Eind juni schreef Knack het verhaal van Miranda Bollen, een meisje uit Antwerpen dat licht mentaal gehandicapt was en een verleden had in instellingen. Ze was té. Té alles. Op haar achttiende was ze hulpverleningsmoe en trok ze de wereld in. Een paar maanden later was ze dood: ze had domweg haar medicatie verwaarloosd. Na de publicatie van het artikel heb ik zes volksvertegenwoordigers aangeschreven. Die hebben het onderwerp aangekaart op verschillende commissievergaderingen in het Vlaams Parlement. Uit de laatste vergaderingen van de commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt duidelijk dat de financiële middelen de vraag niet aankunnen. De oorzaken zijn niet ver te zoeken. We leven in een maatschappij waar de prestatie-eisen steeds hoger worden. Kinderen moeten als kind al enorm presteren om zich te kunnen handhaven. Een tweede oorzaak is het bodemverlies. Ouders hebben geen of weinig tijd voor hun kinderen. Dat kan soms bizarre vormen aannemen, zoals extreme verwaarlozing tijdens de eerste kinderjaren.

Een andere vaststelling. Het aantal dagdoses van Rilatine schiet omhoog: van bijna 1,8 miljoen dagdoses in 2005 naar bijna 3,5 miljoen dagdoses in 2007. Dat blijkt uit cijfers van het Riziv. Als opvoeder kan ik u verzekeren dat het aantal jongeren met concentratiemoeilijkheden, impulsiviteitproblemen en hyperactiviteit enorm gestegen is. Of ligt de lat van deze dolgedraaide maatschappij te hoog? Deze jongeren hebben deze gedoseerde medicatie echt nodig, anders vallen ze uit op school of op het werk.

De Vlaamse regering lijkt zich ervan bewust te worden dat men de groeiende hulpvraag niet meer kan volgen. Er wordt dus naar een andere, haalbare en goedkopere vorm van hulpverlening gezocht: trajectbegeleiding. Er wordt een traject voorgesteld met eventueel een bezoek aan een psychiater en begeleid wonen. Een trajectbegeleider volgt hen bij hun verdere stappen en helpt hen vaak catastrofale misstappen te voorkomen.

Men gaat er al te vlug van uit dat onze mentaal gehandicapten vanaf 18 jaar ‘meerderjarig’ zijn. Hun mentale puberteit en ik-vorming komt echter maar pas rond die tijd. Ze zijn niet rijp voor een traject, er moet een rijpingsproces aan voorafgaan. Op maatschappelijk vlak moeten ze zich leren inschakelen in een maatschappij die steeds ingewikkelder en grootschaliger wordt en daardoor steeds minder overzienbaar. De hulpvraag wordt dus complexer. Binnen de instellingen en orthopedagogische centra zal men die jongeren beter moeten coachen via kamertrainingen. Nieuwe methodieken zijn geboden. En daar zijn middelen voor nodig.

Vanuit die trainingshuizen kan geobserveerd worden of de jongere gebaat is bij trajectbegeleiding. Niet iedereen van die licht mentaal gehandicapten kan immers trajectbegeleiding aan. Als dat te hoog gegrepen is, kan worden gezocht naar een andere woonvorm binnen de volwassenwerking. Het moet voor de cliënt en de trajectbegeleider nog haalbaar en leefbaar blijven. Huizen voor werkenden en beschermd wonen zullen altijd nodig blijven. De wachtlijsten zijn echter ontzettend lang. Men kan maar hopen dat ze verminderen door de stimulering en uitbreiding van trajectbegeleiding.

DIRK WEYLER IS OPVOEDER-BEGELEIDER VAN JONGEREN TUSSEN DE 18 EN DE 21 JAAR.

door Dirk Weyler

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content