Als de nieuwe topman van Fiat het onmogelijke niet verwezenlijkt, dreigt Italiës grootste industriële held sinds Gianni Agnelli een economische verstoteling te worden.

Ferrari-baas Luca Cordero di Montezemolo (57) was niet zijn flamboyante zelf twee zondagen geleden op de Nürnburgring. Ook Michael Schumacher en Rubens Barichello stonden bedrukt te wezen toen ze de felicitaties voor Ferrari’s zesde overwinning van het seizoen in een Grote Prijs Formule 1 ontvingen. ‘We zijn er kapot van’, sprak Montezemolo. ‘Onze gedachten gaan uit naar de familie die Umberto Agnelli achterlaat. Naar ónze familie.’ Fiat-baas Umberto Agnelli (69), amper één jaar de topman van het Turijnse industrieconglomeraat, stierf op donderdag 26 mei aan de gevolgen van lymfekanker. Zijn opvolger heet Luca di Montezemolo.

Dat is een verrassing, en toch weer niet. Nadat Fiats peetvader, Gianni Agnelli, begin 2003 overleed, gaapte er een gat aan de top van het Turijnse conglomeraat. De zoon van Umberto, de jonge Gio- vanni Agnelli, was jarenlang voor de opvolging klaargestoomd, maar stierf aan keelkanker. Een andere kandidaat kwam om bij een vliegtuigongeval, dus nam Umberto een jaar geleden de fakkel over. Hij moest het pad effenen voor John Elkann, een kleinzoon van Gianni en de laatstlevende Agnelli-telg die voor de job in aanmerking komt. Maar Elkann is pas 28, dus moet hij zich schikken in het vice-voorzitterschap van de groep. Luca di Montezemolo is de allereerste Fiat-topman die geen officiële band heeft met de stichtersfamilie.

Hij kon echter net zo goed een Agnelli zijn. Misschien de adoptiefzoon van Gianni Agnelli, wiens geest soms in Montezemolo geïncarneerd lijkt. Zijn levensloop is die van Agnelli in spiegelschrift. In zijn jonge jaren was Gianni Agnelli een van Europa’s bekendste playboys. Ook de jonge Luca was een dandy en rolde, net als Gianni Agnelli, op jonge leeftijd tegen wil en dank het harde zakenleven binnen.

De jonge Gianni Agnelli toonde jarenlang nauwelijks interesse voor het imperium dat zijn vader Giovanni in 1899 uit de grond had gestampt – een industrieconglomeraat waartoe tegenwoordig behalve Fiat Auto, ook vrachtwagenbouwer Iveco, tractorenproducent New Holland, vliegtuigonderdelenfabrikant Fiat Avio, treinstellenmaker Fiat Ferrovaria en autotoeleverancier Magnetti Marelli behoren. Maar na WO II vorderde het familiebedrijf Gianni met lichte dwang op om het conglomeraat van de ondergang te redden. Tijdens de oorlog had Giovanni Agnelli, gebeten om Italië in de top-vijf van de geïndustrialiseerde landen te kunnen hijsen, namelijk iets te nadrukkelijk de kaart van Mussolini en Hitler getrokken, en dat werd hem door de bevrijdende machten nogal zwaar aangerekend. Enter Gianni Agnelli dus, die in zijn vlotte playboy-Engels de sympathie van de communistenvrezende Amerikanen voor zich won. Agnelli, die zichzelf ooit openlijk tot de communisten had bekend, mocht de Società Anonima Fabbrica Italiana Automobili Torino weer op de rails hijsen als een bastion van het privé-ondernemerschap. Opdracht volbracht, dus focuste Gianni Agnelli zich weer op de dingen waar hij goed in was: op vrouwen jagen en met snelle wagens cruisen.

Ferrarirood

Ook Luca di Montezemolo kwam per ongeluk in de top van het bedrijfsleven terecht. Montezemolo was niets meer dan een vergeten rallyrijder toen Enzo Ferrari hem aanklampte en onder de indruk raakte van zijn présence en praatvaardigheid. Vervolgens dropte hij hem midden de jaren zeventig tussen de pitspoezen van de Formule 1, als manager van het ooit zo roemruchte, maar nu zieltogende Ferrari-team. Montezemolo hielp Ferrari in 1975 en 1977 aan een wereldtitel, waarna hij de autosport voor bekeken hield en andere oorden opzocht. In 1990 verwierf hij wereldfaam als hoofdorganisator van het WK voetbal in Italië. Maandenlang was de Mondiale als een flop aangekondigd, onder meer omdat de stadions maar niet af leken te raken, maar het toernooi verliep vlekkeloos. Zelfs de Agnelli’s waren gecharmeerd: ze benoemden hem prompt tot bestuurder van Juventus Turijn, een vedettenvoetbalclub die geheel in de privé-portefeuille van de Agnelli’s steekt. En in 1991 boden ze hem een directeursstoel bij Ferrari aan. De sportwagenfabriek, niet de renstal.

Het was geen goed moment om bij Ferrari aan de slag te gaan. De resultatenrekening kleurde roder dan het roodste Ferrarirood en in de racesport bakten de bolides er niets meer van. Maar de flamboyante manager tilde Ferrari langzaamaan uit het moeras. Vandaag boert Ferrari uitstekend: met 32 miljoen euro nettowinst op een omzet van 1,2 miljard was het steigerende paard in 2003 een van de winstgevendste merken van het Fiat-concern. De enthousiaste Agnelli’s zetten Montezemolo prompt op het slabakkende Maserati, waar hij dezelfde goocheltruc uithaalde.

Het respect in de Italiaanse ondernemerswereld kon niet meer stuk: Montezemolo redde immers niet één, maar twee Italiaanse industriesymbolen van een gewisse dood. De Ferrari-baas werd vorige week, net voor de dood van Agnelli, dan ook benoemd tot voorzitter van Confindustria, de Italiaanse werkgeversorganisatie. Montezemolo moet Parmalat doen vergeten, het zootje bij Alitalia helpen opruimen en de Italiaanse industrie opnieuw een flitsend imago geven. Vanuit een stoel, nota bene, die jarenlang bezet werd door toplui van onder andere Fiat. Drie decennia lang was Gianni Agnelli zélf het gezicht van het Italiaanse ondernemersleven.

Merkwaardig genoeg is ook de situatie waarin Montezemolo bij Fiat terechtkomt, vergelijkbaar met die waarin Gianni Agnelli arriveerde. Toen Agnelli zich in het familiebedrijf gooide, bouwde de Fiat-groep een miljoen auto’s per jaar en haalde een jaaromzet van anderhalf miljard euro. Hij maakte meteen werk van de verdere diversificatie van het conglomeraat: Fiat begon tractors te produceren, vliegtuigen en vrachtwagens, die ook buiten Italië werden verkocht. Gianni introduceerde ook efficiëntere productiemethodes, waarmee hij Fiat einde jaren zeventig kortstondig opwerkte tot de derde grootste autofabrikant in de wereld. Daarna volgde echter een moeilijke periode: er waren de zware herstructureringen en wilde stakingen vanaf einde jaren zeventig, de voortdurende dreiging voor bomaanslagen en slachtpartijen van de Brigate Rosse in de jaren tachtig en een hele rits van vriendelijke en vijandige overnamepogingen in de vroege jaren negentig van onder meer BMW, Ford, Volkswagen en Daimler-Benz. Gianni Agnelli pareerde die overnamepogingen een voor een, maar moest in 2001 toch toegeven: de groep kon steeds moeilijker leningen lospeuteren bij de grote Italiaanse banken en was verplicht in 2001 twintig procent van zijn autoactiviteiten te verpatsen aan General Motors.

Ook nu Luca di Montezemolo de boel overneemt, gaat het niet goed met het Fiat-conglomeraat. Fiat Auto slorpt steeds meer geld op en het marktaandeel slinkt zienderogen – tot onder de 7 procent volgens de jongste Europese cijfers. Fiat investeerde jarenlang te weinig in onderzoek en ontwikkeling – ongeveer 4,5 miljard euro in de jongste vijf jaar, niet eens de helft van wat de concurrentie erin pompte. Het merk snakt naar nieuwe modellen, maar krijgt ze amper tijdig op de markt en het worstelt met diepe gaten in zijn productengamma: lange tijd hield Fiat Auto zich overeind met één succesmodel – eerst de Uno, vervolgens de Punto – maar toen de Stilo flopte, ging het bedrijf helemaal in vrije val. Begin vorig jaar meldde de jaarrekening van 2002 een verlies van 1,3 miljard euro op een omzet van net geen 22 miljard.

De voorbije jaren was in de wandelgangen van Fiat één woord erg vaak te horen: saneren! Voor Luca di Montezemolo wordt het echter een hele opdracht om de scheve situatie bij Fiat weer recht te trekken. Dat hij al eerder het onmogelijke deed, is geen referentie. Een Testarossa is immers geen Seicento en Fiat is Ferrari niet. Zelfs de meest optimistische expert sluit niet uit dat Fiat Auto binnenkort noodgedwongen aan een buitenlandse constructeur moet worden verkocht. En dan wordt de held die Ferrari en Maserati in de Laars hield, in één klap de coglione die het laatste Italiaanse kroonjuweel aan het buitenland verkocht.

Frank Demets

Montezemolo kon net zo goed een Agnelli zijn, een adoptiefzoon van Gianni misschien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content