Het gros van alle erfenisdossiers wordt keurig afgehandeld. Na de dood van een dierbare slagen de erfgenamen erin om zijn nalatenschap op een serene manier te verdelen, en dan kan het echte rouwproces beginnen. Toch zijn er ook erfenissen die voor hoofdbrekens zorgen, zowel bij de erflater als bij de erfgenamen. Een overzicht van de grootste probleemgevallen, de meest voorkomende vragen en de vaakst gemaakte fouten.
1 : de grootste probleemgevallen
Het zou een droomscenario kunnen zijn: je wordt bij de notaris geroepen en je blijkt de enige erfgenaam te zijn van een verre tante. Je kent haar enkel uit verhalen van vroeger: ze zou een grote villa gehad hebben en heel veel geld. De meest voor de hand liggende optie lijkt dus dat je de erfenis zonder meer aanvaardt – een zuivere aanvaarding in het jargon. Maar wat blijkt? De tante raakte – zonder medeweten van de familie – de laatste tien jaar van haar leven volledig aan lagerwal. Haar erfenis bestaat uit niets anders dan een onmetelijke berg schulden.
Als erfgenaam zit je in zo’n geval wel degelijk met een probleem: jij bent het die moet opdraaien voor de schulden van je tante. In de praktijk zijn er echter weinig mensen die in die val trappen. Meestal is men er zich van bewust dat de overledene het ál te bont maakte. Als het meteen duidelijk is dat de opbrengsten van de nalatenschap niet zullen volstaan om alle schulden te betalen, kiezen de erfgenamen er doorgaans voor om de nalatenschap te verwerpen. Hiertoe dien je als erfgenaam een verklaring af te legen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de laatste woonplaats van de erflater.
Toch blijft het ook hier uitkijken geblazen. In een geval als dit bijvoorbeeld: vier zussen krijgen het bericht dat hun broer overleden is. Ze hebben al jaren niets meer van hem gehoord. Het enige wat ze weten, is dat hij zich ophield onder de bruggen van Parijs. De vier zussen verwerpen dus zijn nalatenschap, aangezien ze er niet veel goeds van verwachten. Als de zussen de zaak van nabij bekeken hadden, waren ze waarschijnlijk te weten gekomen dat hun broer veel beter bij kas zat dan op het eerste gezicht leek.
Als een erfgenaam de nalatenschap verwerpt, kan hij alleen op zijn beslissing terugkomen als er zich in tussentijd geen ander familielid heeft aangediend om de erfenis op te strijken. Bijvoorbeeld: een neef verwerpt de nalatenschap van zijn oom, aangezien het alleen maar gaat om wat meubeltjes uit zijn gehuurde appartement. De rechtbank stelt een curator aan die ervoor zorgt dat het appartement wordt leeggehaald. Plots wordt een stapel kasbons ontdekt onder de matras van de overledene. Ondertussen heeft zich een verre nicht gemeld als erfgenaam. Zij eist de kasbons op, maar krijgt uiteindelijk het deksel op de neus in de rechtbank. Ze had namelijk een brief geschreven waarin ze zich als familielid van de overledene meldde, maar ze had daar niet aan toegevoegd dat ze de nalatenschap aanvaardde. Slotsom: de neef mag de kasbons houden, hoewel hij in eerste instantie de nalatenschap van zijn oom verworpen had.
Het kan dus risico’s inhouden om een erfenis zomaar te aanvaarden of zomaar te verwerpen. De gulden middenweg is de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving. In dat geval wordt een nauwkeurige inventaris gemaakt van alle goederen uit de nalatenschap. Eventuele schulden komen dus gegarandeerd boven water. In het beste geval volstaat de opbrengst van de nalatenschap om die schulden te betalen. Dan krijgt de erfgenaam alles wat overblijft. Als er meer schulden zijn dan het vermogen uit de nalatenschap waard is, dan hoeft de erfgenaam niet op te draaien voor het overige bedrag dat verschuldigd is. De schuldeisers schrijven het af als niet-recupereerbaar passief.
Kunnen we daaruit concluderen dat de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving steeds en altijd de beste optie is? ‘Het blijft opletten zolang de procedure loopt’, waarschuwt Hélène Casman, erenotaris en decaan van de faculteit Recht en Criminologie aan de VUB. ‘Stel dat je de meubels van de overledene verkoopt omdat die in de weg staan, of dat je de begrafenis betaalt met geld van zijn rekening. Door zo’n daad te stellen, stem je er in feite stilzwijgend mee in dat je de erfenis tóch zuiver aanvaardt – mét alle schulden die er eventueel aan vast hangen. Dan is er geen weg terug.’
Wat je als erfgenaam natuurlijk wél mag doen, is de ijskast leeghalen in het huis van de overledene. Of ervoor zorgen dat zijn huisdieren niet aan hun lot overgelaten worden. Dat zijn de zogenaamde bewarende maatregelen, die nooit als een stilzwijgende aanvaarding worden beschouwd. Toch blijft de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving een strak gereglementeerde procedure waarbij je als erfgenaam op je tellen moet passen. Onderweg overschakelen naar een verwerping – als het allemaal te veel van je vergt – kan evenmin.
Bovendien zit er nóg een addertje onder het gras. Als de fiscus kan vaststellen dat de overledene tijdens de drie jaar vóór zijn overlijden een hoop geld had, dan mag hij veronderstellen dat het geld er na het overlijden nog steeds is – zélfs als er geen spoor meer van te bekennen valt. De erfgenamen moeten in zo’n geval successierechten betalen op het volledige plaatje. In zo’n geval moet een erfgenaam soms meer betalen dan het bedrag dat hij uiteindelijk erft. Hij is niet gedekt door de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving. Vooral voor zijdelingse verwanten, die meer successierechten moeten betalen dan rechtstreekse familieleden, kan dat hard aankomen.
Een voorbeeld uit de praktijk van Hélène Casman: een man verkoopt tijdens de drie jaar vóór zijn overlijden zijn twee appartementsgebouwen. De verkoopaktes zijn bewijzen voor de fiscus. Na zijn overlijden tasten de erfgenamen van de man echter volledig in het duister: de opbrengst van de verkoop blijkt onvindbaar. Er valt niets af te leiden uit zijn rekeninguittreksels, er is geen enkele aanwijzing dat de man er eventueel effecten of kasbons mee zou hebben aangekocht.
Hélène Casman: ‘De erfgenamen moesten proberen te achterhalen waar het bedrag naartoe was. Ze vermoedden dat de man het had opgesoupeerd: aan reizen, restaurants, taxi’s, enzovoort. Na heel wat rompslomp hebben we via zijn vast reisbureau kunnen bewijzen dat de man veel reisde. Ook zijn paspoort is opgedoken. Het was om de twee maanden afgestempeld op de meest exotische bestemmingen. Gelukkig was de man ook vaste klant bij één enkel taxibedrijf, zodat we konden aantonen dat hij ongeveer vier keer per week een taxi bestelde. Uiteindelijk heeft de fiscus voor 75 procent van het verdwenen bedrag aanvaard dat het er niet meer was.’
Zelfs als je overweegt om een erfenis te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving, kan het interessant zijn om eerst langs te lopen bij de bank van de overledene. Enkele inlichtingen over wat er de laatste drie jaar met zijn rekeningen gebeurd is, kunnen een argument zijn om de erfenis te verwerpen. In bepaalde gevallen kunnen zelfs de opbrengst van het huis en de inboedel van de overledene niet volstaan om de successierechten op het verdwenen geld te compenseren.
DE VERDELING
Een ander soort problemen kan opduiken tijdens de fase van de vereffening en verdeling van de nalatenschap. ‘Elk erfenisdossier heeft twee luiken’, verklaart notaris Christophe Blindeman. ‘Bij het eerste, het fiscale luik, zijn er doorgaans geen discussies. Het enige wat moet gebeuren, is de fiscale aangifte van de nalatenschap – binnen de vijf maanden na het overlijden van de betrokkene. Doorgaans doet de notaris dat. Anders is het gesteld met het tweede, burgerrechtelijke luik. Daarbij moet de nalatenschap verdeeld worden onder alle erfgenamen, en dat kan wel eens gepaard gaan met een bittere strijd.’
De erfgenamen komen namelijk in veel gevallen in onverdeeldheid terecht, met betrekking tot alle of bepaalde goederen van de nalatenschap. Dat betekent dat ze gezamenlijk een eigendomsrecht hebben op die goederen. Een onverdeeldheid veronderstelt dat men dezelfde, concurrerende rechten op hetzelfde goed heeft. Als een weduwnaar bijvoorbeeld twee huizen nalaat, bezitten de twee kinderen na zijn overlijden elk de helft van elk huis.
‘Meestal komt men snel tot een overeenkomst’, zegt notaris Blindeman. ‘We verdelen de nalatenschap in gelijke pakketten, zodat elke erfgenaam aan zijn trekken komt. Desnoods betaalt één iemand die wat meer kreeg een oplegsom aan de anderen.’ In het geval van de twee huizen kan de oplossing eenvoudig zijn: één huis voor elk kind.
Vaak komt men echter in een patstelling terecht, zodat uiteindelijk een gerechtelijke procedure soelaas moet bieden. ‘Jammer’, vindt notaris Blindeman. ‘Want een gedwongen openbare verkoop van het ouderlijke huis is dan meestal de uitkomst. En inderdaad: als twee honden vechten om een been, loopt een derde ermee heen. Bij een openbare verkoop duiken soms verrassend veel gegadigden op.’
Het worstcasescenario is natuurlijk dat niet alleen de verdeling van het ouderlijke huis, maar van de héle nalatenschap ter discussie gesteld wordt. Als er helemaal geen akkoord bereikt kan worden, komt het tot een gerechtelijke procedure. Daarbij wordt een boedelnotaris aangeduid die in naam van de rechtbank de vereffening en verdeling van de nalatenschap dient te regelen.
Christophe Blindeman: ‘De deur om tóch nog over te gaan tot een minnelijke regeling blijft dan nog steeds op een kier staan. In nogal wat gevallen raakt men namelijk moegestreden, want sommige dossiers blijven tien jaar aanslepen. Stel je voor dat je tien jaar van je leven – plus al dat geld – moet spenderen aan een procedure over de verdeling van een nalatenschap. Het gebeurt dus zelden dat erfgenamen doorgaan tot het bittere eind.’
Notaris Erik Van Tricht nuanceert enigszins: ‘In het geval van een overlijden binnen een nieuw samengesteld gezin kunnen de discussies achteraf erg venijnig zijn. Dat valt psychologisch perfect te verklaren. De band met een stiefbroer of -zus, of de band met een stiefmoeder is in veel gevallen minder hecht dan een bloedband. Gevolg is dat de erfgenamen hier de problemen dikwijls uitvergroten, zonder na te denken over wat de emotionele consequenties daarvan kunnen zijn. Een testament biedt weinig soelaas. Het is soms pijnlijk om te zien hoe weinig rekening er wordt gehouden met de laatste wil van de overledene.’
Volgens notaris Van Tricht kan een uiterst expliciet testament veel discussies vermijden, met name bij nieuw samengestelde gezinnen. Open kaart spelen is de boodschap. Bijvoorbeeld: een man overlijdt. Hij laat twee volwassen kinderen na uit zijn eerste huwelijk, en één minderjarige zoon uit een tweede relatie. Via zijn testament bevoordeelt hij zijn jongste zoon, maar hij legt heel nauwkeurig uit waarom: de jongen moet zijn studies zelf bekostigen aangezien zijn moeder krap bij kas zit. Erik Van Tricht: ‘In veel gevallen kunnen de meer benadeelde kinderen daar best mee leven. Geheime regelingen om één kind systematisch te bevoorraden met cash, zijn daarentegen nooit een goed idee. Na verloop van tijd komt tóch alles uit, en dan is het spel aan de gang.’
NIEUW SAMENGESTELD GEZIN
Voor nieuw samengestelde gezinnen kan ook de wet-Valkeniers een uitkomst bieden. Een man bijvoorbeeld die een tweede huwelijk aangaat en kinderen uit een vorige relatie heeft, kan hiermee in zijn huwelijkscontract een regeling op maat uitwerken over de erfenisrechten die zijn tweede echtgenote zal hebben in zijn nalatenschap. Tegelijk kan hij er ook voor zorgen dat zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk niet in de kou blijven staan. De wet-Valkeniers heeft één beperking: de langstlevende echtgenote kan nooit het vruchtgebruik ontzegd worden over de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad.
‘De wet-Valkeniers is een goede wet, maar in de praktijk is er weinig vraag naar’, zegt notaris Blindeman. ‘Ze werkt namelijk proactief: je moet een overeenkomst bereiken op het moment dat je je huwelijkscontract sluit. Stel nu dat het de man is die voor de tweede keer trouwt. Het ligt heel delicaat om tijdens die idyllische fase tegen zijn aanstaande te zeggen: schat, ik vind eigenlijk dat jij na mijn dood nergens recht op hebt. Ik zou het liever allemaal aan mijn kinderen uit mijn eerste huwelijk geven.’
Het is een feit dat de wet-Valkeniers vooral bij grote vermogens haar nut bewijst, als er vennootschappen en dergelijke aan te pas komen. Het moet wel steeds gaan om paren waarbij minstens één partner al een kind heeft uit een vorige relatie. ‘Dat het niet werkt voor kinderloze paren vind ik heel discriminerend’, zegt Alain Verbeke, gewoon hoogleraar aan de KU Leuven en als advocaat gespecialiseerd in vermogensplanning en erfeniskwesties. ‘Ik heb bijvoorbeeld aan een dossier gewerkt van een rijke jongen van 26 die met een minder vermogend meisje zou trouwen. Ooit zal zij het vruchtgebruik krijgen op de helft van zijn nalatenschap, gesteld dat hij eerst sterft. In zijn vermogen zitten gigantisch veel exploitatievennootschappen: iets waar zij niet de minste interesse voor heeft en er liever op een veilige afstand van blijft. Met de wet-Valkeniers zou wel iets te regelen zijn, maar niet in dit geval. Geen van beide partners heeft namelijk kinderen uit een vorige relatie. Als je het heel zakelijk bekijkt, zou het volstaan dat de jongen voor een kind zorgt bij een andere vrouw. Maar in de praktijk is dat natuurlijk niet werkbaar.’
De wet-Valkeniers biedt dus enkel een oplossing in welomlijnde gevallen. Het blijft een feit dat kinderen uit eerste relaties soms een zwakke positie innemen in het Belgisch erfrecht. Dat bewijst het volgende verhaal uit de praktijk van notaris Van Tricht. Een man van 75 sterft. Hij laat een vrouw en twee kinderen na. Zij beweren dat ze de enige erfgenamen zijn, en de verdeling van de nalatenschap vindt plaats. Na een hele tijd duikt plots nóg een zoon van de overleden man op, uit zijn eerste – kortstondige – huwelijk. Daarover zegt de wet het volgende: als een erfgenaam later dan zes maanden na de verdeling van de nalatenschap opdaagt, kan hij zijn deel niet meer in natura opeisen – enkel in geld. Erik Van Tricht: ‘Dan nog blijft de vraag natuurlijk in hoeverre de andere erfgenamen geprobeerd hebben om bepaalde goederen te verduisteren. Het echte probleem in deze zaak is dat er in België geen officiële documenten bestaan waaruit je vlot kunt afleiden hoeveel kinderen iemand werkelijk heeft.’
TESTAMENT
In tegenstelling tot wat je misschien zou denken, kan ook een testament ervoor zorgen dat de zaken ontsporen na het overlijden van de betrokkene. Vooral als het om eigenhandige testamenten gaat, niet zozeer bij de notariële testamenten. Enkel de laatste worden opgemaakt door en automatisch bewaard bij de notaris. Een eigenhandig testament is enkel geldig als de overledene het zelf geschreven, ondertekend en gedateerd heeft. Het komt al eens voor dat één of meerdere zaken ontbreken.
‘Een ander euvel dat kan opduiken bij een eigenhandig testament is een interpretatieprobleem’, vertelt notaris Blindeman. ‘Soms is het daarom onuitvoerbaar, omdat we onmogelijk kunnen achterhalen wat nu de laatste wil was van de overledene.’ Bijvoorbeeld: een weduwnaar sterft en laat twee dochters na. In zijn testament benadrukt hij dat zijn opbrengsteigendommen onder geen beding verkocht mogen worden. Hij wil dat zijn oudste dochter ze blijft beheren. Als compensatie mag ze gratis wonen in de ouderlijke woning. Als ze weigert en tóch verkoopt, krijgt ze enkel haar wettelijk voorbehouden erfdeel – een pak minder dus. Dezelfde strafclausule geldt voor de jongste dochter, mocht die de wil van haar vader niet respecteren. In de laatste paragraaf schrijft de man echter: als zijn beide dochters zijn wil niet respecteren, dan krijgt de oudste het grootste beschikbaar deel van de nalatenschap. Twee derde in plaats van de helft, met andere woorden. Beide dochters beslissen de eigendommen van hun vader te verkopen en zijn wil dus niet te respecteren, maar de jongste dochter trekt daarbij aan het kortste eind. ‘De zaak escaleerde natuurlijk’, zegt notaris Blindeman. ‘Uiteindelijk hebben we een minnelijk akkoord bereikt: de eigendommen werden verkocht, en elke dochter kreeg de helft van de opbrengst. Dat was de best mogelijke oplossing, hoewel het niet conform is aan de laatste wil van de overledene.’
Een tweede vaak voorkomend probleem bij eigenhandige testamenten: er ontstaat een discussie over de vraag of het werkelijk zelf geschreven is. Christophe Blindeman: ‘Laatst kreeg ik het testament van een 83-jarige te zien. Het was geschreven in een zwierig handschrift. Onderaan stond een beverige handtekening. Ik kon niet anders dan een deskundige aanstellen om de zaak te onderzoeken.’
Een eigenhandig testament kan ook zeer gemakkelijk ‘verdwijnen’. Het ligt bijvoorbeeld opgeborgen in een lade in het huis van de overledene. Eén bepaalde erfgenaam vindt het, leest dat hij benadeeld wordt, en scheurt het vervolgens in duizend stukken. Geen haan die er verder nog naar kraait. Notaris Blindeman: ‘Als erfgenamen benadeeld worden, durven ze in het geval van een eigenhandig testament wel eens opperen dat de opsteller niet meer helder van geest was, niet meer juridisch handelingsbekwaam. Ook dat kun je vermijden door een testament bij een notaris te laten opmaken. Bij de minste twijfel wordt er dan een doktersattest van de behandelende huisarts bij het dossier gevoegd.’
2. de meest voor- komende vragen
Iedereen die dat wil, kan voor een eerste gratis advies langslopen bij om het even welke notaris. De vraag die het meest gesteld wordt, zowel door jongeren als ouderen, zowel door gehuwde als door samenwonende paren, is deze: hoe kan ik mijn partner beschermen als ik sterf?
In het geval van gehuwden wordt de langstlevende partner sowieso beschermd door het huwelijk. Zelfs als er geen speciale regelingen getroffen werden, bepaalt de wet dat de weduwe of weduwnaar minimaal het vruchtgebruik verwerft over de hele nalatenschap – als er ook kinderen zijn. Hij of zij kan dus de gezinswoning en de inboedel levenslang blijven gebruiken, de intresten van rekeningen innen, enzovoort.
‘Voor gehuwden is er bovendien een hele rist mogelijke clausules en bedingen die ervoor kunnen zorgen dat de langstlevende partner krijgt wat hij of zij graag zou hebben’, zegt notaris Blindeman. ‘Voor samenwonenden liggen de zaken helemaal anders. Voor hen is er in het Belgische erfrecht helemaal niets voorzien, hoe duurzaam hun relatie ook moge zijn. Denken dat je bepaalde zaken kunt opvangen met een samenlevingscontract is een illusie. Het is namelijk bij wet verboden om een contract af te sluiten over niet-opengevallen nalatenschappen – zolang beide partners in leven zijn dus. De enige uitzondering daarop is en blijft het huwelijkscontract.’
Samenwonenden kunnen elkaar beschermen via een testament, hoewel het risico altijd bestaat dat andere erfgenamen dat in mindere of meerdere mate zullen aanvechten. Een andere mogelijkheid is het beding van aanwas of de tontine: beide partners sluiten een contract dat de langstlevende met zekerheid de hele woning kan behouden als de ander sterft. Een beding van aanwas betekent wel fiscale meerkosten: het prijskaartje voor zekerheid in de toekomst.
Een andere vraag die koppels dikwijls voorleggen aan de notaris: wat gebeurt er als wij samen overlijden, in een vliegtuigcrash of in een auto-ongeluk? ‘Dat is absoluut geen abnormale vraag’, vindt notaris Blindeman. ‘Het is zeker de moeite waard om daar eens over na te denken. Stel dat man en vrouw verongelukken met de wagen. De man sterft ter plaatse, de vrouw pas twee uur later in het ziekenhuis. Wettelijk gezien is dat geen gelijktijdig overlijden, en dat heeft wel degelijk gevolgen voor de erfgenamen.’
Als het overleden paar bijvoorbeeld een ‘langst leeft al’-beding had ingelast in zijn huwelijkscontract, dan gaat het hele gemeenschappelijke vermogen naar de vrouw. Ze hadden geen kinderen, dus in tweede instantie gaat het geheel naar de erfgenamen van de vrouw: haar broers en zussen. De erfgenamen van de man krijgen niets. Als de man en de vrouw wél gelijktijdig zouden zijn overleden, dan hadden de erfgenamen aan beide kanten elk de helft gekregen. Notaris Blindeman: ‘Een oplossing was geweest om op voorhand een termijn in te lassen in het huwelijkscontract: ik laat alles na aan mijn langstlevende echtgenoot, op voorwaarde dat die nog minstens veertien dagen langer leeft dan ik.’
ONTERVEN
Een derde vraag die vaak gesteld wordt: hoe kan ik iemand onterven? Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want er zijn een aantal erfgenamen die sowieso recht hebben op een wettelijk beschermd erfdeel: de reserve. Die erfgenamen worden de reservataire erfgenamen genoemd, of de reservatairen. In eerste instantie gaat het om de kinderen van de erflater, ongeacht hun afstamming. Ook buitenhuwelijkse kinderen of geadopteerde kinderen beschikken dus over een reserve. Andere reservatairen zijn de ouders van de erflater, en zijn langstlevende echtgenoot. Zélfs als de overledene in zijn testament duidelijk heeft gemaakt dat hij al die mensen buitenspel wilde zetten, kunnen die – desnoods via de rechtbank – hun rechten als reservatair doen gelden.
Soms is het voor de erflater geen aantrekkelijk vooruitzicht dat zijn reservataire erfgenamen na zijn dood een deel van zijn nalatenschap in handen zullen krijgen, bijvoorbeeld omdat de onderlinge relatie al jarenlang vertroebeld is. Stel dat iemand zijn langstlevende echtgenote volledig wil onterven, zodanig dat zij zelfs niet in de gezamenlijke woning kan blijven wonen tot aan haar dood. Daarvoor moeten deze drie voorwaarden vervuld zijn: de echtgenoten moeten minstens zes maanden feitelijk gescheiden geleefd hebben op de dag van het overlijden, ten tweede moet de erflater bij akte een afzonderlijk verblijf hebben gevorderd, en de echtgenoten mogen na die akte niet opnieuw zijn gaan samenwonen.
Als iemand daarentegen zijn ouders wil onterven, dan kan dat enkel als dat gebeurt ten gunste van zijn of haar langstlevende echtgeno(o)t(e).
In het geval van de kinderen wordt onterven een moeilijke kwestie. Als reservataire erfgenamen zijn zij het best van al beschermd door de wet. Toch zijn er enkele constructies mogelijk die dicht in de buurt komen van een volledige onterving. De levensverzekering om te beginnen. Bijvoorbeeld: een man betaalt jaarlijks een serieuze premie voor een verzekering op zijn hoofd. Bij zijn overlijden wordt het kapitaal uitgekeerd aan zijn dochter Marie. Haar broer Jan kan dat moeilijk aanvechten, zolang de betaalde premies niet buiten verhouding staan tot de vermogenstoestand van hun overleden vader.
Ook via de aankoop van vastgoed kan één kind buitenspel gezet worden. Als de ouders het vruchtgebruik van de woning kopen met name, en hun dochter Marie de blote eigendom. Na de dood van de ouders wordt Marie de volle eigenaar van de woning, zonder dat haar broer Jan dat kan aanvechten. Meestal wordt het dan zo uitgekiend dat het vruchtgebruik van de ouders in feite het hele vermogen van de ouders behelst. Zo blijft er niets over voor Jan en is hij de facto onterfd.
Een derde mogelijkheid is dat de erflater nog tijdens zijn leven één kind bevoordeelt door het allerlei consumptiegoederen te schenken. De inrichting van zijn nieuwe huis betalen bijvoorbeeld, of hem een nieuwe wagen geven. Op het moment dat de erflater overlijdt, zijn die dingen zo goed als niets meer waard, zodat de andere kinderen er geen geld op kunnen vorderen.
Professor Alain Verbeke ziet het meer verfijnd: ‘Als ouder een van je kinderen zijn reserve ontnemen, gaat nogal ver. Je kunt er beter voor zorgen dat hij die reserve behoudt, maar dan op de slechtst mogelijke goederen. Via een testament bijvoorbeeld: mijn oudste zoon mag nooit mijn aandelen in handen krijgen. Of je kunt je vermogen overdragen aan een vehikel zoals de Stichting Administratiekosten naar Nederlands recht. De Stichting geeft certificaten uit, zodat je kind enkel die erft in plaats van aandelen en zich dus na je dood niet meer kan moeien in het familiebedrijf. Op die manier erft hij nog wel, maar de erfenis wordt een lege doos. Hij krijgt wel de waarde, maar niet de controle op het bedrijf.’
Conclusie: als erflater moet je je vaak in allerlei bochten wringen om je reservataire erfgenamen hun wettelijk beschermd erfdeel te ontnemen. Verhuizen naar een Angelsaksisch land is natuurlijk ook een mogelijkheid, want daar zijn de regels van de reserve nagenoeg onbestaande. In België gaan er de jongste tijd meer en meer stemmen op om de reserve af te schaffen, of toch op zijn minst te versoepelen. Alain Verbeke: ‘Nu is de reserve een blind kanon, dat hoegenaamd geen rekening houdt met allerlei gevoeligheden. Ik ben voorstander van een kleine laserraket, dat je heel precies kunt richten. Enkel op behoeftige kinderen bijvoorbeeld, of op kinderen die dertig jaar van hun leven een bijdrage hebben geleverd aan de verdere ontwikkeling van het familiebedrijf.’
Notaris Erik Van Tricht is dan weer van oordeel dat de regels van de reserve maar beter blijven bestaan: ‘Sommige mensen moet je tegen zichzelf beschermen. Iemand die bij wijze van spreken plots beslist om alles na te laten aan zijn hond, zou zonder de reserve vrij spel krijgen.’
3. de meest voor- komende fouten
– De aangifte van nalatenschap wordt niet tijdig ingediend, dus niet binnen de termijn van vijf maanden na het overlijden. In normale omstandigheden is het de notaris die de formaliteiten vervult, maar sommige erfgenamen zijn zozeer overmand door verdriet – of volledig opgeslorpt door onderlinge ruzies – dat ze de weg naar de notaris niet vinden. Gevolg: de erfgenamen moeten een boete betalen, én ook intresten op de successierechten die ze te laat aan de staat overmaken.
– De overledene heeft voor zijn dood geen checklist en informatiemap klaargelegd voor zijn erfgenamen. Waar ligt de koopakte van het huis? Bij welke notaris ligt het testament? Welke instellingen (banken, verzekeringsmaatschappijen…) moeten gecontacteerd worden? Dat valt allemaal te achterhalen natuurlijk, maar het kan veel vergen van de mensen die achterblijven.
– De slechtst mogelijke plaats om een eigenhandig testament te bewaren, is een bankkluis. Die kan na je overlijden enkel geopend worden op verzoek van je erfgenamen. Dat verzoek moet echter uitgaan van álle erfgenamen, ook zij die eventueel verhuisd zijn naar Amerika. Werkelijk iedereen moet opgetrommeld worden, om dan misschien te moeten lezen dat de overledene alles nalaat aan haar beste vriendin.
– Het testament van de overledene duikt pas op na de begrafenis. Dat kan pijnlijk zijn, vooral als het zijn laatste wil was om absoluut niet gecremeerd te worden, en dat toch gebeurd is.
– ‘Een fout die vaak gemaakt wordt,’ vindt erenotaris Casman, ‘is dat er een testament gemaakt is terwijl dat eigenlijk niet nodig was. De wet zegt dat al je kinderen gelijk zijn, dus laat hen zelf beslissen hoe ze je nalatenschap zullen verdelen. Als ouder kun je je bovendien vergissen, zéker over zaken met een emotionele waarde. Ofwel werd het testament veel te vroeg geschreven, zodat bijvoorbeeld de helft waarvan sprake al jaren geleden verkocht werd. Zulke dingen zorgen alleen maar voor spanning, en voor de benadeelde kinderen is het soms heel kwetsend te moeten horen dat hun ouders hen blijkbaar niet zo graag zagen.’
– Omgekeerd kan ook, zegt notaris Van Tricht. ‘Iemand maakt geen testament, omdat hij ervan overtuigd is dat al zijn kinderen het prima met elkaar vinden. Vaak is de realiteit helemaal anders.’
– Een erflater bevoordeelt een van zijn kinderen met allerlei schenkingen tijdens zijn leven. Hij kan daarbij de fout maken dat hij een té groot deel van zijn vermogen schenkt. Gevolg: na zijn dood kunnen zijn andere kinderen een deel terugvorderen van hun begunstigde broer of zus, aangezien zij óók reservataire erfgenamen zijn. De reserve wordt namelijk niet berekend louter op alles wat overblijft na het overlijden van de erflater. Zijn vermogen omvat eveneens alle schenkingen die hij ooit aan om het even wie gedaan heeft tijdens zijn leven. Daarom wordt dat vermogen dan ook de fictieve massa genoemd. Bepaalde schenkingen verborgen houden, heeft weinig zin. Als de benadeelde erfgenamen onraad ruiken, kunnen ze een inboedelbeschrijving eisen. Daarbij moeten alle betrokken partijen een verklaring afleggen, waarbij ze verplicht zijn om alles op te biechten waar ze weet van hebben. Die verklaring doen ze onder eed, en op meineed staan strenge straffen. ‘De benadeelde partijen kunnen een strafklacht neerleggen als ze vermoeden dat één bepaalde erfgenaam blijft liegen’, waarschuwt professor Verbeke. ‘Dan houdt een onderzoeksrechter zich met de zaak bezig. Het is soms fenomenaal wat die mensen allemaal vinden, en dan hang je. Maar laat ons realistisch blijven: de bewijsproblemen zijn vaak gigantisch groot, zeker als het om constructies gaat die al jaren in voorbereiding waren.’
– Stel dat een gescheiden man een tweede relatie begint. ‘Als hij sterft, doen de kinderen uit zijn eerste huwelijk er goed aan een inventaris te laten maken van de inboedel uit de gezinswoning’, vindt notaris Van Tricht. ‘Vaak wordt dat vergeten, waardoor er heel wat discussies zijn als ook de tweede vrouw sterft. Haar kinderen eisen bijvoorbeeld erfstukken op die in feite toebehoren aan de familie van de man. Maar zonder inventaris valt er niets te bewijzen.’
DOOR CELINE DE COSTER/illustratie laura de coninck