Je bent het helemaal niet eens met je examenuitslag? Dan kun je die aanvechten.

Op het einde van een studiejaar komt de beslissing van de examencommissie niet altijd overeen met wat je had verwacht of gehoopt. Er bestaan echter mogelijkheden om in beroep te gaan tegen die uitslag. Wie zijn examenresultaat wil aanvechten, moet wel de procedure volgen (zie kader). De eerste stap is de interne examencommissie van de hogeschool of de universiteit. Wanneer die je geen gelijk geeft, kun je aankloppen bij de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen. Uit het jaarverslag van 2006 blijkt dat steeds meer studenten daar alsnog hun gelijk halen. Voorzitter Marc Boes zoekt naar een verklaring.

MARC BOES: Het aantal zaken is door de jaren stabiel gebleven, zo’n vijftigtal per jaar. Ook de cijfers voor dit jaar liggen in het verlengde van 2006. Tot mijn verbazing krijgen weer heel wat studenten gelijk. Een mogelijke verklaring is dat de studenten hun rechten beter kennen. De Raad is in elk geval niet milder geworden. We onderzoeken alleen of de aangevochten beslissing rechtmatig was. We vellen geen oordeel over de kwaliteiten van de student. Dat is de taak van de examencommissie.

In 2006 kwamen ongeveer drie op de vier dossiers van de hogescholen en een op de vier van de universiteiten. Hebt u daar een verklaring voor?

BOES: Dat staat zowat in verhouding met het aantal studenten aan de universiteiten en de hogescholen. Universiteiten zijn ook grotere instellingen. Daardoor is het voor hen wellicht makkelijker om de interne beroepsprocedure op een degelijke manier uit te werken. Bij sommige, vaak kleinere hogescholen is het, ook rekening houdend met de vakantieperiodes, soms moeilijker om de interne beroepsprocedure correct te laten verlopen.

Het valt op dat de meerderheid van de zaken gaat over niet-theoretische opleidingsonderdelen zoals stages en praktijkexamens.

BOES: Dat klopt. Neem de pure kennisexamens. De Raad mag geen oordeel vellen in de plaats van de examinator, de examencommissie of de interne beroepsinstantie. Dat is maar goed ook. Stel dat een student het onredelijk vindt dat hij een 8 op 20 krijgt. Als hij niet kan bewijzen dat die uitslag onterecht was, dan mogen wij die 8 niet veranderen in een 12.

Bij een stage spelen andere factoren mee. Stages lopen over een langere periode. Vaak krijg je in die tijd aanmoedigingen dat je goed bezig bent. Op het einde krijg je een koude douche: een onvoldoende. Dat lijkt dan onbegrijpelijk voor de student.

Bij externe stages is er binnen het bedrijf een mentor die de student begeleidt. De ervaring leert dat die in de meeste gevallen een positieve indruk heeft van de stagiair. Hogescholen weten dat en in hun examenreglementen houden ze soms ook rekening met de appreciatie van die mentor. Maar het zwaartepunt ligt altijd bij de hogeschool zelf. De stagebegeleider van de school is verantwoordelijk voor de evaluatie. Wanneer de student een positieve respons krijgt van de mentor, maar de stagebegeleider geeft hem of haar een onvoldoende, kun je je wel inbeelden dat de student dat niet begrijpt en geneigd is die beslissing aan te vechten.

Andere klachten gaan over de stagebegeleiding: ‘Ik heb een onvoldoende, maar ik heb mijn stagebegeleider nooit gezien en ik heb nooit instructies gekregen…’ Dat zijn voor ons vervelende situaties. Zelfs als blijkt dat de begeleiding ondermaats was, is dat nog geen reden om een onvoldoende in een voldoende te veranderen. Het blijft een slechte stage, hoe jammer die slechte begeleiding ook is.

Is het bij niet-theoretische zaken niet moeilijk een oordeel te vellen, vooral omdat je er dan nog verder van af staat?

BOES: Zeker en vast. De Raad is geen gewone beroepsinstantie. We kunnen alleen maar nagaan of alles volgens de regels is verlopen en binnen de grenzen van de redelijkheid ligt. We zijn zeker geen experts in allerlei opleidingen. Als het dossier van de onderwijsinstelling goed motiveert waarom een onvoldoende werd gegeven, is voor ons de kous af. Of zoals de Raad van State vroeger redeneerde: een heel strenge examencommissie handelt daarom niet onredelijk. Het is niet aan de rechter om te zeggen: wees eens wat milder. Zo werkt het systeem nu eenmaal niet.

De Raad bestaat nog maar enkele jaren. Bent u tevreden over de huidige werking?

BOES: Eigenlijk wel. In het begin is het natuurlijk afwachten of het systeem functioneert, want de termijnen zijn vrij kort. Binnen de vijftien dagen uitspraak doen lukt niet altijd. We kunnen gelukkig rekenen op een team van goede medewerkers. Zodra een klacht binnenkomt, stellen ze meteen een procedurekalender op. De partijen kunnen zelf bepalen in welk tempo de zaak wordt behandeld, en dat is vrij uniek.

Het vaste kalenderschema van het academiejaar maakt het er niet makkelijker op.

BOES: Ondanks de snelle behandeling is dat niet te vermijden. Als de student hoort dat hij niet geslaagd is, is er eerst het interne beroep, dat al gauw twee tot drie weken in beslag neemt. Daarna kan de student nog naar ons toestappen, maar die procedure duurt ook snel vijftien tot twintig dagen. Het is dan eind oktober voor je weet waar je aan toe bent.

De Raad spreekt zich enkel uit over ‘studievoortgangsbeslissingen’. Vindt u uw bevoegdheden te beperkt?

BOES: Niet echt. Voor zover ik weet, is er geen vraag naar een uitbreiding van de bevoegdheden. Ik kan me voorstellen dat studenten teleurgesteld zijn omdat we in een aantal gevallen niet kunnen optreden, zoals bij een slechte stagebegeleiding. Het is wel goed dat we niet alleen beslissingen kunnen vernietigen, maar aan de scholen ook instructies kunnen geven.

Zou het examenreglement in alle scholen hetzelfde moeten zijn?

BOES: Dat zou ons natuurlijk goed uitkomen ( lacht). De termijn om intern beroep aan te tekenen bedraagt vijf dagen. Die is dezelfde in alle onderwijsinstellingen. Elke beroepsinstelling moet ook binnen de vijftien dagen uitspraak doen. Als dat niet gebeurt, kan de student zich tot de Raad richten. Die zaken zijn overal op dezelfde manier geregeld. Maar alle scholen bepalen vrij hoe en door wie het interne beroep wordt behandeld. Ik denk eerlijk gezegd dat ze het graag zo houden.

Tegenwoordig volgen veel studenten een individueel traject. Zal het aantal klachten daardoor niet toenemen?

BOES: Het oude systeem was een puur jaarsysteem. Je was geslaagd of niet geslaagd, en dat was het dan. Zelfs als je niet geslaagd bent, kun je nu toch naar het volgende jaar gaan. Je neemt dan de opleidingsonderdelen mee waarvoor je gezakt was. Ik vraag me af hoeveel hooi je op de vork van een student kunt leggen. Een student die slaagt voor al zijn vakken van het laatste jaar, kan niet afstuderen als hij zakt voor één vak van het voorlaatste jaar. Dat moet bijzonder frustrerend zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content