Een nieuwe regering staat nog lang niet in de startblokken, maar de vakbonden zeggen oranje-blauw nu al de wacht aan.
De sociaaleconomische afspraken die formateur Yves Leterme met de onderhandelaars van CD&V/N-VA, Open VLD, MR en CDH heeft gemaakt, boezemen de vakbonden bijzonder weinig vertrouwen in. Toen vorige week sommige van die afspraken bekend werden en vooral door de liberale onderhandelaars van tekst en uitleg werden voorzien, loste de leiding van ACV, ABVV en ACLVB al enkele schoten voor de boeg. Een doorgedreven analyse van de resultaten van de regeringsonderhandelingen tot nog toe maakt de voorzitters Luc Cortebeeck (ACV) en Rudy De Leeuw (ABVV) alleen maar kritischer. Oranje-blauw veegt volgens hen de vloer aan met het systeem en de regels van het sociaal overleg.
Dat geldt onder meer voor de beslissing om aan de gemeenschappen een eigen wettelijke feestdag toe te kennen (11 juli voor de Vlaamse Gemeenschap en 27 september voor de Franse Gemeenschap). Over de toewijzing van wettelijke feestdagen, die samenvallen met een zondag, onderhandelen normaal werkgevers en vakbonden. Nu zal dat overleg over het schrappen van een andere vrije dag moeten gaan, want het aantal wettelijke feestdagen blijft behouden op tien.
De ergernis van de vakbonden hierover is klein bier in vergelijking met andere oranje-blauwe voornemens. Een zogeheten loopbaanrekening, bijvoorbeeld, die de arbeidstijd in uren op jaarbasis uitdrukt, zal volgens ACV en ABVV niet alleen leiden tot langere werkweken, maar zal ook de bestaande sociale akkoorden ter zake en concrete werktijdregelingen overhoopgooien. De vakbonden zijn eveneens gekant tegen een nieuwe lastenverlaging voor overuren, omdat die anders goedkoper worden dan gewone werkuren.
De grootste weerstand wordt bij ACV en ABVV opgeroepen door de oranje-blauwe afspraak over een loonmatiging van 2 procent in de komende vier jaar door een belastingverlaging in rekening te brengen bij het sluiten van nieuwe loonakkoorden. Dat zou een toename van de loonkostenhandicap met de buurlanden (1,4 procent in 2003-2004 en 1,1 procent in 2005-2006) moeten compenseren. Maar de vakbonden grijpen naar het nieuwe loonrapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) om te betogen dat de ‘Belgische lonen wel degelijk gelijke tred houden met die in de buurlanden’. Uit hun berekeningen over de huidige loonakkoorden, de lastenverlagingen voor overuren en ploegenarbeid, een korting op de bedrijfsvoorheffing en de loonstijgingen in het buitenland, moet blijken dat er van een loonhandicap geen sprake meer is. Door de stijging van de energie- en voedselprijzen komt de loonmatiging die oranje-blauw voorstelt volgens Cortebeeck en De Leeuw neer op een inlevering van 2,6 miljard euro. En daar passen ze voor.
Op basis van hetzelfde CRB-rapport denkt men daar aan werkgeverszijde overigens net het tegenovergestelde over. Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) heeft ons land sinds de invoering van de loonnorm in 1996 een loonhandicap van 10 procent tegenover de buurlanden – en dan vooral tegenover Duitsland – opgebouwd. ‘De Belgische concurrentiekracht is een patiënt in kritieke toestand. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’, luidt hun repliek aan het adres van de vakbonden.
Al die ‘inbraken’ in het sociaal overleg (de gelijkschakeling van het statuut van arbeiders en bedienden is een ander voorbeeld) worden intussen volgens ACV en ABVV allesbehalve goedgemaakt door de oranje-blauwe afspraken over de sociale uitkeringen. Over het terugschroeven van de werkloosheidsuitkeringen vinden de vakbonden dat ‘niet de werkloze maar de werkloosheid moet worden bestreden’. Voorts is het uitblijven van duidelijkheid over de in het Generatiepact geregelde welvaartsaanpassing Cortebeeck en De Leeuw meer dan een doorn in het oog. En een Generatiepact-bis, met nieuwe ingrepen in het brugpensioen of een strengere loopbaanberekening voor het wettelijk pensioen, hoeft voor hen zeker ook niet.
DOOR Patrick Martens