Wordt Kongo voor België een land als een ander ? Niet geheel de Wetstraat weet dat al zo zeker.
Dat aartsbisschop Laurent Monsengwo van Kisangani zich niet bij zijn diocesanen bevond toen hun stad werd belegerd en veroverd door de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL) van Laurent-Désiré Kabila, wordt de monseigneur nog altijd kwalijk genomen. Dat tekent zijn politieke positie : verwacht het buitenland veel van hem, binnenslands is hij allerminst populair.
Monsengwo is een priester en dus zijn alle schepselen Gods voor hem gelijk. Hij wou nooit de woordvoerder van de oppositie zijn, maar streefde ernaar om, au dessus de la mêlée, haar te verzoenen met president Mobutu Sese Seko. Dus koos de mouvance, Mobutus aanhang in het overgangsparlement HCR-PT, Monsengwo zaterdag (weer) in de voorzittersstoel van dat parlement, tegen de radicale oppositie van onder anderen Etienne Tshisekedi in. Want de voorzitter van het parlement is tegelijk vice-president en speelt zo nog een cruciale rol als mogelijke opvolger van Mobutu.
Dat het Mobutu-regime op instorten staat, is duidelijk ; wat daarvoor in de plaats komt, is dat veel minder. Monsengwo had die onzekerheid enigszins kunnen opheffen, want hij zou hoe dan ook een gematigde en verzoenende figuur worden. Een interimaat-Monsengwo kon de mobutisten nog wat respijt bezorgen en stemde ook Frankrijk, de laatste steunbeer van het Mobutu-regime, enthousiast. Dat geldt ook voor de Belgische kringen die al evenmin veel heil verwachten van de Alliantie.
Kabila nam een episode-Monsengwo evenwel nooit ernstig ; hij voert geen oorlog om het presidentschap aan iemand anders over te laten. Dat de Amerikanen hem ertoe konden bewegen om een opening te laten voor Tshisekedi’s partij UDPS, volstond voor hem al als concessie. Maar via Monsengwo had de politiek nauwelijks georganiseerde société civile een plaatsje kunnen zoeken in de machtsovergang, wat de kansen op een wat democratischer post-Mobutu-tijd kon verhogen.
Daarom zag ook de Belgische regering wel iets in Monsengwo. Zij het zonder veel animo, want op het moment dat Monsengwo aan het dubben was of hij het aanbod uit Kinshasa zou aanvaarden, bleef het alternatief van een ongetwijfeld bloedige militaire confrontatie in de hoofdstad niet minder groot. Dat de Alliantie de buitenlanders in Kinshasa zondag nogmaals aanporde om de hoofdstad maar een tijdje te verlaten, had zo zijn redenen.
GEBROKEN POTTEN IN RWANDA
De Alliantie beseft best dat een militaire confrontatie meteen leidt tot een interventie vanwege de paar duizenden buitenlandse militairen onder hen 750 Belgen die al enkele weken in Brazzaville kamperen. Zij zouden dan de buitenlanders uit Kinshasa komen evacueren, maar elke interventie impliceert hoe dan ook een feitelijke internationale bezetting, wat de Alliantie vanzelfsprekend zeer slecht zou uitkomen nog los van de eventuele verborgen agenda die sommige landen daarbij zouden willen realiseren.
Zo’n situatie is ook de Belgische regering een kopzorg, niet alleen om militaire of humanitaire, maar ook om politieke redenen. Beperkt het mandaat van de Belgische troepen zich tot het evacueren van landgenoten, in de praktijk blijft de grens tussen evacuatie en politieke interventie vrij vaag. Bij de evacuatieoperatie na de plunderingen van Kinshasa in 1991 bleven de para’s al eens langer dan nodig in Zaïre, om zo de politieke oppositie een kans te geven om zich tegen Mobutu te organiseren, zonder succes overigens.
Vooral de CVP staat onder druk om het mandaat van de para’s te verruimen. Sommige groepen in de partij kijken ongerust aan tegen een machtsovername door de Alliantie, omdat die tot ingrijpende wijzigingen in het Zaïrese krachtenveld kan leiden, ook voor de positie van de kerk, de missies en de niet-gouvernementele organisaties. Het lot van de door Kabila onzacht behandelde Rwandese Hutuvluchtelingen in Oost-Zaïre lijkt hen daarvoor tekenend. Staatssecretaris Reginald Moreels (CVP) voor Ontwikkelingssamenwerking spreekt hen daar niet in tegen.
Daaronder ligt veelal een ruimere vraag : in hoeverre moet België met de voormalige kolonie een bijzondere relatie handhaven, dan wel Kongo aanzien als een land als een ander ? De regering, bij monde van minister Erik Derycke (SP) van Buitenlandse Zaken, kiest voor het tweede, maar dat weet de christen-democratie nog niet zo zeker, wat premier Jean-Luc Dehaene (CVP), tevens voogdijminister van zijn partijgenoot Moreels, soms in een lastig parket brengt.
Op het CVP-bureau vorige week maandag hield Moreels een emotioneel pleidooi voor een Belgisch initiatief in het vluchtelingendrama. Maar Moreels kreeg pas het woord aan het eind van de bijeenkomst, waar vooral het omstreden verslag van de Sektencommissie op de agenda had gestaan. Premier Dehaene was toen al opgestapt voor zijn wekelijkse audiëntie bij de koning. Moreels meende dat het mandaat van de para’s in Brazzaville nodig moest worden verruimd, een optie die omzichtig werd overgenomen door partijvoorzitter Marc Van Peel.
Voor de regering, vooral voor PS en SP, kan daarvan evenwel absoluut geen sprake zijn. Maar ook binnen de diplomatie houdt de ergernis tegenover Moreels’ moralistische emotionaliteit aan, omdat ze een contraproductief effect heeft op het veldwerk. Diplomatieke druk op Kabila en diens bondgenoten in Rwanda, allemaal goed en wel, maar wat haalt die uit wanneer de Alliantie zich voortdurend ergert aan de beschuldigingen, onder meer van genocide, die Moreels haar toestuurt ? Dat levert alleen gebroken potten op, die de diplomatie achteraf mag lijmen. Zo stuurde de staatssecretaris een tijdje geleden in de vluchtelingenkwestie een identificatiemissie naar Oost-Zaïre, maar die raakte niet verder dan de Rwandese hoofdstad Kigali. Rwanda en de Alliantie hebben tenslotte ook een gevoel voor waardigheid.
M.R.
Zaïrese soldaten in Kinshasa : geweld lokt ongetwijfeld een interventie uit.