VAN WELVAART TOT BEDELSTAF

DE GOUDEN TIJDEN Jongeren op zomerkamp met de Christelijke Mutualiteiten (1950). © IMAGE GLOBE

De vereffening van het grootste deel van Arco, de holding van de christelijke arbeidersbeweging ACW, is geen accident de parcours. De ontwikkelingen bij Arco waren niet altijd te rijmen met die van een sociale organisatie, en soms gingen ze er zelfs tegenin. Een overzicht.

De top van de christelijke arbeidersbeweging was not amused toen in 2005 student journalistiek Didier Verbruggen zijn scriptie uitwerkte tot een boek. De titel alleen al viel slecht bij Aeropolis, het Schaarbeekse hoofdkwartier van het ACW: De uitverkoop van het ACW. Een verhaal van geld en idealen. De inhoud was nog pijnlijker. Maar het boek kreeg lang niet de aandacht die het verdiende. Bij politici en in de publieke opinie leefde toen nog niet het besef dat een economische crisis ophanden was, te beginnen met een spectaculaire crash van het financiële systeem. Als er over Arco, de holding van het ACW, geschreven werd, dan was dat altijd met enig ontzag. Je moest het de christelijke arbeidersbeweging toch maar nageven, hoe ze het had klaargespeeld om via Arco mee te spelen met de grote jongens in de bankwereld.

En zeggen dat de christelijke arbeidersbeweging die richting in geduwd werd door een West-Vlaamse priester die gefascineerd was door het socialisme. Louis Colens, onderpastoor in arbeidersparochies van Torhout en later in Brugge, wilde kort na de Eerste Wereldoorlog dat ook de christelijke arbeiders zich zouden verenigen in een aparte ‘standsorganisatie’. Er bestond al een christelijke vakbond en een ziekenfonds en er waren ook vrouwenorganisaties. Colens wilde die samenbrengen in één koepelorganisatie: in elke gemeente een Werkersverbond, en nationaal het Algemeen Christelijk Werkersverbond (ACW). Dat verliep niet zonder slag of stoot: Maria Baers wilde ‘haar’ vrouwenbeweging onafhankelijk houden, en de bestaande ziekenfondsen richtten zich op een veel ruimer publiek dan de arbeiders alleen. Maar Colens zette door. ‘Werken, onvermoeid en volhardend, doelmatig en volgens een goed ingestudeerd plan’, luidde zijn inzicht.

Welvaartwinkels

In Limburg had kanunnik Pieter-Jan Broeckx al een ingenieuze vorm van coöperaties uit de grond gestampt. Broeckx maakte een opsplitsing tussen de Limburgse Coöperatie, die de sociale dienst en de propaganda verzorgde, en de NV L’Economie, een aparte vennootschap die de commerciële uitbating in handen kreeg. Colens zorgde ervoor dat alle coöperatieve winkels in alle provincies aansloten bij L’Economie. In 1924 werd L’Economie omgedoopt tot ‘Welvaart’, vandaar de Welvaartwinkels die al snel overal in Vlaanderen de deuren openden. Ook in 1924 gingen alle katholieke arbeiderscoöperaties op in de Belgische Arbeiders Coöperatie (BAC). Die BAC moest de oprichting voorbereiden van andere commerciële of financiële instellingen. In 1927 kwamen zo de Spaarbank der Christelijke Werklieden tot stand, de volksbakkerijen De Hoorn, en in 1929 De Volksverzekering. Trots verklaarde Colens: ‘Thans kan ik u verzekeren dat de armoede waaraan wij geleden hebben tot het verleden behoort.’

Na de bankencrisis van de jaren dertig bundelen die instellingen hun krachten in het Landelijk Verbond van Christelijke Cöperaties (LVCC). Al vanaf het prille begin hebben de katholieke coöperaties binnen het ACW dus de neiging om allerlei super- en substructuren te creëren. Het gewone lid kan het allemaal niet volgen. Een klein aantal bestuurders cumuleert reeksen mandaten: zowat alle structuren die nationaal in het leven geroepen worden, hebben namelijk ook hun arrondissementele of gemeentelijke afdelingen.

Na de Tweede Wereldoorlog verbindt het ACW zijn politiek lot aan de nieuwe Christelijke Volks Partij (CVP). Officieel was de CVP een ledenpartij, maar in de praktijk behielden de standen een stevige vinger in de pap. Inhoudelijk, en vooral ook bij de lijstvorming. Los van het officiële partijbureau vergaderde de zogenaamde Agendacommissie van de CVP, waar de partijvoorzitter als dat nodig was overleg pleegde met de voornaamste ministers en de zwaargewichten van de standen: de arbeidersbeweging, de boerenbond en de middenstand, en ook de christelijke werkgevers (al waren die in aantal te klein om zich als een volwaardige ‘stand’ te laten gelden). De Agendacom- missie bestaat niet meer, maar de invloed van de standen is er nog altijd, net zoals de wederzijdse concurrentie. De laatste opvallende démarche van een ACW-voorzitter gebeurde bij de Europese lijstvorming van 1999. Op uitdrukkelijk verzoek (zeg maar: eis) van het ACW, werd niet Wilfried Martens maar wel Miet Smet lijsttrekker. Aangespoord door zijn toenmalige echtgenote weigerde een gekrenkte Martens ook de tweede plaats en verdween hij van de CVP-lijst. Dat zijn partij het vervolgens bijzonder slecht deed bij de stembusgang, was voor hem amper balsem op de wonde. Maar het illustreert hoe het ACW zich ontwikkelde tot een aparte machtsstructuur binnen de christendemocratische familie, als een zuil binnen een zuil.

Politieke concerns

En binnen die zuilen verschoof het zwaartepunt geleidelijk van het politieke naar het organisatorische, van het ideologische naar het pragmatische. Socioloog Luc Huyse beschreef die evolutie al uitgebreid in Passiviteit, pacificatie en verzuiling in de Belgische politiek (1970). Drie jaar later stelde hij in een boekje dat hij samen met Jean-Luc Dehae-ne schreef voor het Davidsfonds: ‘De verzuiling, oorspronkelijk opgezet ter verdediging van een stel levensbeschouwingen, verschraalde helemaal tot machtsapparatuur.’ Nog later wisselde hij de term ‘zuil’ in voor die van ‘politieke concerns’.

Ook bij het ACW begon in die jaren de financiële organisatie te veranderen. In 1974 wordt de participatiemaatschappij Auxipar gesticht, in 1983 de beleggingsmaatschappij Coplus, de voorloper van Arcoplus. In het begin van de jaren negentig komt er een nieuwe zakelijke overkoepeling: Groep Arco. Daaronder wordt het aloude LVCC omgevormd tot Arcofin cv, een participatiemaatschappij die zich zal toeleggen op de financiële sector. Auxipar moet zich richten op de handels- en dienstensector (wat vandaag haar redding is, want Auxipar is de enige belangrijke tak van Arco die niet in vereffening gaat).

En Arco lijkt het ACW mee te stuwen in de vaart der volkeren. In 1997 neemt Arco zakenbank Paribas (België en Nederland) over. Dat leidt twee jaar later tot de stichting van Artesia Banking Corporation, waar ook BAC (dat inmiddels na een fusie BACOB heet) en DVV in ondergebracht zijn. De nieuwe naam verraadt de nieuwe ingesteldheid: Vlaanderen is een aantal bestuurders van de christelijke arbeidersbeweging stilaan te klein geworden. Dat blijkt ook als in 2001 Artesia via een aandelenruil opgaat in Dexia. Van dan af participeert het ACW, via zijn sociale organisaties en talloze kleine coöperanten, rechtstreeks in een bank met internationale ambities.

En dat heeft zo zijn gevolgen. Arco-topman Rik Branson is in een interview met De Standaard dat jaar duidelijk: een bank run je niet volgens de principiële inzichten van de christelijke arbeidersbeweging: ‘De realiteit van het bankieren is anders dan die van een vakbeweging of van een ziekenfonds. De doelstellingen lopen niet altijd parallel. Daarom moet de christelijke arbeidersbeweging zich in de raad van bestuur van Dexia laten vertegenwoordigen door de professionelen van Arco. Het is de taak van Arco te waken over het goed beheer van het geld van de sociale beweging en van de coöperanten. De tegenstelling tussen de stakeholders (vanuit het ACW, nvdr) en de andere stakeholders is een spanning die we moeten erkennen. De sociale beweging moet daarmee leren leven.’

Lernout & Hauspie

Sommigen in de sociale beweging hadden al met heel veel leren leven. Geen enkele ACW’er legde er indertijd graag de nadruk op dat de cijfers van Artesia helemaal niet goed waren. Een van de oorzaken, zo onthulde de Financieel-Economische Tijd, waren de grote Artesia-investeringen in Lernout & Hauspie (L&H). Artesia financierde immers de beruchte Language Development Companies, schermvennootschappen van L&H in het Verre Oosten. Meer nog, Artesia reikte het management van L&H zelfs de techniek van de ‘ credits default swaps’ aan: financiële producten waardoor het kredietrisico dat de bank op een klant heeft, doorverkocht wordt aan derden. In dit geval – en in het grootste geheim om de Amerikaanse beurswaakhond te misleiden – aan het betrokken management zelf. Later zorgde Artesia ook nog voor een lening aan Gaston Bastiaens, de ceo van L&H, die er vervolgens L&H-aandelen mee kocht om zo ‘het vertrouwen van de belegger’ in zijn bedrijf te illustreren. Dus tien jaar voor Arco via Dexia zou worden meegesleurd in de financiële crisis, blies het zelf mee de Ieperse zeepbel in spraaktechnologie op. Toen al verloren tienduizenden Vlaamse spaarders (veel) geld. Toen al waren er bij Arco lieden die moreel niet vrijuit gingen.

Een aantal topmensen van de sociale beweging had al langer leren leven met zogenaamde ‘economische wetmatigheden’. Al in 1985 werden de laatste Welvaartwinkels doorverkocht aan de Groep Louis Delhaize, de textielafdeling Norma ging naar Santens. In 1994 werd het reisbureau Ultra Montes, gespecialiseerd in sociaal toerisme, verkocht aan een dochter van de Duitse toeristengroep Kaufhaus. Dat kwam, werd verteld, door de nieuwe mentaliteit bij de Arco-top: ‘Waar was, in een marginale sector als het toerisme, de zekerheid van de return op hun investeringen? Ze konden hun geld toch beter ergens anders beleggen?’

In diezelfde periode vindt ook de spectaculaire verkoop plaats van de krant Het Volk en de drukkerij Sofadi aan de VUM – zo heette Corelio toen. Anders dan vaak is geschreven, was die verkoop geen vriendendienst onder christendemocraten. Het Volk was de krant van de vakbond en ACV-voorzitter Willy Peirens wilde verkopen aan diegene die het meeste geld bood, de drukkerij overnam én de titel Het Volk nog enige tijd zou uitgeven. Christian Van Thillo van De Persgroep had de beste papieren. En dat volstond voor de toenmalige VUM-top om een versnelling hoger te gaan. Jean-Marie Scheerlinck, ex-secretaris-generaal van de VUM, legde de koop als volgt uit: ‘We waren niet zozeer geïnteresseerd in Het Volk, we hadden veel liever De Gazet van Antwerpen of Het Belang van Limburg overgenomen. Maar wanneer Het Volk in handen was gekomen van De Persgroep, dan werd die de grootste in Vlaanderen.’ De overnameprijs werd niet bekendgemaakt, maar hij bedroeg één miljard frank. Het ACV was een bom geld rijker en een krant armer.

Gehavend

De grens tussen beweging en onderneming werd steeds minder scherp. De ontwikkelingen bij Arco waren niet altijd te rijmen met die van een sociale organisatie, en soms gingen ze er zelfs tegenin. Vanaf 2003 investeert men in vastgoedbevak Retail Estates NV, luidens Arco zelf ‘een vennootschap die investeert in perifeer winkelvastgoed gelegen aan de rand van woonkernen of langs invalswegen naar stedelijke centra’. Met andere woorden: het ACW investeert voortaan ook in lelijke lintbebouwing, verkeersonveiligheid en zaterdagfiles.

In 2004 komt daar de vastgoedbevak Home Invest NV bij, een beleggingsfonds in residentieel vastgoed (appartementen, woningen en bejaardentehuizen) in de Brusselse regio. Arco treedt in 2006 ook in het kapitaal van transmissienetbeheerder Elia in, en is datzelfde jaar een enthousiaste financier als Dexia extra kapitaal behoeft om de Turkse Denizbanken over te nemen.

Andere participaties sluiten dichter aan bij de oorspronkelijke sociale doelstelling: in de ‘Sint-Jozefskredietmaatschappij’ (verstrekker van sociaal krediet bij het verwerven van woningen), in de sociale economie (Schoring en Hefboom), in het windenergieproject Gislom, in de Brusselse sociale verhuurkantoren van LivingStones cbva, en met wat goede wil kan ook de participatie in de apothekersgroep ‘De Lindeboom’ hieronder gerekend worden. De uitleg van het bestuur van Arco was altijd dat met winsten uit de commerciële activiteiten er meer ruimte vrijkwam voor de sociale investeringen. Waarbij men helaas uit het oog verloor dat bij het omvallen van de beursgenoteerde (en dus risicovolle) stam, de sociale takken mee tegen de grond zouden gaan.

De aanwijzingen waren er nochtans al bij de bankencrisis van 2008. Zelfs niet-insiders vreesden een slechte afloop. De Morgen kopte in oktober 2008: ‘Als Dexia zinkt, gaat het ACW mee ten onder’. Drie jaar later leeft het ACW nog wel, maar zijn ooit zo geroemde financiële holding is nagenoeg volledig in vereffening. Bij het ACW maken ze zich sterk dat de beweging en haar organisaties deze crisis zullen overleven, en dat zal ook wel. Maar wat overblijft, is een christelijke arbeidersbeweging met weinig geld, een getaand prestige en een gehavend moreel gezag. De prijs van de hoogmoed.

DOOR WALTER PAULI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content