Wat doe je als je als voetballer met je rug tegen de muur staat in de omgang met je club? Dan stap je naar sportvakbond Sporta, in het centrum van Mechelen. De vakbondslui kennen er het voetbal als ‘een sector die denkt dat alles te regelen valt’.
‘Weet je hoe je kunt nagaan of een voetbalclub behoorlijk wordt gerund? Kijk hoeveel leden van onze vakbond er zijn. Zijn het er heel veel, dan mag je vermoeden dat de bestuurlijke zeden er nogal los zijn. Ik ken clubs waar het eerste wat een nieuwe speler van zijn ploegmaats hoort, is: “Maak je zo snel mogelijk lid van Sporta. Want vroeg of laat zul je ze nodig hebben, en dan zal de club je niet helpen en je makelaar ook niet”‘, zegt Dirk De Vos. De gewezen metallo leidt Sporta, een afdeling van de ACV-centrale Voeding en Diensten die mikt op iedereen die in of rond de sportwereld werkt. Wielrenners, triatleten, tafeltennissers, amateursporters, materiaalmannen en zelfs scheidsrechters kunnen zich aansluiten, maar de meesten van de 1200 leden zijn profvoetballer. De Vos: ‘Wij zijn een petieterig syndicaat dat het ACV geld kost. 1200 leden voor een sector waarin er enorm veel individuele klachten zijn, bijna allemaal moeilijke dossiers bovendien: daar maakt de vakbond verlies op. Maar je kunt niemand aan de kant laten staan. Ook geen voetballers die in de ogen van de “gewone mensen” grootverdieners zijn.’
De verhalen die De Vos en zijn collega’s Stijn Boeykens en Sébastien Stassin vertellen, sporen niet met het beeld dat we hebben van topvoetbal. De blingbling en de megalonen zijn veraf, Sporta schetst het voetbal als een sector waar illegaliteit en uitbuiting voortdurend om de hoek loeren. Leden klagen over niet uitbetaalde premies, betwiste arbeidsongevallen of geblokkeerde transfers. ‘Het voetbal is een sector die meent dat alles te regelen valt, waarin contracten worden nageleefd zolang spelers aan de verwachtingen voldoen, maar waar diezelfde spelers als verliespost bekeken worden zodra het wat minder gaat’, vertelt secretaris Stijn Boeykens.
Een voorbeeld, vers uit het eersteklassevoetbal. Bruno Godeau klopte vorige zomer bij Sporta aan toen hij door Zulte Waregem aan de kant werd geschoven. ‘Die jongen mocht zelfs geen matchen met de reserves meer spelen, om hen zo naar de uitgang te duwen. Hij was bijna profvoetballer af, maar dan vallen er een hoop geblesseerden in de A-ploeg. Godeau wordt weer basisspeler, en in januari verkopen ze hem aan KV Oostende. Het geeft aan onder welke arbeidsomstandigheden voetballers in België werken.’ Voetballers die zoiets meemaken, zitten in een bijzonder vervelende situatie: wie moeilijk doet, belandt op de bank en kan zich niet meer in de kijker van andere clubs spelen. Veel spelers durven pas te reageren wanneer hun contract afloopt. ‘Wie klaagt, straft zichzelf’, zegt Boeykens. ‘Clubbestuurders weten dat, en daardoor hebben ze ongezond veel macht over hun spelers. Voetballers met een grote marktwaarde worden met egards behandeld, maar de categorie daaronder moet dikwijls zwijgen en slikken. Het voetbal is zó gemediatiseerd, en toch blijven zulke problemen onder de radar.’
Kwalijke contracten
Een vakbond drijft normaal op solidariteit tussen de werknemers. Onrecht tegen één is onrecht tegen de hele groep, toch? In het voetbal, een hypercompetitieve omgeving, werkt het anders. Daar is de een zijn dood de ander zijn brood. ‘Ze noemen voetbal een ploegsport, maar in de praktijk speelt iedereen voor zichzelf en zijn eigen inkomen’, vertelt Dirk De Vos. ‘Je moet het je eens voorstellen dat een ploegbaas in de bouw zegt: “Ik betaal het loon van die ene bouwvakker niet.” Elk bedrijf staat dan op z’n kop. In het voetbal staat er meteen een andere speler klaar om de vrijgekomen plek in te nemen. Weinigen nemen het op voor hun collega. Wie in de problemen zit, voert zijn gevecht alleen. Solidariteit komt haast alleen voor bij een faillissement, want dan zitten alle spelers in hetzelfde schuitje.’
In de Verenigde Staten, niet meteen een land met sterke vakbonden, gebeurt het nochtans geregeld dat de spelers collectief staken. Dergelijke lock-outs zorgden in de NBA voor een korter seizoen en een soepeler salarisplafond. Hoe meer geld er in een competitiesport verdiend wordt, hoe sterker de spelersbonden, lijkt het wel. De Engelse PFA heeft ook veel macht. Wie in de Premier League speelt, wordt automatisch lid. De PFA krijgt een deel van het tv-geld en zelfs een procent op elke transfer. ‘De PFA beschikt over honderden werknemers, in Engeland kun je het arbeidsrecht niet met de voeten treden zonder de gevolgen te dragen. Wij bij Sporta, met onze drie voltijdse krachten, doen wat we kunnen, maar veel misbruik blijft onbestraft’, zegt De Vos. ‘Een goed contract tekenen is één ding, maar dan nog krijgen waar je recht op hebt, is in het Belgische voetbal allerminst evident.’
Een goed contract is namelijk niet altijd een goed contract, blijkt uit het relaas van Bojan Jorgacevic. De doelman tekende destijds bij AA Gent een nieuwe verbintenis, die – naar hij dacht – een stevige loonsverhoging inhield. De Vos: ‘Wat bleek? Een deel van zijn loon was omgezet in tekengeld (bonus die de speler krijgt wanneer hij het contract ondertekent, nvdr.). Wat de speler en zijn makelaar niet doorhadden, was dat het tekengeld intussen uit de berekening van de groepsverzekering was gehaald. Jorgacevic lag drie jaar langer vast, kreeg 500 euro opslag maar verdiende, als je de hele rekening maakte, 1000 euro minder per maand. Ik zei: “Jongen, jij moet dringend met je makelaar praten.”‘ Maar spelers vertrouwen vaak hun eigen makelaar niet, omdat die meer voor de club werkt dan voor de voetballer zelf. ‘Soms gaat het nog verder, en moet je zeggen dat de club ten dienste staat van de makelaar, met de spelers als machteloze pionnen’, zegt De Vos. ‘De naam van Mogi Bayat komt daarbij vaak terug, hij bepaalt bij een hoop eersteklassers wat er gebeurt. Ik zal een straf voorbeeld geven van bij KV Kortrijk: middenvelder Ismaïla N’Diaye nam contact met ons op omdat hij bij de reserves was gezet. Hij mocht weer naar de eerste ploeg als hij 30 procent van zijn loon inleverde. Bleek dat hij via Mogi Bayat onder dak was bij Kortrijk, terwijl hij die makelaar nog nooit had ontmoet. Maar het moest zo: wie niet bij Bayat tekende, kon bij Kortrijk niet terecht. Bayat onderhandelde dat afgeroomde contract namens Kortrijk, tegen zijn eigen speler in. Voor zulke constructies valt geen enkele zinnige reden te bedenken, tenzij clubbestuurders en makelaars onder één hoedje spelen. We kunnen het niet bewijzen, maar ik weet zeker dat het zo zit.’
Verkommeren in de B-kern
Spelers die moeilijk doen, belanden in de B-kern, het zwarte gat van het profvoetbal. In eerste klasse gaat het om een tiental voetballers, die officieel nog op de loonlijst van hun club staan, maar in de praktijk er niet meer bij horen. Het meest schrijnende verhaal is dat van doelman Colin Coosemans bij KV Mechelen. ‘In januari 2015 licht Coosemans Beveren, zijn toenmalige werkgever, in over de interesse van Mechelen’, vertelt Stijn Boeykens. ‘Beveren drijft de prijs op en de transfer springt af. Coosemans ligt nog zes maanden onder contract, maar wordt uit wraak voor de gemiste centen aan de kant gezet. In de zomer komt hij bij Mechelen aan als eerste doelman, maar de club haalt onverwacht Jean-François Gillet binnen, die zijn plaats inpikt. Coosemans is als keeper eersteklassewaardig en is dus allerminst een goedkope werkkracht. Clubs werken met nauwe marges en kunnen pas een nieuwe speler aanwerven als een andere vertrekt. Dus gebruiken ze de B-kern als pressiemiddel. In plaats van Coosemans op de bank te zetten, redeneert Mechelen: die voetballer is jong, wil spelen en zal zo vlug mogelijk zijn contract willen verbreken. Coosemans zit al meer dan een jaar te verkommeren in de B-kern, en dat voor een speler die niets heeft misdaan en louter een slachtoffer van de omstandigheden was.’
Een overwinning voor Sporta is dat men in de nieuwste voetbal-cao liet opnemen dat spelers altijd recht hebben op collectieve trainingen door een gediplomeerde coach in een ploeg waarvoor ze geselecteerd kunnen worden – dus niet met de U17. Boeykens: ‘Coosemans moest van Mechelen individueel trainen om negen uur ’s ochtends en nog eens met de beloften om zes uur ’s avonds, terwijl ze weten dat hij vrij ver van de club vandaan woont. Zulk pestgedrag dient nergens toe, dat moet er dringend uit. We hebben met Mechelen bemiddeld en Coosemans mag de ochtendtrainingen voortaan gelukkig overslaan. Hoewel, “gelukkig”? Dat zo’n jongen gebrekkig traint en stilaan helemaal uit beeld verdwijnt, is natuurlijk een drama voor hem.’
Raak vooral niet geblesseerd
Een probleem dat steeds vaker wordt aangekaart bij Sporta, zijn niet-erkende arbeidsongevallen. Clubs zijn niet altijd geneigd om aangifte te doen wanneer een speler zich blesseert, om hun verzekeringspremies niet te laten stijgen. ‘Dus leunt men op de clubdokter, die talmt om een blessure een blessure te noemen. (schamper) “Maak je niet druk, over drie weken is dit over, moeten we hier wel het papierwerk voor invullen?” Ibou Sawaneh van Waasland-Beveren maakte het onlangs mee’, zegt De Vos. ‘Als een blessure wél wordt aangegeven, is het nog de vraag of de verzekeraar ze wil erkennen als arbeidsongeval. Spelers denken dat ze sowieso gedekt zijn als ze zich tijdens een match blesseren, maar niets is minder waar. Verzekeraars betalen in principe alleen bij een duidelijke, externe oorzaak – een trap op de enkel, met een rechtstreekse link naar de blessure, bijvoorbeeld.’ Heel wat moeilijker wordt het bij een chronische achillespeesontsteking of een nieuwe blessure aan een knie waaraan je al eens bent geopereerd. De verzekeraar zal beweren dat het om een oude blessure gaat. Probeer maar eens het tegendeel te bewijzen. ‘Clubs vragen hun spelers om verder te voetballen met inspuitingen, of om operaties uit te stellen. Die voetballers denken collegiaal te zijn, maar ze beseffen niet dat ze hun eigen ruiten ingooien. Als de verzekeraar ook nog eens sponsor van de club is, wordt het helemaal gevaarlijk’, zegt Boeykens. ‘Die twee partijen hebben er belang bij dat de blessure niet erkend wordt als arbeidsongeval. De club hoeft dan maar twee in plaats van zes maanden het volledige loon uit te betalen, en de verzekeraar kan de medische kosten afwentelen op de ziekteverzekering.’
Voetbalclubs genieten een fiscaal gunstregime en hun socialezekerheidsbijdragen zijn begrensd. De sociale bijdragen (RSZ) worden berekend op het minimumloon. Een mooi voordeel, ook voor de spelers zelf, die netto meer overhouden. De andere kant van de medaille is dat ze bij werkloosheid of ziekte een vergoeding ontvangen die berekend is op dat bodemtarief. ‘Vorige week nog sprak ik een speler die terugviel op een tiende van zijn loon, terwijl zijn levensstandaard natuurlijk stukken hoger lag. Mensen mogen zich niet verkijken op voetballonen. Als het misgaat, ontstaan er snel schrijnende situaties. Vroeger was dit een verhaal van de kleintjes, de grote clubs betaalden hun spelers gewoon door tijdens een blessure. Nu doen zelfs Anderlecht en Club Brugge het wettelijke minimum. In het buitenland geloven ze het amper wanneer je zoiets zegt. Daar betalen clubs hun spelers heel hun blessure lang. En is dat eigenlijk niet de normaalste zaak van de wereld?’
DOOR JEF VAN BAELEN
‘Je kunt als vakbond niemand aan de kant laten staan. Ook geen voetballers die in de ogen van “gewone mensen” grootverdieners zijn.’
‘Wie in het voetbal in de problemen zit, voert zijn gevecht alleen. Solidariteit komt alleen voor bij een faillissement, dan zitten alle spelers in hetzelfde schuitje.’