In ‘Huis in zee’ beschrijft Esther Freud twee septembermaanden aan zee: de eerste in 1953 en een tweede, bijna een halve eeuw later. De personages zijn met handen en voeten aan hun omgeving gebonden en dreigen er samen mee de dieperik in te verdwijnen.

De mooiste maand van het jaar om naar zee te trekken, is ongetwijfeld september, wanneer de kinderen terug naar school zijn en het dus stukken rustiger is dan in de echte zomermaanden. Je kan nog goeie dagen hebben, met aangename temperaturen en slechts een zacht briesje, daar niet van, maar zittend op het strand voel je evenwel dat je in een overgangstijd leeft. De zomer loopt op zijn einde en de herfst komt al opzetten, wat beroering geeft op het strand. Niet alleen worden de golfjes wat hoger en bruisen ze wat meer, zelfs de meeuwen lijken met hun geschreeuw en hun schichtige glijvluchten een periode van regen en wind aan te kondigen. Precies in die overgangsmaand laat Esther Freud haar roman Huis in zee spelen, of beter gezegd maanden, want ze heeft het over twee septembers, eentje in 1953 en een tweede, bijna een halve eeuw later.

In de oneven hoofdstukken van haar boek neemt ze ons mee naar het Engelse kustplaatsje Steerborough, waar Max Meyer arriveert bij Gertrude, de beste vriendin van zijn overleden zus Käthe. De vrouw heeft beloofd na haar dood voor de dove en licht zonderlinge Max te zullen zorgen, en om dat niet al te veel te laten opvallen, verzint ze een opdracht voor hem: het op doek vastleggen van haar huis. Omdat iets onbepaalds in zijn innerlijk Max ervan weerhoudt dit ook werkelijk te doen – het doek blijft wekenlang omgekeerd tegen de muur staan – en hij gefascineerd raakt door Steerborough begint hij een soort panorama te maken van het dorpje, op aaneengeplakte rollen behangpapier.

Niet ver van Gertrudes huis woont het Duitse architectenpaar Klaus en Elsa Lehman. In de jaren dertig zijn ze voor de nazi’s op de vlucht gegaan en zo in Londen terechtgekomen. In Steerborough heeft Lehman voor zichzelf een modernistisch huis gebouwd en mettertijd is hij een deel geworden van de gemeenschap aldaar. Bij Gertrude gaan ze van tijd tot tijd op bezoek en zo komen Max – ook al een Duitse emigré – en Elsa met elkaar in contact. Wanneer Klaus omwille van een paar belangrijke projecten voor lange tijd naar de hoofdstad moet, vereenzaamt zijn vrouw en zal ze troost en liefde bij Max vinden.

BRIEVEN LEZEN

De even hoofdstukken zijn voor Lily. Zij is een architectuurstudente die een studie maakt over Lehmans carrière en daarvoor de briefwisseling uitpluist die hij op het einde van zijn leven met Elsa voerde. Ook zij zit in een huisje in Steerborough, kwestie van de brieven te kunnen lezen in de omgeving waarin de vrouw ze een halve eeuw eerder ontving. De architect blijkt immers op het einde van ’53 nogal plots gestorven te zijn. In Londen woont Lily samen met Nick, ook al een architect. Veel verder dan een belletje vanuit de lokale telefooncel lijkt hun relatie niet meer te gaan. Nick zou wel dolgraag bij haar zijn, maar, zo houdt hij niet op te zeggen, zijn werk verhindert dat. Uit louter miserie zal Lily uiteindelijk in de armen van buurman Grae belanden, een avontuurlijke man met twee dochtertjes die op de rand van een echtscheiding laveert.

Esther Freud is een telg uit het beroemde Freud-geslacht en dat merk je. Gertrude is niet voor niets psychoanalytica, ook al doet ze in het boek niet veel meer dan bikkelen met haar patiëntje Alf, en goeie ouwe Lucian zal wel niet ver weg geweest zijn toen de schrijfster besliste het in deze roman over een schilder te hebben. En dan is er natuurlijk nazi-Duitsland. Net voor de Tweede Wereldoorlog kon Sigmund Freud met zijn familie vanuit Wenen naar Londen vertrekken. Voor de schrijfster is het een reden om dieper in te gaan op de dubbelzinnige relatie die zij en haar personages hebben met dit land en zijn verleden. Ook in het vier jaar geleden verschenen Gaglow, het verhaal over een man die te horen krijgt dat het landgoed dat zijn familie door de nazi’s en de communisten ontstolen was na de Wende aan de rechtmatige eigenaars teruggegeven zal worden. Hij wil er niet van weten, terwijl zijn dochter naar Duitsland reist om het kasteel te bekijken en er meer te weten te komen over haar familiegeschiedenis. Eenzelfde ingesteldheid vinden we bij Esther Freud zelf. Zij staat niet negatief tegenover Duitsland, zij wil er gewoon meer over te weten komen. En wat ze verneemt, staat haar niet tegen. Elsa en Max winden er bijvoorbeeld geen doekjes om: ook al zijn ze op de vlucht moeten gaan, hun mooiste herinneringen dateren toch uit de periode voor die vlucht over het Kanaal.

Het Duitse verleden weet Freud op een bijzonder fijnzinnige manier op te roepen, meer door het te suggereren dan door het te beschrijven, een techniek die ze trouwens frequent gebruikt in haar boeken. Max vertelt wel hoe zijn vader gearresteerd en weggevoerd werd door de SS, maar verder volgt er niets. We horen dat zijn moeder in Buchenwald stierf, maar Freud beseft dat een beschrijving daarvan overbodig zou zijn. Over de SS-gruwelen kan immers niet langer geschreven worden zonder in nietszeggende clichés te vervallen. Dit onderwerp is zo stilaan vermoord door schrijvers en regisseurs – denken we maar aan Roman Polanski’s ronduit onnozele De pianist. Iedere knappende rib of brekende neus doet de realiteit simpelweg oneer aan en lijkt een futiliteit. Freud weet dit blijkbaar en houdt zich op een korte scène na ver van zulke misstappen.

Huis in zee is een boek waarin de kust centraal staat, en het plaatsje Steerborough. Zij verenigen de even en de on- even hoofdstukken en soms lijkt de roman wel naturalistische trekken aan te nemen, waarbij de personages met handen en voeten aan hun omgeving gebonden zijn en er samen mee de dieperik in dreigen te verdwijnen. Vandaar ook de parallelle levens die erin geleid worden natuurlijk. Er is geen ontsnappen aan. De briefwisseling die Lily leest vindt bijvoorbeeld haar evenbeeld in degene die Max ter hand neemt en bestaat uit reacties van leermeester Cuthbert Henry op zijn eerste schilderijen.

Ook al wordt er meermaals gewezen op de zomerse temperaturen en gaat Lily naakt zwemmen in zee, toch hangt over het boek een dreigende, grijze waas. Het is het einde van het seizoen en veel vakantiehuisjes staan leeg. Op haar wandelingen ontmoet Lily alleen zonderling Bob de Bagger die in een oude bunker woont, en na verloop van tijd voelt ze zichzelf dan ook vereenzamen. Deze uitwendige rust wordt echter gecompenseerd door een innerlijke spanning veroorzaakt door liefde en overspel en blijkt uiteindelijk slechts de stilte voor de storm, letterlijk zelfs, want Huis in zee eindigt met de grote najaarsstorm van ’53 die niet alleen de kustlijn hertekende, maar ook de levens van talloze mensen grondig door elkaar zou schudden.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content