Er zijn vier belangrijke punten waarmee een advocaat bij een pleidooi voor een jury rekening moet houden.
‘De informatieverwerking van een mens is een allesbehalve perfect proces’, zegt Geert Vervaeke van de KU Leuven. ‘Een advocaat moet daar rekening mee houden als hij zijn visie wil laten doordringen bij een jury. Anders kan hij evengoed niet pleiten.’
Vervaeke somt vier belangrijke vuistregels op:
1) Er is altijd meer informatie dan iemand kan verwerken.
Er wordt dus maar een beperkt deel ervan opgeslagen.
2) Informatie wordt altijd in schema’s opgeslagen, en dat kan
een vertekend beeld geven.
3) Mensen vormen zeer snel een oordeel en komen achter-
af zeer moeilijk op dat oordeel terug. Zo is de beste voor- speller van wat een jury uiteindelijk zal beslissen, het beeld dat de leden voor het begin van een zaak over de schuld- vraag hebben.
4) Mensen hanteren regeltjes om te beslissen wie of wat ze
zullen geloven, en wanneer ze menen voldoende informa- tie te hebben. Zoals: experts zijn experts, kinderen liegen niet of met overtuiging gebrachte verklaringen zijn waar. Sommige van die regeltjes zijn correct, andere niet, en van de meeste weten we niet of ze al dan niet gelden.
Met elk van deze elementen moet een advocaat in zijn pleidooi rekening houden als hij wil dat zijn boodschap gehoord en geassimileerd wordt. Mensen selecteren de informatie die ze willen bewaren, waarbij de belangrijkste regel is dat ze de recentst opgeslagen informatie het makkelijkst onthouden. Een advocaat moet de essentiële punten van zijn betoog dus tot op het einde bewaren. En zo sterk mogelijk beklemtonen.
Omdat mensen in schema’s denken, moet informatie ook zo schematisch mogelijk gebracht worden, en liefst in functie van schema’s die de advocaat denkt dat de juryleden in hun hoofd hanteren. Want informatie die niet in een gevormd schema past, dreigt snel te worden vergeten. Omgekeerd kan een jurylid zelf informatie die niet is aangebracht aan zijn schema toevoegen als het in zijn beeldvorming past.
Juryleden zijn ook gevoeliger voor informatie die strookt met het oordeel dat ze zich over een zaak gevormd hebben. Een advocaat moet die beeldvorming proberen te doorbreken als ze niet overeenstemt met de belangen van zijn cliënt. Mensen gaan aan een verdachte die positief overkomt, ook gemakkelijk andere positieve kenmerken koppelen, en omgekeerd: iemand die een negatieve eerste indruk nalaat, zal nog andere negatieve kenmerken toegeschreven krijgen.
Juryleden stoppen op een gegeven ogenblik met het opnemen van informatie, omdat ze denken dat ze genoeg weten. Een advocaat moet proberen aan te voelen wanneer dat gebeurt, en op basis van welke argumenten. Sommige advocaten speuren soms dagenlang naar wie volgens hen in een jury het voortouw neemt, en spreken hem of haar vaak rechtstreeks aan. Want mensen beïnvloeden uiteraard ook elkaar.
Geert Vervaeke: ‘Uit experimenten is gebleken dat een jury in 78 procent van de gevallen dezelfde uitspraak doet als een beroeps-magistraat.’