Dezer dagen loopt The Big Short in de bioscoop, het waargebeurde verhaal van vier topbeleggers die de speculerende grootbanken een koekje van hun eigen deeg geven. Het échte beursgenie achter de film, Michael Burry, ziet de toekomst somber in: ‘De schuldenberg is zo hoog dat ik er duizelig van word.’

Welgeteld 489,34 procent winst, dat is wat beleggen bij Scion Capital, het hefboomfonds van Michael Burry, u tussen november 2000 en juni 2008 opbracht. Burry is een legende in de Amerikaanse beleggerswereld. Hij werd neuroloog, hing al snel zijn witte jas aan de wilgen, begon met het geld van zijn familie te speculeren en werd steenrijk. Hij werd nog het bekendst doordat hij in 2004 al inzag dat de Amerikaanse huizenmarkt een geweldige zeepbel dreigde te worden. Ooit knapt dat ding, besefte hij. Hij speculeerde tegen de banken en kredietverleners die de crisis van 2008 zouden veroorzaken, en maakte daar gigantisch veel winst mee. Auteur Michael Lewis schreef de roman The Big Short over hem en zijn maats, die zopas door regisseur Adam McKay werd verfilmd.

In de film worden jullie geportretteerd als poenerige helden, maar ook als mensen die oprecht verontrust waren bij wat er aan het gebeuren was. Voelde het toen zo aan?

MICHAEL BURRY:Ik had het gevoel dat ik naar een vliegtuigcrash keek. Ik wist wat er aan de hand was, maar niemand kon er iets aan doen. Wat de straf betreft voor degenen die hier verantwoordelijk voor waren: de mensen die geld leenden dat ze niet konden terugbetalen, werden gestraft voor hun hebzucht en verloren hun huis of soms zelfs hun leven. Dat mogen we niet vergeten. En de bankiers werden er alleen maar rijker van.

Verbaasde het u dat geen enkele verantwoordelijke van de crisis naar de gevangenis moest?

BURRY: Verbaasd? Ik ben gechoqueerd dat de bestuurders van de kredietleners niet werden gestraft. Maar dat is natuurlijk eigen aan het systeem. Na de internetzeepbel van 1997 ging dat net zo. De risicokapitalisten en de internetbazen van toen wonen nog altijd in hun kastelen in San Francisco. Maar de kleine man draait ervoor op: de kleine investeerders, en de mensen die moeten lenen. We moeten meer op onze hoede zijn. (nadrukkelijk:) Vertrouw geen mensen die je ‘gratis’ geld aanbieden. Het is verleidelijk, maar je verkoopt je ziel aan de duivel.

Na de crash is het financiële systeem enigszins hervormd. Is het nu veiliger?

BURRY: Ik zie daar jammer genoeg niet veel van. Mijn grootste hoop was dat er meer persoonlijke verantwoordelijkheid zou komen. Daar kwam niets van in, mensen deden hun uiterste best om de schuld op iemand anders te steken. Dat is tragisch. De crisis maakte de grote banken – je gelooft het toch werkelijk niet? – nog groter. En de Federal Reserve (de Amerikaanse Centrale Bank, nvdr.), een niet-verkozen instelling, is machtiger dan voordien.

Weet u wat de overheid eigenlijk heeft gedaan? Eerst verplichtte ze de banken om enkele hypotheekverleners te redden die de huizenzeepbel hadden gecreëerd. Daarna keerde ze haar kar, en blameerde ze de banken die ze tot die overnames had verplicht! Daarbovenop hield de Federal Reserve de interest (bijvoorbeeld op spaarboekjes, nvdr.) op nul procent, en daarmee verbrak ze het contract met hardwerkende Amerikanen die gespaard hadden voor hun pensioen. Plots zagen zij dat ze niet zouden toekomen met hun spaargeld. Samengevat: de overheid deed de middenklasse meer pijn dan de privésector ooit heeft gedaan. Ze heeft de kloof tussen arm en rijk nog verbreed.

Hoe heeft dat de kijk van de mensen op het systeem beïnvloed?

BURRY: In de media overheerst de visie dat Amerika te lijden heeft onder Wall Street, de grote bedrijven en de rijken. Het hele kapitalisme lijkt niet meer te deugen. Ik zie het anders. Wanneer iemand mij gratis geld aanbiedt, ben ik niet verplicht dat te aanvaarden. En als ik het toch aanvaard, kan ik er maar beter zeker van zijn dat ik alle voorwaarden begrijp, want ‘gratis geld’ bestaat niet. Dat noem ik persoonlijke verantwoordelijkheid, dat is gezond verstand. Niet de banken waren de voornaamste oorzaak van de huizenzeepbel, maar wel degenen die geld leenden om hun levensstandaard op te krikken. En dat waren er niet weinig. Maar de uitvlucht was snel gevonden. De schuld lag bij de één procent, bij de hefboomfondsen of bij Wall Street, nietwaar? Terwijl de samenleving beter gediend was geweest met een beetje introspectie.

Waar staan we vandaag, economisch gezien?

BURRY: Precies waar we voor de crisis stonden: we proberen opnieuw de groei te stimuleren met geld dat we goedkoop lenen. Het heeft vorige keer niet gewerkt, maar een ander middel heeft de Federal Reserve niet. Ondertussen verbreedt het beleid van de Fed de kloof tussen arm en rijk, wat aanleiding geeft tot politiek extremisme en de blokkering van Washington. Het ziet ernaar uit dat we op weg zijn naar negatieve interesten op wereldschaal (dan moet je betalen om je geld op de bank te zetten, in plaats van dat het opbrengt, nvdr.) Dat is gevaarlijk. Interestvoeten zouden de risico’s moeten weerspiegelen. Dat systeem wordt nu lamgelegd, en dat is niet gezond voor een economie.

Waarover bent u het meest bezorgd?

BURRY: Schulden. Het idee dat groei onze schulden zal doen wegsmelten, blijkt heel aantrekkelijk voor politici. Maar als puntje bij paaltje komt, zijn het wel de burgers die ervoor opdraaien. Op de balans van de Federal Reserve is de verhouding tussen passiva en activa momenteel 77:1. Dat is zo absurd dat ik er duizelig van word. De volgende crisis loert al om de hoek.

Op het einde van de film krijgen we een tekst te zien: ‘Michael Burry focust zijn handel vandaag nog slechts op één artikel: water.’ Dat klinkt onheilspellend.

BURRY: Proper water is geen vanzelfsprekendheid, zag ik een jaar of vijftien geleden in. Meer zelfs, in sommige landen is watervoorziening een politieke kwestie, en is het de oorzaak van conflicten. Water transporteren is niet praktisch, dus investeren in watermaatschappijen leek me niet echt lucratief. Maar wat me na verloop van tijd wél duidelijk werd, is dat voeding de juiste manier is om in water te investeren. Voedsel produceren vraagt enorm veel water – voor één fles wijn heb je 400 flessen water nodig. Dan kun je dus beter je voedsel produceren in waterrijke gebieden, en het naar waterarme streken produceren. Noem het waterdistributie via een omweg.

Is er iets wat u hoopvol stemt over de toekomst?

BURRY: Dat we volop blijven innoveren, ook op plaatsen waar het door de politiek en de regelneverij niet altijd voor de hand ligt. De vooruitgang in de gezondheidszorg is indrukwekkend. Amerikanen hebben nog altijd die ondernemingsgeest. We moeten onze technologie gebruiken om ons leven beter te maken. Of je er nu kanker mee geneest of een betere taxidienst mee opricht, maakt niet uit.

DOOR JESSICA PRESSLER – © New York Magazine

‘Niet de banken waren de voornaamste oorzaak van de huizenzeepbel, maar degenen die geld leenden om hun levensstandaard op te krikken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content