Het Nederlandse en Vlaamse kortverhaal krijgt ook zijn megabloemlezing.
Info:
Joost Zwagerman (samensteller), De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen, Prometheus, Amsterdam, ca 1200 blz., ca euro 39,95 (verschijnt in september).
Na de ‘dikke Komrij’, de beruchte poëziebloemlezing die min of meer fungeert als canon van de Nederlandstalige poëzie, volgt in september de ‘dikke Zwagerman’ voor het korte proza. Joost Zwagerman wil nog geen namen noemen van de auteurs die een plaatsje krijgen in de meer dan 1000 bladzijden dikke bloemlezing van kortverhalen die hij samenstelde. De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen doet eerst en vooral recht aan het kneusje van de Nederlandstalige literatuur, het korte verhaal. Het is inderdaad opvallend hoe weinig Nederlandstalige verhalenbundels de laatste tijd ronddobberen in de vloed van thrillers, jeugdboeken en autobiografisch gekleurde soapliteratuur die het mooie weer maken. Of, zoals Zwagerman het in zijn voorwoord zegt: ‘Het (kortverhaal) is het enige genre waarvoor bij ons een schrijver zich soms lijkt te excuseren.’
Zwagerman wil het naar analogie met Gerrit Komrijs teasercampagne voor diens poëziemuseum ook een beetje spannend houden. Wie staat erin en wie niet? Zwagerman: ‘Wat mij bij het samenstellen is opgevallen, is dat er relatief meer Nederlandse schrijvers zijn die zich soms zelfs exclusief hebben toegelegd op het korte verhaal: Belcampo, F.B. Hotz, Maarten Biesheuvel en Anton Koolhaas.’ Hoe zit het dan met het Vlaamse gehalte van deze bloemlezing? Cyriel Buysse, Paul van Ostaijen en Louis Paul Boon (fragment uit Mijn kleine oorlog) zullen zeker niet ontbreken, aldus Zwagerman. Toch schat hij de Vlaamse romanliteratuur blijkbaar hoger in dan het Vlaamse korte proza: ‘De grootste Vlaamse schrijvers zijn toch vooral groot vanwege hun romankunst.’
Zwagerman haast zich echter om deze stelling te nuanceren als hij het heeft over eigentijdse, nog levende auteurs. In zijn bloemlezing, zo Zwagerman, prijken meer Vlaamse dan Nederlandse namen van kortverhaalschrijvers naarmate de tijdslijn opschuift naar vandaag: ‘De huidige, jongste generatie Vlaamse schrijvers is (in de bloemlezing) sterker vertegenwoordigd dan de Nederlanders – het lijkt alsof de huidige generatie Vlaamse auteurs zich meer dan voorheen heeft toegelegd op het korte verhaal.’ Of die indruk klopt, is een ander paar mouwen. In de zomerse vakantiebijlagen van krant en magazine duikt er occasioneel een kortverhaal op, maar voor de rest van het jaar lijkt het stiefkind zijn verwaarloosde status binnen de literaire grootfamilie meer dan ooit te behouden. Het is dan ook wishful thinking wanneer Zwagerman hoopt dat daar met deze bloemlezing eindelijk verandering in komt: ‘ De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen wil ertoe bijdragen dat het verhaal van stiefkind transformeert tot oogappel.’ Ondertussen is het reikhalzend uitkijken welke literaire pareltjes Zwagerman in zijn netten heeft gevangen.
F.H.