Amerikaanse bedrijven profiteren van goedkope Mexicaanse arbeiders, maar bekommeren zich liever niet om de sociaal-economische belangen van hun werkkrachten.

Tucson. Elke doordeweekse ochtend om zes uur stopt Paula Ernquist de kofferbak van haar grijze Dodge vol flesjes mineraalwater. Met een kop koffie en een pakje sigaretten bij de hand rijdt ze naar een benzinepomp in Tucson, een stad in het zuiden van de Amerikaanse staat Arizona. Ze laat haar tank vollopen, legt een zak ijs bij de flesjes water en gaat op weg naar een van de vele plekken in de stad, waar nieuwe huizen worden gebouwd.

‘Ik rijd rond totdat ik dakdekkers vind’, zegt Ernquist, die voor de vakbond AFL-CIO werkt. ‘Soms komen hun werkgevers me bedreigen. Dat ik moet oprotten, dat ze me weten te vinden.’ Een brede grijns. ‘Niemand heeft me ooit gevonden.’

De zon is nog maar net op, maar de wegen worden al druk bezet door gedeukte pickup trucks van bouwvakkers. In de meeste staten worden vier keer zoveel bedrijfspanden als woningen neergezet. In Arizona – een van Amerika’s snelst groeiende staten – is de situatie omgekeerd, zegt Ernquist. Doorgaans zijn de bouwvakkers Mexicaans.

Door de teloorgang van de landbouw in Zuid-Mexico – deels een gevolg van het North American Free Trade Agreement (NAFTA) in 1994 – zijn miljoenen Mexicanen naar de grens verhuisd, om te werken in de Amerikaanse assemblagefabrieken, de maquiladoras. Sinds de recente recessie in Amerika hebben de fabrieken echter een exodus ingezet richting Azië. Veel Mexicanen steken daarom, vaak illegaal, de grens over. Naar schatting zijn er bijna vijf miljoen Mexicanen zonder papieren in de Verenigde Staten, van wie de helft werkt. Zo profiteren Amerikaanse bedrijven aan beide kanten van de grens van goedkope, Mexicaanse arbeid.

‘De dakdekkersindustrie staat bekend om een slechte behandeling en uitbuiting van haar mensen. De productie stijgt, terwijl de lonen dalen’, zegt Ernquist. De Dodge zoeft door heuvels met metershoge cactussen. Ern-quists dagelijkse speurtocht levert nauwelijks nieuwe leden op. ‘De dakdekkers zijn bang. Als hun baas hoort dat ze zich bij een bond willen aansluiten, lopen ze het risico dat het bedrijf de immigratiedienst belt en dat ze worden gedeporteerd. Dat gebeurt wel eens.’

Ze stapt uit bij een nieuwbouwwijk, met een paar flesjes water voor de dakdekkers. Een aantal onder hen heeft een rechtszaak aangespannen tegen de werkgever. Ze hebben geen contract en moeten elke ochtend om zes uur komen opdagen om te zien of er werk is, vertellen de mannen. Soms verdienen ze 600 dollar per week, soms niks. Het bedrijf dingt ook nog af op de betaling, door het verrichte werk slordig te meten. De opzieners vernederen hen en als de dakdekkers per ongeluk apparatuur stukmaken, wordt geld van hun loon ingehouden. Klagen kan niet. ‘Ik had drie maanden geen werk omdat ik naar de rechter ben gestapt’, zegt Alex Cañez.

‘Ze geven geen moer om ons, ze geven alleen om geld’, gromt Felix Enriquez. ‘Toen een collega van het dak viel, brachten ze hem niet eens meteen naar een arts. Gingen ze eerst nog boodschappen doen!’ Felix wil terug naar zijn eigen land. ‘Ze hebben het hier over de American Dream, maar ik zit liever in een gevangenis in Mexico.’

Net als de eigenaars van de maquiladoras in Mexico zeggen de werkgevers in Amerika dat ze zonder Mexicaanse arbeidskrachten niet meer kunnen concurreren. ‘Die kids willen tenminste werken voor dertien dollar bruto per uur. Hogere lonen kan ik me niet veroorloven’, zegt een aannemer in een working class-bar met rode lampjes. Hij kijkt argwanend van onder zijn cow- boyhoed. ‘Voor dertien dollar kun je geen Amerikaan meer vinden. Is het dan slecht dat ik Mexicanen aanneem?’

Officieel is zijn personeel legaal, voegt hij er snel aan toe. Maar dat is niet zo moeilijk. De man schatert: ‘Toen ik een keer naar hun registratienummers vroeg, trok eentje zijn riem uit zijn broek en las een nummer voor dat aan de binnenkant stond geschreven. De hele groep vulde dat prompt in.’

Het massale aanbod van Mexicanen heeft verstrekkende gevolgen voor de Amerikaanse arbeidersklasse. Eerst moest die lijdzaam toezien hoe de assemblagefabrieken naar Mexico verhuisden, nu trekken immigranten in de Verenigde Staten ongewild de lonen in de blue collar-sector naar beneden. Het Amerikaanse zuidwesten is daardoor economisch een verlengstuk van Mexico aan het worden. De derdewereldarmoede verspreidt zich, tegelijk met de immigranten, over de hele Verenigde Staten.

‘Waar houdt het op? Worden mensen slaven?’, roept James Watson van de AFL-CIO uit in zijn kantoor. ‘We moeten illegalen legaliseren en immigranten lid maken van de vakbond. Dan blijven de lonen voor iedereen op peil.’ In september vorig jaar vertrokken uit tien steden bussen vol immigranten, de Immigrant Workers Freedom Ride, naar Washington DC om te demonstreren voor legalisatie en betere betaling. Nu de Latijns-Amerikanen de grootste minderheid van de Verenigde Staten vormen, worden de rechten van immigranten een belangrijke kwestie in de presidentsverkiezingen. De kandidaten moeten een lastige koorddans uitvoeren, want ‘het bedrijfsleven houdt van dit systeem’, zegt Watson.

De Amerikaanse consument ook. Dankzij de Mexicanen zijn huizen en restaurantmaaltijden goedkoop. Maar wat de Amerikanen op het ene vlak besparen, betalen ze op het andere terug. Plaatselijke belastingen moeten vaak worden verhoogd, omdat de budgetten van scholen, gevangenissen en ziekenhuizen aan de grens sterk onder druk staan door de komst van grote aantallen arme Mexicanen. Het University Medical Center in Tucson behandelt zoveel onverzekerde patiënten dat het in ernstige financiële problemen kwam. De Eerste Hulp van een overheidsziekenhuis mag wettelijk niemand, ook geen onverzekerden, afwijzen.

Om de kosten terug te dringen, investeert het centrum in de Mexicaanse gezondheidszorg. Het schenkt apparatuur en traint artsen. Dat scheelt miljoenen, zegt Barbara Swanson Felix van het ziekenhuis. Het ziekenhuis bespaart nog meer, door zijn patiënten, nadat ze zijn gestabiliseerd, naar Mexico terug te brengen.

Desondanks liep het aantal onbetaalde rekeningen het afgelopen belastingjaar op tot 5,8 miljoen dollar. De laatste jaren heeft het ziekenhuis steeds een gat van enkele miljoenen in de begroting gehad. Die tekorten zijn niet meer alleen te wijten aan Mexicanen, zegt Swanson Felix. Ze ziet ook steeds meer onverzekerde Amerikanen.

‘Het is een nachtmerrie’, zegt ze. ‘Ik weet niet hoe lang deze situatie nog houdbaar is. Misschien moeten we in dit land stilaan eens een collectieve ziektekostenverzekering invoeren.’

Hélène Schilders

Nogales is een van de enige plaatsen die een eerste- en een derdewereldland met elkaar verbinden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content