In Banda Aceh, de noordelijke provincie van Sumatra, is de pers niet echt welkom. Al meer dan een jaar probeert het Indonesische leger er de onafhankelijkheidsstrijders van de Beweging Vrij Aceh uit te schakelen. Knack-medewerker Alexander Weissink kon na lang aandringen het gebied bezoeken.

Banda Aceh is in staat van beleg. Op 19 mei 2003 stuurde president Megawati Sukarnoputri meer dan 45.000 strijdkrachten naar de provincie in het uiterst noordelijke puntje van Sumatra. Die moesten voorgoed een eind maken aan de rebellie van de Beweging Vrij Aceh, Gerakan Aceh Merdeka (GAM), die sinds 1976 voor onafhankelijkheid strijdt. In bijna dertig jaar heeft dat conflict naar schatting meer dan 10.000 levens geëist.

De top van de Indonesische strijdkrachten zei aanvankelijk slechts zes maanden nodig te hebben voor die opdracht. Nu, bijna een jaar verder, pleiten de militairen in Aceh opnieuw voor een verlenging van hun verblijf in Aceh. Volgens de legertop zijn intussen zo’n 3000 rebellen gedood of gevangengenomen. In totaal zou GAM over 5000 strijders beschikken.

Op het eerste oog lijkt het leven in Banda Aceh normale vormen te hebben aangenomen. Het wemelt weliswaar van de soldaten, maar ze doen hun uiterste best om vriendelijk over te komen. De lokale bevolking schijnt zijn gewone gang te gaan. In koffiehuizen, bij de moskee en op straat spreken mensen hun waardering uit over de militairen. Nu de strijdkrachten het voor het zeggen hebben, spreekt niemand een kwaad woord over hen. In plaats daarvan klaagt iedereen naar hartenlust over het provinciale bestuur onder leiding van de als buitengewoon corrupt bekendstaande gouverneur Abdullah Puteh. Het leger lijkt de harten veroverd te hebben.

Maar achter de façade van gemoedelijkheid gaat een wereld van angst en zwijgen schuil. Wanneer GAM ter sprake wordt gebracht, wordt het gesprek steevast afgebroken. Praten over de rebellen is gevaarlijk. Alleen de uitbater van een eetlokaal geeft zichzelf ’s avonds op eigen initiatief bloot wanneer de laatste klant is vertrokken. In zijn geboortedorp werden acht maanden geleden twintig mensen gedood. Niet door GAM, maar door het leger, zo zegt hij. Waarom? ‘Omdat ze de rebellen wel eens rijst hadden gegeven. Na een paar uur ondervragen schoten ze hen gewoon dood’, fluistert de man. Hij zegt zelf in 1976 eens te zijn opgepakt. Vijf maanden lang werd hij gemarteld met stroomstoten.

Op een geheime locatie en op basis van anonimiteit is een hoge officier bereid te praten over de manier waarop wordt vastgesteld wie wel en wie geen GAM is. Hij is belast met de identificatie van rebellen. Onder zijn gezag werden alle ambtenaren in de provincie aan een loyaliteitstest onderworpen. Hij zegt 150.000 functionarissen te hebben gescreend. In eerste instantie op basis van een enquête. Daarna werden twijfelgevallen voor een gesprek opgeroepen. Sommigen werden gevangengezet, anderen uit hun functie ontheven.

Hij is tot de conclusie gekomen dat steun voor de rebellen grotendeels opportunistisch van aard is. ‘Van de GAM-leden die wij vonden, was 80 procent niet meer dan gelegenheidssympathisant’, zegt hij. ‘Je kan het ze niet kwalijk nemen. Dit volk is getraumatiseerd, leeft in armoede en wordt afgeknepen door een corrupte provinciale regering. Hun situatie is hopeloos. Zolang niemand ze uitzicht biedt op iets beters, steunen ze gewoon degene die hen het meest bedreigt. Hun loyaliteit is van tijdelijke aard. Net zoals de zogenaamd massale steun nu voor het leger. Als de omstandigheden niet veranderen en we trekken ons terug, kiezen ze vroeg of laat weer voor GAM.’

Hoeveel van de 1300 gedode GAM-verdachten, zijn daadwerkelijk rebellen? De man draait om het antwoord heen. ‘De strijdkrachten doen er echt veel aan om niet de fouten uit het verleden te herhalen. Om vast te stellen dat er geen onschuldige burgers zijn gedood, moet een commandant na een actie altijd een formulier achterlaten bij het dorpshoofd. Daarop kan worden aangegeven of de slachtoffers inderdaad rebellen waren, of niet. Dat formulier moet vervolgens naar de militaire politie worden gestuurd. Die stelt bij twijfelgevallen een onderzoek in’, legt hij uit. Hoe vaak komt het voor dat er melding wordt gemaakt van onschuldige slachtoffers? ‘Niet vaak, maar het gebeurt wel eens’, zegt hij. Getallen wil hij niet geven. Sinds februari publiceert het leger geen statistieken meer over het aantal doden en gewonden.

De nationale commissie voor mensenrechten, Komnas HAM, zegt aanwijzingen te hebben van schendingen van de mensenrechten door militairen. Het leger zou ongewapende burgers hebben aangevallen en onschuldige dorpsbewoners zouden zijn vermoord, gemarteld en verkracht. Verdachten worden geëxecuteerd voordat hun schuld is bewezen. Komnas HAM was namens de regering belast met het monitoren van de eerste zes maanden van het offensief. Sindsdien is de commissie niet langer welkom in de provincie.

De restricties gelden niet alleen voor Komnas HAM. Vrijwel alle non-gouvernementele organisaties wordt de toegang tot Aceh verboden. Buitenlandse journalisten worden zoveel mogelijk geweerd en tegengewerkt. Lokale journalisten spreken over een strenge censuur. Het leger verbiedt elk contact met GAM. Dat maakt het onmogelijk om berichten te verifiëren. Een lokale krant werd gesloten omdat ze zich niet naar de wensen van de strijdkrachten schikte. Europese waarnemers werden tijdens de parlementsverkiezingen van 5 april alleen in de zogenaamde witte zones toegelaten. Zwarte zones, waar mogelijk nog rebellen zitten, zijn voor buitenstaanders verboden terrein. Wat zich daar afspeelt, komt alleen in de vorm van geruchten naar buiten.

Via Schiphol naar Libië

De weg van Banda Aceh naar Lhokseumawe passeert tientallen uitgebrande scholen. Direct na de aankondiging van de ‘integrale operatie’ in mei vorig jaar werden meer dan 500 scholen in brand gestoken. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt door de meesten bij de rebellen gelegd. In enkele gevallen werden pubers op heterdaad betrapt die later verklaarden de opdracht voor 50.000 roepia (vijf euro) te hebben uitgevoerd. GAM verzet zich al van het begin af aan tegen het Indonesische onderwijs in Aceh. De strategie zou zijn om het volk ongeschoold en wanhopig te houden, omdat het dan loyaal blijft aan GAM.

Maulida, een spijtoptant van GAM, bevestigt dat. ‘Vooral ongeschoolde boeren zijn een makkelijk doelwit voor ze’, zegt de man tijdens een ontmoeting ’s avonds laat in een obscuur kantoortje in Lhokseumawe. Maulida zegt in 1987 tegen zijn zin te zijn gerekruteerd door GAM. ‘Ik ontving een uitnodiging van een vriend in Maleisië om in het buitenland te studeren’, vertelt hij. ‘Er zat een ticket naar Amsterdam bij. Het leek een buitenkans, dus ik ben meteen vertrokken. Op Schiphol werd ik samen met andere studenten opgewacht en met een nieuw ticket doorgestuurd naar Tripoli. Ik dacht dat ik daar op een islamitische universiteit terecht zou komen, maar in Libië werden we naar een kamp gebracht.’

Na zich aanvankelijk te verzetten, laat Maulida zich in Libië opleiden tot GAM-rebel. Hasan Tiro, de president van Vrij Aceh die sinds de jaren zeventig in ballingschap leeft in Zweden, maakt regelmatig zijn opwachting in het kamp waar zo’n 500 rekruten worden getraind. ‘Sommigen waren er uit vrije wil, maar de meesten waren arme boerenjongens, net als ik onder valse voorwendselen geronseld’, zegt Maulida. Na een jaar van indoctrinatie, wordt hij terug naar Aceh gestuurd om als propagandist aan de slag te gaan. Hij reist van dorp naar dorp om mensen voor GAM te winnen. ‘In veel kampongs sloeg de boodschap aan’, herinnert hij zich. ‘De mensen wisten niet beter. Ze leefden in armoede, waren niet naar school geweest en walgden van de Indonesische politie en het leger. Wij beloofden ze van alles. We verkochten ze regelrechte leugens. Na de onafhankelijkheid zou alles beter worden.’

In 1990 wordt Maulida opgepakt door de militaire inlichtingendienst. Hij wordt twee weken lang verhoord. ‘Ze hebben me niet gemarteld of geïntimideerd, misschien omdat ik gewoon meteen heb verteld wat er allemaal gebeurd was’, verklaart hij. Kort na te zijn vrijgelaten, wordt hij door een informant uit zijn dorp ervan beschuldigd nog steeds voor GAM te strijden en wordt opnieuw gearresteerd. Na drie maanden in hechtenis, ontsnapt Maulida en vlucht hij naar Java.

‘Na de val van Suharto in 1998 durfde ik pas weer naar Aceh terug. Ik heb me bij de politie gemeld en mocht weer naar mijn dorp op voorwaarde dat ik hen op de hoogte hield van mogelijke activiteiten van GAM.’ Een jaar later wordt Maulida in een eethuis ontvoerd door rebellen. Een patrouille van de nabijgelegen legerpost opent het vuur. ‘Tijdens het gevecht ben ik gevlucht’, zegt Maulida. Sindsdien werkt hij als informant voor het leger. Zijn verhaal is niet na te gaan. Hij wil zijn achternaam niet prijsgeven en evenmin wil hij op de foto. ‘Ik wil niet te veel in de kijker staan. GAM zal me uit de weg ruimen’, verklaart hij. ‘Wie garandeert mij dat ze over een paar maanden niet weer de dienst uitmaken? Van het leiderschap is nog niemand gevangen.’

Een van de hoogste rebellenleiders die het leger tot nu toe heeft weten op te pakken, is Mustafa bin Ibrahim (31). Hij is Panglima Sagoe, GAM-commandant van een berggebied in het district Pidie. Mustafa werd in het begin van de militaire operatie in Medan gevangengenomen. Nu wacht hij op een uitspraak van het hooggerechtshof. In een eerder vonnis is hij tot 17 jaar gevangenisstraf veroordeeld.

Heropvoedingskamp

Mustafa zit met een dertigtal anderen in een cel in de gevangenis van Lhokseumawe. Een verzoek om een interview wordt niet ingewilligd door de militaire politie. Het is wel toegestaan enkele vragen te stellen waar medegevangenen en bewakers bij zijn. ‘Ik ben ook maar overgehaald om mee te doen’, verklaart Mustafa. Hij zegt nooit deel te hebben genomen aan gevechten. Op de vraag of hij geld heeft geïnd voor GAM, wil hij niet ingaan. Nerveus ontwijkt hij elk oogcontact. Hij doet er het zwijgen toe.

Een heropvoedingskamp in het dorp Relet is de bestemming voor de minst zware gevallen, aangemerkt als rebellen uit de categorie ‘C’. In langgerekte barakken die oorspronkelijk dienden voor de opvang van vluchtelingen zitten nu 662 voormalige GAM-sympathisanten. ‘Deze mensen zijn niet opgepakt, maar hebben zich vrijwillig overgegeven’, vertelt kampcommandant Dwi Prasetyo tijdens een onaangekondigd bezoek. De mannen en vrouwen zijn voor zes maanden geïnterneerd. Tijdens deze periode krijgen ze lessen in taal, recht en de geschiedenis van Indonesië. Ook worden hen praktische vaardigheden bijgebracht als landbouw, naaien en motortechniek. Elke dag wordt bij herhaling massaal een eed van loyaliteit aan de republiek afgelegd. ‘We hebben hier te maken met domme mensen’, zegt Prasetyo. ‘Bijna niemand heeft de lagere school ook maar afgemaakt. Wij proberen ze wat bij te brengen, zodat ze een betere toekomst hebben.’

De kampcommandant weigert over gevangenen te spreken, ondanks het feit dat ze geïnterneerd zijn. Hij noemt hen ‘leerlingen’ die zelf weer op het rechte pad geholpen willen worden. ‘Na de ramadan hebben we ze een week vrijaf gegeven om naar hun dorpen te gaan. Niet een van hen is langer weggebleven’, vertelt hij.

Na vrijlating zullen de voormalige GAM-sympathisanten worden opgewacht door Berantas, een anti-separatistische weerbaarheidsclub in het district Noord-Aceh. De oprichting van Berantas in november vorig jaar deed velen denken aan de gewapende milities die met instemming van het leger dood en verderf zaaiden kort voordat de Oost-Timorezen in een referendum in 1999 massaal voor afscheiding kozen. Muhammad Satria Insan Kamil, het hoofd van de organisatie, presenteert Berantas nadrukkelijk als een onafhankelijke beweging. Waarom een agent van de militaire inlichtingendienst, nota bene uit West-Timor, bij het gesprek aanwezig is, weigert hij duidelijk te maken.

‘Ons doel is de logistieke lijnen van GAM te doorbreken’, verklaart Satria. ‘De rebellen zijn voor eten en informatie afhankelijk van steun in de dorpen. Daarom ronselen wij leden in de achtergelegen gebieden die gezamenlijk een front zullen vormen wanneer de rebellen uit het bos komen en een beroep doen op de dorpsbewoners’, legt hij uit. ‘De bedoeling is dat onze leden in de dorpen zelf de rebellen zullen gevangennemen of vergeldingsacties lanceren. Als GAM het huis afbrandt van iemand die zich verzet, branden wij een huis af van de rebellen of hun familie.’ Satria zegt vooralsnog ruim 500 veelal jeugdige leden te hebben geworven.

Na enig rondvragen blijken de werkmethodes van Berantas grimmiger te zijn. ‘Als iemand weigert lid te worden van Berantas, wordt hij voor GAM uitgemaakt’, vertelt een lokale journalist. ‘Die loopt dan het risico te worden ontvoerd en bij de politie te worden ingeleverd. Voordat hij het weet, zit hij in de gevangenis en moet hij zijn onschuld bewijzen.’ Naar eigen zeggen heeft Berantas tot op heden 60 rebellen overgeleverd aan de politie. Wat er van deze verdachten is geworden, is niet bekend.

Bij het plaatsje Ganda Pura hangen vijf medewerkers van Palang Merah Indonesia, de Indonesische variant van het Rode Kruis, bij hun post wat te luieren. Voor hen staat een karkas van een busje dat voor ambulance moet doorgaan. ‘Hiermee halen we de slachtoffers op uit de achtergelegen gebieden en brengen we ze naar het ziekenhuis’, vertelt een van hen. ‘Deze week is het rustig, maar vorige week hadden we er weer drie. Meestal krijgen we een bericht uit een dorp dat er doden zijn gevallen. Soms belt het leger dat we lijken moeten bergen.’

Hij haalt een grote kartonnen doos te voorschijn met een twintigtal fotoalbums. ‘We maken altijd foto’s van de slachtoffers zoals wij die aantreffen’, zegt hij. Hij toont foto’s van kapotgeschoten lichamen. Zijn het allemaal rebellen? ‘Dat weten we niet. Om onze neutraliteit te bewaren, bemoeien we ons niet met de identificatie’, zegt hij. ‘Soms horen we naderhand dat dorpsbewoners het lichaam hebben geclaimd om te kunnen begraven. Maar in de helft van de gevallen wordt de identiteit nooit achterhaald’, aldus de man die niet bij naam genoemd wil worden. ‘Niet veel mensen durven met het lijk van een verdachte rebel te worden geassocieerd.’

Door Alexander Weissink

‘Zolang niemand ze uitzicht biedt op iets beters, steunen de mensen gewoon degene die hen het meest bedreigt.’

Onschuldige dorpsbewoners zouden door het leger zijn vermoord, gemarteld en verkracht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content