Een van de redenen waarom de Nederlandse taal niet mag verdwijnen, is dat Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal niet mag verdwijnen. Door de drie dikke delen met hun achtduizend grijze kolommen waarop heel het taalgebouw rust, waait een wind vol herinneringen en verrassingen. Woorden die oud en achtbaar zijn, of hagelnieuw en kansloos om ooit oud te worden, schuiven voorbij terwijl overal poëzie opflakkert, bastaarden vloeken, definities als lichtbundels in het donker de geheimzinnigheid vergroten, en synoniemen vertekende spiegelbeelden werpen. Op ontdekkingstocht gaan in de bizarre burcht van de dikke Van Dale is een van mijn favoriete bezigheden.

Al wandelend door de dertiende uitgave (1999) raap ik de mooiste op, woorden als habbekrats, bekotebikkerd, kissebissen, hakketakken, patjepeeër, reutemeteut en rataplan (maar waarom ontbreekt bataklan?). Ik struikel over mithridatiseren, piëzoluminescentielamp en testosteronpropionaat, huppel over witvlekblauwborst en wederwaardigheden, en sta te gruwelen voor updaten (updatete, geüpdated), remplaceren, human resources, wetenschapster.

Het is duidelijk dat Van Dale een oud probleem uit de wereld wil. Toen John Kennedy besliste om Amerikanen naar de maan te sturen, stond bij ons het woord computer nog niet in het woordenboek (het ontbrak nog in de achtste druk van 1961). Dat zal niet meer gebeuren en nu moeten alle remmen dan maar los: cd-rom, spreadsheet, digikid, de hele e-business hoort erin.

Een fraaie is in elk geval klunzenblubber (voor de onvolprezen correctievloeistof), een woord om op zak te hebben voor onmiddellijk gebruik: ‘door het vele geblunder is mijn klunzenblunderflesje leeg.’ Flaterwater zou ook kunnen, maar dat weet Van Dale nog niet. Een kantoorterm die hij wel kent is epibreren, maar door dat geheim te verklappen dreigt de helft van ons zijn baan te verliezen.

Er is helaas ook moois dat verdwijnt, opgevreten door de tijd. Waar is de mingenoot naartoe? In de zesde uitgave van 1924 kwam het woord nog voor, maar sindsdien is het in stilte afgevoerd en zitten we opgescheept met het kouwelijke partner. Zo ook met mingenot. Daarvoor hebben we nu seks, een woord als een klets op de billen (ook seks of sex kwam in 1961 nog niet voor in Van Dale). Seks leidt tot roddelen, een woord dat ook pas in de loop van de twintigste eeuw opdook, al klinkt het als van alle tijden.

Woorden kunnen misleiden, maar zelf misleidt het woordenboek de gebruiker slechts zelden, meen ik te mogen vaststellen. Het monumentale werk bevat onwaarschijnlijk weinig drukfouten, en in de woordomschrijvingen stoot men ook al niet vaak op feitelijke onjuistheden (wel op de onvermijdelijke, bediscussieerbare details). Enkele missers zijn er natuurlijk wel. Onder het lemma heelal bijvoorbeeld: het heelal is niet noodzakelijk oneindig groot (zoals drie regels verder trouwens wordt toegegeven). Allerminst is geen bijwoord van plaats maar van ontkenning. Bij kubus lezen we dat de Rubik-kubus 43 miljard posities heeft, het zijn er in werkelijkheid 43 triljoen. Een kniesoor die daar op let.

Te gek is wel dat in de twaalfde uitgave (1993) naast wetenschapper ook wetenschapster prijkt en dat beide woorden de omschrijving ‘wetenschapsman’ krijgen! Het abuis is in de dertiende druk niet helemaal rechtgezet, want nu heten zowel de wetenschapper als de wetenschapster ‘beoefenaars van de wetenschap’ maar bij het trefwoord beoefenaar staat ook beoefenaarster vermeld, zodat ‘beoefenaar’ weer alleen maar naar de mannelijke variant verwijst.

Ik weet wel dat het op die manier omslachtig wordt om correct te spreken, maar dat is de weg die men inslaat door de geslachtsaanwijzende substantieven in te voeren, ook waar het geslacht niets ter zake doet. Waarom mag een ‘wetenschapper’ niet gewoon elke beoefenaar van de wetenschap zijn, mannelijk, vrouwelijk, of van een andere planeet? Er is niets mannelijks aan het woord. Men kan slechts hopen dat de wetenschapster er in de veertiende uitgave weer uit ligt.

Interessanter zijn de citaten die aan menig lemma worden toegevoegd om er de betekenis van te verduidelijken. Hier liggen de parels van poëzie die van het grasduinen zo’n rijkelijk lonende bezigheid maken. Bij opdonderen mag Ten Kate de gewenste uitleg verstrekken: ‘Uit ’s aardrijks vuurkolk opgedonderd’, dreunt de dichter. Dat is andere taal dan het pruttelende proza van de postmoderne lichting. Al weet ook Vroman zijn woorden te vinden. Van hem krijgen we bij aarde een heel gedicht: ‘Moet ons aardetje dan onder gaan / bobbelend in een strakgevulde huid / vol kleine haat en het gesmoord geluid / van wonderen die elkander niet verstaan?’

Voor veel drama met weinig woorden zorgt A. Roland Holst, onder het trefwoord vanonder. ‘Vanonder wolken roep ik u na.’ Verder dan de wolken reiken de gedachten van Nijhoff in zijn smeekbede: ‘Wees hier aanwezig, allereerste geest, die over wateren van aanvang zweeft’ (bij aanvang). Diezelfde Nijhoff klinkt berustender als hij vaststelt: ‘Het leven is een vreemde reis, maar wellicht leert een mensch wat onderweg’ (bij leven, 5de betekenis). Maar het is opletten geblazen met deze bevlogen geest, want bij woord, 1ste betekenis, luidt het: ‘Mijn woorden, stijgend, zingen zich los van hun betekenissen.’ En dat uitgerekend in een woordenboek.

Frivoler, als het leven zelf, is Carmiggelt die hier en daar zijn kleine observaties tussen de woorden mocht achterlaten. Zoals bij faculteit: ‘Ze keek hem zo geanimeerd aan, dat hij een faculteit van vroeger in zich voelde ontwaken.’ Diepzinnig is het raadsel dat Van Zomeren aanraakt. ‘Het wordende verleden dat we toekomst noemen’ (bij toekomst) en een politieke opfrissing krijgen we van Bierens de Haan: ‘Vrijheid is: verdeling van de machtsvorming over allen die aan de uitoefening van de macht zijn onderworpen’ (onder vrijheid, 4de betekenis).

Wat macht is, heeft Ritzerfeld begrepen, omdat die doorheeft wat een auto is: ‘De auto: het geniale triumviraat van roerloosheid, siddering en bewegende delen, dat elke wens tussen genot en macht vervult’ (bij auto). Ik heb verder nooit iets van de man gelezen, maar die ene zin is een oeuvre waard. En een woordenboek.

Gerard Bodifée

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content