Het heeft iets raars. Mensen die elkaar na het invallen van de duisternis vinden op een parkeerterrein langs de autosnelweg, of bij een cultureel centrum, en die dan in de laadbak van een vrachtwagen klimmen, om daar, in het halfdonker, te luisteren naar verhalen van asielzoekers. Dat is de theatervoorstelling Saw it on television / DIDN’T UNDERSTAND, waarmee acteur en auteur Michael De Cock door Vlaanderen trekt. Nu eens zittend op een kruk, dan weer geleund tegen de wand van de laadruimte vertelt De Cock, in een verbasterd Engels of in een monoloog doorspekt met wat Russisch, verhalen van en over vluchtelingen.
We horen of lezen wel vaker van die verhalen. Dat zijn dan verhalen van Tsjetsjenen die onder het puin van hun door Russen verwoeste dorp of stad vandaan zijn gekropen om vervolgens te stranden in een met prikkeldraad omsloten asielcentrum in België. Of de avonturen van Pakistani die de sneeuw op de Khyberpas trotseerden en dan hier in Europa, opgejaagd door de vreemdelingendiensten, ronddolen in een bos in Slowakije of op een parkeerplaats langs de E40, stilletjes hopend alsnog naar Engeland te kunnen ontkomen.
De verhalen die Michael De Cock in zijn laadbak vertelt en die hij intussen heeft gebundeld in Op een onzeker uur, lijken in niets op de vertellingen van de pelgrims naar Canterbury. Het zijn de bittere relazen van ondervragingen van asielzoekers en vluchtelingen door vertegenwoordigers van het Commissariaat voor de Vluchtelingen. En die zijn er op geoefend om al die verhalen op leugens en verzinsels uit te pluizen. Slaagt de asielzoeker er niet in de vragenlijst foutloos te beantwoorden, dan wacht hem of haar een onmiddellijke uitwijzing. En toch blijven ze komen.
Op 1 mei wordt de Europese Unie uitgebreid met tien nieuwe lidstaten en 75 miljoen nieuwe inwoners. Die 75 miljoen, veelal Oost-Europeanen, krijgen een nieuw burgerschap. In principe mogen EU-burgers vrijelijk rondreizen binnen het territorium van de Unie en zich naar believen vestigen of werken in een van de lidstaten. Maar dat geldt voorlopig niet voor de Oost-Europeanen. Want de huidige EU-lidstaten hebben met allerhande bepalingen in de toetredingscontracten gezorgd dat die Oost-Europeanen niet naar hier mogen om te werken.
In Europa zijn we erg bedreven geworden in het buiten houden van ongewenste gasten. ‘Naarmate Europa rijker en machtiger werd en meer zelfvertrouwen kreeg, sloot het zijn deuren’, schreef ooit Jacques Le Goff. ‘Behalve om elementen die het als vreemd en gevaarlijk beschouwde, buiten te zetten.’
Zelfs ter linkerzijde wordt het uitwijzingsbeleid gelegitimeerd met de bewering dat in een al te gemengde, versplinterde samenleving de sociale solidariteit in gevaar komt.
In Nederland maken ze zich klaar om 26.000 asiel- en gelukzoekers te deporteren – linkse oppositiepartijen wilden het aantal tot 20.000 beperken. De liberale VVD heeft er voorgesteld nieuwkomers de eerste tien jaar uit te sluiten van deelname aan de verzorgingsstaat. Wie niet voor zichzelf en zijn gezin kan zorgen, die komt er niet in. ‘Want’, zo juichte de commentator van het ooit zo progressieve HP/De Tijd, ‘het moet afgelopen zijn met de grote aantallen vreemdelingen die hier op kosten van de Nederlandse overheid vegeteren.’ Verderop alarmeerde het blad zijn lezers met de titel ‘De Polen komen’ boven een stuk. Met de Polen werden bedoeld de goedkope Poolse werklui die, zoals in België, ook in Nederland binnensijpelen.
De Britse tabloids, altijd paraat om de angsten van hun lezers op te poken, waarschuwen al maanden voor de Oost-Europese horden die voor de poorten van Fort Europa staan.
Het mag niemand verwonderen dat die Oost-Europeanen in de laadbak van een vrachtwagen klauteren en westwaarts trekken. Voor hen immers dreigt de uitbreiding van de Unie op een drama uit te draaien.
Na het slopen, eind 1989, van de muur tussen Oost en West bracht West-Europa weinig solidariteit op voor het verkrotte Oost-Europa. De machtige Europese Unie heeft, ondanks de vele beloften, de voorbije vijftien jaar aan hulp voor de toekomstige lidstaten amper de helft gespendeerd van wat de Verenigde Staten bij wijze van Marshall-hulp over Europa uitstrooiden.
Vanaf 1 mei moeten de Oost-Europese konijnenboeren concurreren met hun zwaar gesubsidieerde collega’s in West-Europa. Polen en Hongaren ontvangen ongeveer een kwart van de steun die Franse boeren binnenharken.
Op het platteland in Polen, Litouwen en Letland heerst armoede en hongersnood. Nadat vorig jaar schrijnende beelden van die ellende in de lokale pers waren opgedoken, ging het Rode Kruis voedselpakketten uitdelen aan hongerige schoolkinderen. In Polen leeft ruim een kwart van de bevolking onder de armoedegrens.
Slowakije draait de sociale uitkeringen met de helft terug. Het laat zich raden wat de gevolgen daarvan zijn voor de Roma-zigeuners in dat land van wie negentig procent werkloos is en die, volgens een recent rapport van de Verenigde Naties, een levensstandaard genieten vergelijkbaar met die van landen in Midden-Afrika. Twintig procent van de zigeuners leeft in voortdurende hongersnood. En dat op nauwelijks een dagreis, per vrachtwagen, van het geheel in marmer opgetrokken Europese hoofdkwartier in Brussel.
Rik Van Cauwelaert