Europa telt nu 25 lidstaten, maar hoerageroep is misplaatst. De uitbouw van het eengemaakte Europa stuit voortdurend op eigenbelang, bureaucratie en wantrouwen.
De auteur doceert hedendaagse geschiedenis aan de universiteit van Missouri in St. Louis.
Vertaling: Misjoe Verleyen
Op 1 mei 2004 kende de Europese Unie haar grootste uitbreiding ooit. Bij de tien nieuwkomers zijn er zeven voormalige Oostbloklanden, die nu als volwaardige leden terugkeren binnen de Europese politieke beschaving. Het voorziene feest werd een non-event. Er was weinig enthousiasme, nog minder publieke belangstelling en de uitbreiding zal op korte termijn weinig veranderen. Oost-Europa zal arm blijven, het lidmaatschap van de EU zal de lokale problemen wellicht vergroten en het dichten van de kloof tussen oost en west zal vele jaren hard werk vergen. Aan de andere kant biedt de uitbreiding een grote kans: de nieuwe lidstaten kunnen (met wat geluk en toewijding) de broodnodige hervorming van de EU in gang zetten, en tegelijk de economische groei aanzwengelen, het vertrouwen in het Europese integratieproject herstellen en de Europese samenwerking bevorderen.
De implosie van het sovjetblok speelde zich af in het begin van de jaren negentig. Op dat ogenblik werd ook de discussie gevoerd over de Europese Akte (Single European Act, SEA) van 1987. Die discussie ging essentieel over de toekomst van de EU. Aan de ene kant vonden we Commissievoorzitter Jacques Delors, die begonnen was met het ambitieuze plan om de Unie ‘verticaal’ op te bouwen door Europa sterke centrale ‘regeringsinstellingen’ te geven. Aan de andere kant stond de Britse premier Margaret Thatcher, die van de EU een grote Europese eenheidsmarkt wilde maken en daarin nieuwe leden wilde opnemen, waaronder de vroegere Oostblokstaten.
In feite ging de keuze tussen een quasi socialistische federale unie en een grote liberale douane-unie. Ondertussen is duidelijk geworden dat de plannen van Delors van in het begin mank liepen. De Europese agenda van de jaren negentig is duidelijk mislukt. De uitbreiding kan de opvolgers van Thatcher wellicht een kans geven om de Britse plannen te realiseren.
In 1989 begon het communistische blok te verbrokkelen. De druk om de EU uit te breiden werd daardoor onweerstaanbaar hoog en Jacques Delors en zijn aanhangers verloren alle voorzichtigheid uit het oog en begonnen driftig instellingen uit te bouwen. Het Verdrag van Maastricht was daarvan het hoogtepunt. In zijn recent gepubliceerde Mémoires schrijft Delors dat die politiek de EU tot de huidige politieke impasse heeft gebracht. Erger: die politiek heeft de economische groei gehinderd en vertraagd, heeft de bevolking afkerig gemaakt van het hele Europese integratieproject en heeft het wantrouwen in de regeringen tot een nieuw hoogtepunt gebracht. Het eindresultaat van de plannen van Delors staat daar nu: een EU die niet kán functioneren.
Staatsmanschap
Het proces van de toetreding dat op 1 mei 2004 werd afgerond, begon goed maar reed zichzelf daarna vast. Toch kan het nog vlot worden getrokken. De eerste onderhandelingsrondes, die begin jaren negentig werden afgesloten, leverden namelijk twee uitermate gunstige gevolgen op. Om te beginnen ging iedereen akkoord over enkele basisvoorwaarden: nieuwe – en oude – EU-lidstaten moeten de principes van de vrije markt en de politieke democratie aanvaarden, en ze moeten zich schikken naar het geheel van de Europese regelgeving (het zogenaamde acquis communautaire). Die voorwaarden lieten een aantal belangrijke onderwerpen onbesproken, maar sloten de deur voor dictatoriale regeringen, schendingen van de rechten van minderheden en het gebruik van oorlog als wettig politiek middel. Ze maakten van collectief goed gedrag een conditio sine qua non voor lidmaatschap en die voorwaarde – als de norm gehandhaafd kan blijven – maakt van de uitbreiding naar het oosten een schoolvoorbeeld van Europees staatsmanschap.
Daarbovenop kwam een reeks douaneovereenkomsten die onvoorstelbaar veel bijdroegen tot het succes van de operatie. De douanetarieven tussen de EU en de kandidaat-lidstaten verminderden snel: 95 procent van de vroegere belastingen en taksen op industrieproducten is nu verdwenen. Het gevolg is dat de handel tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ lidstaten snel aantrok en dat de investeringen in snel tempo naar Oost-Europa stroomden – en blijven stromen.
De resultaten zijn indrukwekkend. Terwijl de economie in West-Europa stagneerde, groeiden de economieën in de kandidaat-lidstaten sinds 1999 jaarlijks met 3,5 procent. Nog steeds is het bruto nationaal product per capita in de oude vijftien lidstaten het dubbele van dat in de nieuwe staten, maar als de nieuwkomers de huidige groei kunnen volhouden, en dus 2,5 procent sneller blijven groeien als de rijpe economieën van het westen, is de levensstandaard in heel de EU over vijftig jaar dezelfde.
De snelle economische groei had ook andere gevolgen. Een nieuwe middenklasse van ondernemers, hoogopgeleiden en privé-eigenaars begint de oude nomenklatoera van het vroegere Oostblok concurrentie aan te doen en weg te duwen. We zijn getuige van de snelle ontwikkeling van een nieuwe civil society, ondanks alle moeilijkheden die daarbij overwonnen moeten worden.
De Europese Unie van haar kant heeft sinds 1995 heel weinig gedaan om die veranderingen te steunen. De EU stond immers onder zware druk van haar lidstaten. Elke regering kreeg af te rekenen met de druk van haar burgers, die de neiging hebben om de uitbreiding te zien als een vorm van georganiseerde roof: zij nemen onze banen, leven van onze belastingen en pikken ons geld in. Dat verklaart waarom de EU vele eerder gedane beloftes gebroken heeft. De nieuwe lidstaten werden niet met open armen verwelkomd, integendeel. Ze staan nu voor een muur van discriminatie, voor de hoge kosten die het lidmaatschap met zich brengt, en voor politieke moeilijkheden.
Denk even mee. Het welvarende Spanje zal twee keer zoveel Europese steun krijgen als de tien nieuwe lidstaten. De landbouwsubsidies, die hét paradepaardje zijn van de Europese landbouwpolitiek, zullen heel geleidelijk worden ingevoerd in Oost-Europa, waar miljoenen kleine, financieel zwakke en inefficiënte boeren in concurrentie moeten met de zwaar gesubsidieerde Europese producenten. Tegelijk mogen de burgers van het vroegere Oostblok niet genieten van de vrijheid van verkeer dat het Verdrag van Rome aan alle burgers van alle andere EU-lidstaten garandeert. De gevolgen liggen voor de hand. De hoge werkloosheid zal in de nieuwe lidstaten nog hoger worden en de lage lonen zullen nog lager worden.
Zelfvernietiging
Een dergelijke zelfbeschermende en onrechtvaardige uitbreidingspolitiek draagt – paradoxaal genoeg – haar eigen einde in zich. Een enorme groep van goedkope arbeidskrachten zal de nieuwe lidstaten nog aantrekkelijker maken in vergelijking met hun dure westerse collega’s. Dat zal nog meer investeringen naar het oosten lokken, waardoor de groei daar gestimuleerd wordt en waardoor op lange termijn ook de politieke stabiliteit in het oosten zal verhogen. We kunnen er zeker van zijn dat zo’n economisch dynamisme naar West-Europa zal overslaan waardoor broodnodige veranderingen ook hier tot stand zullen moeten komen.
Op dit ogenblik is de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder begonnen aan een rondgang waarbij hij de nieuwe lidstaten wil verplichten om een harmonisering van de belastingen te accepteren. Als hij daarin lukt, zal dat de positieve resultaten blokkeren. Lastenverlagingen zijn een belangrijk onderdeel van Agenda 2010, het politieke programma waarmee Schröder de Duitse economie weer op gang wil trekken. Als de andere landen die lastenverlagingen volgen, zullen de Duitse belastingen nog lager moeten. Verschillende nieuwe lidstaten hebben immers het zogenaamd ‘Ierse model’ overgenomen en de belastingen drastisch verlaagd. Andere landen zullen hetzelfde doen. Een dergelijke politiek leidt namelijk tot snelle economische groei. De Oost-Europese nieuwkomers nu opzadelen met hoge taksen en een zware bureaucratie zal hen economisch verstikken, de huidige nomenklatoera in het zadel houden, de ontwikkeling van een civil society hinderen en het politieke extremisme aanvuren. Tegelijk zal het de concurrentie verminderen waardoor de meer dan noodzakelijke besparingen in de West-Europese publieke sector worden uitgesteld.
Schröders initiatief is echter gedoemd tot mislukken. De politieke realiteit zal iedereen dwingen om de plannen van een algemeen Europese gelijkschakeling van belastingen op te geven. De onrechtvaardige voorwaarden tot lidmaatschap hebben alle regeringen van de vroegere Oostbloklanden – aan wie van alles beloofd en voorgespiegeld werd – met de rug tegen de muur gezet. Ondanks de hoge economische groei kennen enkel Slovenië en Estland politieke stabiliteit. Elders dreigt politiek gevaar. In Polen, Hongarije, Slowakije en Litouwen komen autoritaire politieke bewegingen op die doen denken aan het interbellum.
De economische realiteit zal ertoe leiden dat het acquis communautaire als toetredingsvoorwaarde zal verdwijnen. De discussie over de enorme kosten die het halen en invoeren van de Europese normen en regels meebrengt, mag dan wel in stilte worden versmacht, die kosten zijn zo hoog dat maar twee of drie van de rijkste landen ze kunnen betalen. Het ligt dus voor de hand dat er veel geknoeid zal worden om een dergelijke onzinnige politiek te ontduiken.
De uitbreiding is niet de enige rem. Als de EU aan haar eigen tegenstrijdige regels gehoorzaamt, kan ze niet langer behoorlijk werken. En als de Unie ze wil afdwingen, houdt ze op te bestaan. Dat de instellingen vandaag de dag nog functioneren, is louter te danken aan de mythe dat ze morgen zullen worden aangepast. Nochtans maakt elke poging om tussenbeide te komen bij problemen de wankele structuren nog instabieler – de bevreemdende en onhoudbare oplossing voor Cyprus is daarvan het meest recente voorbeeld.
Geen wonder eigenlijk. De opbouw van de Europese instellingen sinds het Verdrag van Maastricht (1991) tot dat van Nice (2001) is een verhaal van opeengestapelde mislukkingen. De arrogante poging om een Europese grondwet bijeen te schrijven was zogezegd geschraagd door eerbiedwaardige principes en edele verklaringen, maar liep vast in herschikkingen en verschuivingen van macht tussen Commissie, Raad en parlement. Het leek allemaal heel erg op een gevecht voor de beste ligstoelen aan boord van de zinkende Titanic.
Tien jaar bouwen aan een quasi socialistische Europese bureaucratie is mislukt. Wie de Europese Unie wil redden, zal snel moeten uitmaken wat nodig is om te overleven. Wat niet verbeterd kan worden – de landbouwpolitiek bijvoorbeeld – moet afgevoerd worden. Wat aan de beademingsmachine ligt – de Europese Monetaire Unie – moet dringend behandeld worden. En de gezonde onderdelen – de Europese Akte bijvoorbeeld – moeten in gang schieten, zodat er eindelijk een politieke en economische eenheid in Europa kan groeien.
Dan pas kunnen we rondtrekken om de eengemaakte markt te promoten en aan een open en innovatieve maatschappij te werken. Daartoe moet ook de EU intern hervormd worden. En om echt succesvol te zijn, moeten de Britten weer aan boord worden gehesen zodat ze weer voluit hun leidende rol kunnen spelen. De Unie moet bewijzen dat de Europese integratie tot heilzame resultaten kan leiden. Voorts moet Europa inzien dat het nutteloos is om muren op te werpen tegen de vooruitgang in de wereld. En ten slotte, om haar unieke en enige troef – een dynamische Europese cultuur – te behouden, moet de EU zich bevrijden van haar loodzware instellingen, en van haar zelfvoldaanheid. Waanbeelden van grandeur leveren nu eenmaal weinig op.
Door John Gillingham
Het welvarende Spanje zal twee keer zoveel Europese steun krijgen als de tien nieuwe lidstaten.