Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

‘Waarvan die vent wel iets kent, weet ik niet, maar over wielrennen zou hij beter zwijgen.’ Lijdend voorwerp van deze bijtende aanklacht: Paul D’Hoore! Aan het woord: mevrouw Farazijn, de echtgenote van Peter, die Fausto wordt genoemd. Wat haar promoveert tot Dama Bianca. Dat Farazijn niet kon klimmen, dat had den D’Hoore beweerd. Hallo zeg.

U kent het merkwaardige Tourverhaal van Peter Farazijn. Om halftwee zaterdagnamiddag stond hij nog in een Westhoekwei naar de Rally van Ieper te kijken, toen hij plotseling telefoon kreeg, dat hij twee uur later in Luik aan de start van de Ronde van Frankrijk moest verschijnen. Waar ze die cameraploegen zo snel vandaan toveren, begrijpen wij niet, maar even later zaten wij mee aan boord van Fausto’s auto. Met een vaartje van honderd tachtig kilometer per uur scheurde la Dama Bianca van Ieper naar Luik. Ze heet Sybille, ook dat nog.

En over háár man had D’Hoore dus, tijdens zijn dagelijkse optreden in ‘Vive le Tour’, beweerd dat hij niet kon klimmen. Dat was in de billen van Sybille gebeten. Overal waar ze kwam, spraken de mensen haar erop aan: ‘Wat zegt die zot? Dat Fausto niet kan klimmen? Hij moest beschaamd zijn. Als er nog één Belgische coureur bergop kan, dan is het Fausto wel.’

Mevrouw Farazijn haalde haar grote gelijk al meteen bij de eerste Pyreneeenrit. Niet alleen eindigde Fausto knap 85e, op minder dan negentien minuten van winnaar Ivan Basso, maar bovendien bleek dat D’Hoore er inderdaad geen verstand van had. Iets wat men ook wel eens hoort opperen in kringen van financiële experts. De voorspelling die hij de vorige avond met veel aplomb had geponeerd, was namelijk compleet verkeerd.

Tegen voorspellingen in de sport voert uw dienaar in zijn eentje een moedige, maar vergeefse kruistocht. Zowel op deze laatste bladzijde als op die van Sport/Voetbalmagazine hebben wij het minstens honderd keer gepredikt: ‘Voorspel niets in de sport, trek zelfs geen enkele conclusie uit wat al gebeurd ís, want geen vijf minuten nadat ze zijn uitgesproken, zijn uw hoogdravende woorden al door de feiten weerlegd.’

Het bewijs van deze stelling wordt elke dag geleverd, en mocht men onze raad opvolgen, zouden ons duizenden uren gemekker op radio en televisie worden bespaard, alsook miljoenen krantenpagina’s. Ook op Euro 2004 was het raak. Na twee of drie wedstrijden hadden de kenners alweer hun besluit klaar: het behoudende voetbal was totaal voorbijgestreefd, en alleen het aanvallende loonde. Hoe men zoiets kan beweren, minder dan een maand nadat met FC Porto een uitermate behoudende ploeg de Champions League heeft gewonnen, is ons een raadsel. Maar in de sportjournalistiek, net als in de sport zelf, kan alles. Het zal u niet ontgaan zijn dat met Griekenland het meest defensieve team van de jongste veertig jaar Europees kampioen is geworden.

Ook D’Hoore liet zich voor de zoveelste keer vangen. Op de vooravond van de eerste Pyreneeënrit werd hem gevraagd of Lance Armstrong de volgende dag zou toeslaan. Paul liet een wel bijzonder lange stilte vallen. Wij dachten eerst dat hij iets had gekregen, een hartaanval of zo, te wijten aan het overgewicht dat in de tuinstoelen van ‘Vive le Tour’ nogal nadrukkelijk aan het licht kwam. ‘Niet alleen de Tour barst uit zijn voegen’, zou Jan Wauters later met een venijnige blik naar D’Hoore opmerken. Paul is, zoals iedereen in zijn beginjaren, de sportredactie van de radio gepasseerd. Dat hij daar zijn schoenen telkens inruilde voor binnenhuis-slippers, heeft zijn radiocarrière aanzienlijk verkort.

De lange stilte die hij inlaste, diende om de dramatiek van zijn verrassende antwoord fel te benadrukken: die Armstrong reed lang niet zo goed als de simpele wielerliefhebber dacht! Paul had ergens op een helling van vierde categorie gestaan, en toen Armstrong daar voorbijkwam, had hij naar lucht moeten happen. ‘Heel eventjes maar’, gaf D’Hoore toe, maar voor een echte kenner is zoiets voldoende. Armstrong had ook dof voor zich uit gekeken. En zijn ploeg was misschien verdienstelijk geweest in de ploegentijdrit, zodra er geklommen moest worden, zat Armstrong alleen.

D’Hoore sprak de conclusie net niet expliciet uit, maar de impliciete boodschap was duidelijk: ‘Jan Ullrich wint de Tour.’ En opgepast ook voor Tyler Hamilton, die ter ere van zijn net gestorven hond Tugboat met een forse stunt zou kunnen uitpakken. En voor Iban Mayo, na een val op de kasseien uitgeschakeld voor het geel, maar vast van plan om in zijn Pyreneeën voor vuurwerk te zorgen.

We zijn nu een dag later, na de afzinking van de Aspin, aan de voet van de slotklim naar La Mongie op de Tourmalet. Vijf renners van de zwakke US-Postalploeg scheuren het peloton aan flarden. Mayo wordt naar het ziekenhuis gereden. Hamilton naar het kerkhof, de fysieke gelijkenis met Tugboat is treffend. En ook Jan Ullrich moet zich kansloos uit het wiel laten rijden, zíjn gelaat doet denken aan een oude kompel die na vierendertig jaar met stoflong uit de mijnen van Silezië is getakeld. ‘Ik dacht dat ik Lei Clijsters zag rijden’, noteert Eddy Planckaert, zelf een redelijk verwilderde bosmens, in Het Laatste Nieuws.

Vooraan trekt de Portugees José Azevedo zijn ploegmaat Armstrong op indrukwekkende wijze tot in de laatste drie kilometer, en dan gaat ’the Boss’ zelf, in het gezelschap van Ivan Basso, onhoudbaar op weg naar zijn zesde eindzege.

Deze keer was het Paul D’Hoore die even naar lucht moest happen. ’s Avonds zat kerkvader Rik Torfs in de tuinstoelen van ‘Vive le Tour’. En die bleek wél iets van koers te kennen. Meer dan van de katholieke moraal alleszins.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content