veel symbolisch belang aan personen hechten.
Aan Vlaamse kant nam in eerste instantie de Vlaamse regering het voortouw in de communautaire dialoog. Aan Franstalige kant deden de politieke partijen dat. Maar dan heeft de N-VA opnieuw het vermanende vingertje opgestoken: Kris Peeters moest gemener uit de hoek komen. Als er nu iets ultrapartijdig is, dan is het toch dat wel!
Je mag geen heilige koe maken van de functies van de mensen. Kris Peeters zal altijd CD&V vertegenwoordigen. Er kómen geen onderhandelingen van gemeenschap tot gemeenschap. De mensen aan tafel zullen spreken namens hun respectieve partijen, wat democratisch legitiem is.
Hebt u soms niet het gevoel dat u naar een slecht toneelstuk zit te kijken?
MARCOURT: Mijn aanvoelen is dat geen enkele partij in Vlaanderen op dit moment het risico durft te nemen om met de Franstaligen een akkoord te sluiten. Want onderhandelen is nog iets anders dan de ander doen capituleren. Als de Vlamingen van de Franstaligen verwachten dat ze zich onvoorwaardelijk overgeven, dan dromen ze. Wie een akkoord wil bereiken, moet in het belang van het land en zijn bevolking een deel van zijn eisen opgeven. Maar welke Vlaamse politieke partij durft het aan om enkele maanden voor de regionale verkiezingen van 2009 water in de wijn te doen en een deal te maken met de Franstaligen? Dát is de kernvraag. Aan Franstalige kant zullen we er wel komen. De strijd tussen de MR en de PS gaat over sociaaleconomische keuzes, niet over het communautaire dossier.
Maar de eerste die het zogenaamde Franstalige front afvalt, die wordt toch buiten gedragen?
MARCOURT: Waarom zou het Vlaamse front niet eerst barsten? Nee, de echte vraag is: wie is er moedig genoeg om oplossingen te zoeken, volgens het klassieke patroon van geven en nemen. Sinds juni 2007 waagt niemand zich op dat terrein. We hebben nu een wit blad, dat is al wat. Maar op een gegeven moment zal iemand toch de pen ter hand moeten nemen en er iets opschrijven.
Het blad zal wellicht nog even wit blijven, de verkiezingscampagne is begonnen.
MARCOURT: Ze is al bezig sinds 11 juni 2007. Het is toch voor het eerst dat we zo’n lange politieke crisis meemaken. Een regering die zichzelf tot interim-regering uitroept, dat hadden we in de Belgische geschiedenis nog niet eerder gezien. Nu hebben we ook een op zijn minst eigenaardige regering. Niemand weet wat ze concreet uitvoert. Onze eerste minister zegt dat de staatshervorming hem niet meer interesseert, dat is toch een bizarre toestand. Zitten we, vraag ik me af, niet in een situatie waarin de extremisten de politiek domineren? Niet omdat ze de meerderheid van de stemmen hebben, maar omdat ze aan de vooravond van de regionale verkiezingen hun invloed maximaal kunnen laten gelden.
Tot slot: voelt de PS zich in de regering-Leterme, die nauwelijks aan regeren toekomt, wel op haar plaats?
MARCOURT: Waarover ik me grote zorgen maak, is dat de politiek geen antwoord biedt op de dagelijkse zorgen van de bevolking. Koopkracht, dat is de échte prioriteit vandaag, in het Noorden en in het Zuiden van het land. De begrotingsopmaak voor 2009 wordt het moment van de waarheid. Is deze regering in staat om dit land te besturen, of niet? Op dat moment zullen er conclusies getrokken moeten worden.
DOOR HAN RENARD