Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de nature/nurture-discussie deels beslecht. Er komen reispassen met biometrische gegevens. Dat zijn meetbare biologische eigenschappen typisch voor één individu: de vingerafdrukken, de iriskenmerken, het warmtepatroon van het gezicht. Omdat die kenmerken niet kunnen worden overgedragen op andere mensen, worden biometrische paspoorten verondersteld onvervalst te zijn.
Wie je bent, wordt gecheckt op basis van biologische gegevens. Eens de data zijn opgeslagen, is er geen ontsnappen meer aan. Overal waar men in staat is je gegevens op te vragen, kan de ultieme identiteitstoets gebeuren. Op die manier verwerft biologische informatie voor het eerst een sociaal gelegitimeerde centrale plaats in het maatschappelijke verkeer.
Aangezien het grootste deel van de biometrie die nu op de chip van de reispas staat, door genen wordt bepaald, zullen we later vermoedelijk paspoorten maken met genen erop. Waarschijnlijk is de biometrische reispas een tussenstation op weg naar de genetische identiteitskaart. Nu al kunnen liefhebbers op het internet voor zo’n 300 dollar een soort genetisch paspoort bestellen, maar daar zou ik niet meteen mee uitpakken aan de grenscontrole op Dulles International.
We kunnen eindeloos debatteren over het genetische paspoort. Feit is dat we stilaan met een aantal zware vraagstukken te maken krijgen over de plaats van genetische kennis in onze samenleving. Ook de komst van de biometrische reispas geeft aanleiding tot enkele vragen. Op de pas staan biologische eigenschappen, uw eigenschappen. Die biologische data zijn uniek voor uzelf, identieke tweelingen uitgezonderd, maar ze zijn niet van uzelf. Uw biologische informatie is toegankelijk voor iedereen, overheidsdiensten in de eerste plaats. Een eerder triviale kwestie misschien voor zover het een vingerafdruk of de omvang van ons hoofd betreft.
De zaak krijgt echter een andere dimensie als we ze vanuit genetisch standpunt bekijken. Aan de commodificatie van het DNA hangt een prijskaartje, zoals het verhaal rond Myriad aantoont. Het biotechbedrijf Myriad heeft een octrooi genomen op twee gensequenties voor borstkanker, omdat het die als eerste heeft waargenomen. Alle vrouwen hebben die genen, maar slechts een minderheid heeft de mutatie die een verhoogd risico op kanker impliceert. U kunt van Myriad te weten komen of u risico loopt op borstkanker, maar u zult er dik voor betalen. Ontdek uzelf door uw DNA, maar eerst afrekenen graag. Er ontstaat bijgevolg een sociaal probleem: hoe voorkomen we dat biomedische kennis enkel ten dienste zal staan van diegenen die het kunnen betalen? Natuurlijk is niemand verplicht zich te laten onderzoeken, maar die keuze is een valse keuze.
Wie zich laat testen, erkent geen erfdienstbaarheid op zijn of haar genetisch materiaal. Niettemin is DNA-onderzoek per definitie onderzoek voor alle mensen. Individuen zijn tijdelijke collecties DNA. Na gemiddeld 70 tot 80 jaar verdwijnt de collectie. De genen zelf, they live forever. Met enige statistische flexibiliteit kunnen we zeggen dat de genen die wij nu als individu dragen, ten tijde van de Guldensporenslag over meer dan een miljoen individuen verspreid waren. Omdat genetische variatie tussen verschillende groepen mensen zo klein is, kan elke stap in het DNA-onderzoek in principe toepassingen krijgen op massa’s andere mensen.
Zo bekeken zijn genen een soort van hogere commons. Nu alleen nog de gekende tragedy of… voorkomen.
INFO: De auteur is doctor-assistent in de bio-antropologie van de Universiteit Gent.
Kris Thienpont