Hoe word je voorzitter van de Europese Commissie?
Over minder dan een maand, op 17 en 18 juni, wijst de Europese Raad in Brussel een nieuwe voorzitter van de Europese Commissie aan, en dit voor een mandaat van vijf jaar. Mogelijke gegadigden zijn er genoeg, maar voor elk van hen is wel een reden te verzinnen waarom ze het níét kunnen worden. Een uitgelezen kans voor outsiders dus, al moeten zij evenzeer beantwoorden aan een haast perfect profiel.
In theorie mogen de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie eender wie aanwijzen. Maar er is een ongeschreven regel die zegt dat de voorzitter een (ex-)premier moet zijn. Regeringsleiders zoeken het nu eenmaal graag in eigen rangen. Dat de Fransman Jacques Delors, volgens velen de laatste echt succesvolle Commissievoorzitter, niet aan die voorwaarde voldeed, verandert daar weinig aan. Net zomin als het feit dat Jacques Santer en Romano Prodi, beiden wél oud-premiers, als voorzitter maar zwakjes presteerden.
Het Europees parlement eist dan weer dat de keuze overeenstemt met de uitslag van de Europese verkiezingen van 13 juni. De 732 volksvertegenwoordigers hebben geen officieel vetorecht, maar een parlementaire afwijzing zou een vreselijke klap betekenen voor het imago van de nieuwe Commissie. Centrumrechtse kandidaten hebben daardoor nu al een voetje voor.
Ook de geografie speelt een rol. Na Prodi, die uit een groot Zuid-Europees land komt, is een voorzitter uit een klein Noord-Europees land een meer waarschijnlijke keuze. En omdat de Fransen steeds harder klagen over de toenemende invloed van het Engels in de EU, is een kandidaat die weinig of geen Frans spreekt zo goed als kansloos.
De kans van Verhofstadt
Weinig politici beantwoorden aan al deze voorwaarden. Jean-Claude Juncker is een mogelijkheid, maar het zou hoogst verwonderlijk zijn dat de Commissie al voor de derde keer door een Luxemburger zou worden geleid (na Santer en Gaston Thorn). De Britten verdenken Juncker bovendien van iets te veel sympathie voor de Frans-Duitse alliantie, én van iets te veel federalisme. Andere centrumrechtse kandidaten zoals de Oostenrijker Wolfgang Schüssel en onze eigen Jean-Luc Dehaene (CD&V) zijn al heel lang in beeld zonder veel aan aanhang te winnen.
Mede daardoor is de Belgische premier Guy Verhofstadt (VLD) de voorbije weken tot topfavoriet gebombardeerd. Hij heeft de steun van de Fransen en de Duitsers. Maar hij is wel een liberaal, wat tot problemen met het Europees parlement zou kunnen leiden. Net zoals Juncker was hij ook aanwezig op de minitop in Luxemburg (de ‘pralinetop’) waar gepleit werd voor een eengemaakte defensiemacht. En zijn federalistische overtuiging is voor de Britten wellicht moeilijk verteerbaar.
Zo komen we bij het kernprobleem: een kandidaat die gepusht wordt door de Fransen, maakt zich automatisch verdacht bij de Britten. En vice versa: als de Britten iemand steunen, zoals de Portugees Antonio Vitorino en de Brit Chris Patten, beiden EU-commissaris, of de Ierse europarlementsvoorzitter Pat Cox, leidt dat tot argwaan in Parijs.
Een kansrijke Duitse kandidaat, EU-commissaris voor de Uitbreiding Günter Verheugen, wordt dan weer niet gesteund door zijn eigen land. En zo is er altijd iets.
Vroeg of laat moet er iemand uit het pak komen. En omdat de Britten dit keer geen veto’s meer kunnen stellen (zoals ze dat in 1994 met Dehaene deden), zijn ze in Londen steeds meer bevreesd dat ze uiteindelijk – bij gebrek aan een valabel alternatief – nog met Verhofstadt opgescheept zullen worden. De weddenschappen zijn geopend.
Copyright Knack/The Economist. Bewerking: G.M.