Honderdtwintig jaar na het eerste slachtoffer van Jack the Ripper: Roy Hazelwood over de kunst van het profilen, de seksuele sadist en zijn fantasieën. En Robert Hare, dé wereldautoriteit als het over psychopaten gaat. ‘Ook bij u op het werk zit waarschijnlijk een psychopaat.’

Niemand had een koets horen voorbijrijden. Niemand had het hoefgetrappel gehoord. Niemand kon de gruwel verklaren. De wijk Whitechapel in Oost-Londen was een overbevolkte, dickensiaanse hel in 1888. Op 31 augustus van dat jaar liep Charles Cross in de vroege ochtend van zijn werk in het slachthuis terug naar huis. De klok sloeg vier keer.

In het schaarse licht in het steegje Buck’s Row zag hij een vrouw op straat liggen. Hij tikte op haar wang om haar te wekken. Het hoofd van de vrouw kantelde. Hij keek in de dode blik van een vuil vrouwengezicht. Naast haar lichaam lagen een kapotte handspiegel en een klein kammetje. Uit een gleuf die van haar linkeroor naar haar rechteroor liep, stroomde warm bloed. Hij hield de lantaarn wat hoger. Haar rok was tot boven haar navel opgetrokken. Haar buik was een diepe, rode, uitgeholde put.

De lijkschouwer vertelde een paar uur later aan de politie dat de wonde was toegebracht met een lang, fijn steekwapen. Het slachtoffer werd geïdentificeerd als de 42-jarige, straatarme, aan alcohol verslaafde prostituee Mary Ann Nichols, alleenstaande moeder van vijf kinderen.

Er zouden nog vier slachtoffers volgen. Annie Chapman. Elizabeth Stride. Catherine Eddowes. Mary Jane Kelly. Ze leefden als (occasionele) prostituee. De meesten stierven met hun rok boven hun navel. Met een opengesneden buik. Zonder uterus. Of nier. Of hart.

De politie en de kranten ontvingen in die tijd al honderden brieven van mensen die dachten te weten wie de dader was, of die claimden dat zij de moordenaar waren. Velen beschuldigden de Joden. Uit de berg brieven werden twee exemplaren zeer ernstig genomen. Ze waren geschreven in rode inkt:

‘Beste Baas,

Ik blijf horen dat de politie me heeft opgepakt, maar het zal toch nog even duren voor het zover is. Ik zit achter de hoeren aan en zal niet ophouden hen open te snijden tot ik achter de tralies zit… Bij mijn volgende klus knip ik de oren van de vrouw eraf. Mijn mes is zo mooi en scherp. Veel geluk. Vriendelijke groeten. Jack the Ripper. Met uw goedvinden geef ik mezelf een bijnaam.’

Een legende was geboren.

De moorden werden een steeds gewichtiger wapen tegen de aanwezigheid van Joden. De politie ondervroeg 76 slachters over hun werkgewoonten en personeel. Even dacht ze dat de moordenaar uit de Londense burgerij of middenklasse moest komen. De politie begon aan alles te twijfelen, ook aan de zekerheid dat de brievenschrijver, Jack the Ripper, de echte moordenaar was. Alle sporen liepen dood. Het dossier van de moordenaar van Whitechapel werd gesloten in 1892.

VROUWENHAAT EN DOM GELUK

In 1988, honderd jaar na de moord op Mary Ann Nichols, zat de crème van de FBI-afdeling seriemoordenaars, met name John Douglas en Roy Hazelwood, met de Britse acteur Peter Ustinov in een televisiestudio. Hun opdracht: identificeer Jack the Ripper. De theorieën over de mogelijke moordenaar waren in de loop van een eeuw steeds spannender gaan klinken. Er was de theorie van de koninklijke samenzwering: prins Albert Victor, Duke of Clarence, zou een kind hebben verwekt bij een prostituee. De lijst met alternatieve theorieën is lang: Jack the Ripper was een Joodse rituele slachter, een chirurg, een vroedvrouw, een geheim agent in dienst van de Russische tsaar, een leraar, een journalist die in zijn vrije tijd zwarte magie bedreef, of een zekere Aaron Kosminski, een arme Poolse immigrant.

‘De brieven aan de politie zijn zeker niet afkomstig van de moordenaar maar van een poseur die de aandacht wil trekken. Iemand die op deze manier moordt, heeft niet de persoonlijkheid om de politie publiekelijk uit te dagen’, aldus de profilers in 1988. ‘Het soort verminking van de vrouwen verraadt een mentaal gestoorde en seksueel onbeholpen persoonlijkheid. De snelle aanval waarmee de moorden zijn uitgevoerd, verraadt een sociaal onaangepast iemand met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. De dader moet verbaal niet sterk geweest zijn. De omstandigheden van de moord tonen ons dat het iemand was die kon opgaan in zijn omgeving, niet verdacht leek en voor wie de prostituees niet bang waren. Een eenzaat, geen macho slachter, die ’s nachts rondhing in de straten en terugkeerde naar de plaats van de moord. Hij behoort zeker tot de groep van honderden mensen die de politie toen heeft verhoord.’

‘Blank. Mannelijk. Nooit getrouwd. Leefde samen met zijn moeder in Whitechapel. Geen opleiding genoten. Koesterde een haat tegen vrouwen’, vertelde Roy Hazelwood ons onlangs tijdens een congres in Rome. ‘Wij weten niet of het Kosminski was, maar John Douglas en ik kwamen in 1988 onafhankelijk van elkaar tot een profiel dat leek op iemand als Kosminski. Kosminski was in ieder geval geen geniale moordenaar. Hij heeft gewoon geluk gehad.’

WAARZEGGERS

Roy Hazelwood (1938) is een van de legendarische pioniers van de FBI Behavioral Science Unit, en een wereldvermaard expert van seksuele sadistische moordenaars en verkrachters. Hij schreef boeken als The Evil that Men Do (1999) en Dark Dreams. Sexual Violence, Homicide and the Criminal Mind (2001).

Hij interviewde honderden seksuele delinquenten, onderzocht meer dan 10.000 moorden, zware misdrijven en verkrachtingen. In de Verenigde Staten, maar ook in de oorlog in Bosnië. Hij werkte zestien jaar op de FBI Behavioral Science Unit. Die eenheid werd in 1972 in Quantico, in de staat Virginia, opgericht. Aan het hoofd stond Howard Teten, een protegé van James A. Brussel (zie: Moord en Wetenschap deel 4, Knack 35) en een ervaren politieman met een sterk analytisch vermogen uit Californië. Profielen schetsen werd met de oprichting van de Behavioral Science Unit wetenschappelijker, en werd aan het repertoire van forensische technieken toegevoegd. Hazelwood zorgde door zijn talrijke interviews met sadistische verkrachters en seriemoordenaars voor nieuwe inzichten in de ideeën, werkwijzen en fantasieën van criminelen. Hij bracht het fundamentele onderscheid aan tussen georganiseerde en niet-georganiseerde delinquenten. Bereidde de dader zijn misdrijf nauwgezet voor? Bracht hij een wapen mee, of nam hij iets wat toevallig in zijn buurt lag? Wiste hij zijn sporen uit, of liet hij een knoeiboel achter?

Zijn generatie onderzoekers haalde de stiel van het profilen uit de obscuriteit en onbekendheid. Zo stonden Hazelwood en zijn collega’s model voor de agenten Jack Crawford en Clarice Starling in The Silence of the Lambs. ‘Het boek en de film gaven ons beroep een hollywoodglans’, zegt Hazelwood. ‘Er is in televisiereeksen heel wat rommel te zien over het beroep van profiler. Profilen is een tijdrovende zaak. Het vraagt geduld en ervaring. Misschien is de beste televisiereeks over profiling nog Criminal Minds, omdat de makers ervan de Behavioral Science Unit als raadgever hebben ingeschakeld.’

‘Er lopen te veel charlatans rond, die als een waarzegger een kamer vol politiemensen of een televisiestudio binnenlopen, en voor de vuist weg een profiel van een misdadiger geven’, zegt Hazelwood. ‘Terwijl het veeleer om een nauwgezette analyse gaat.’ Als de hulp van een profiler wordt ingeroepen, stuurt de politie hem alle beschikbare gegevens, van foto’s van de plaats van het delict tot achtergrondinformatie over het slachtoffer. In België werd een tijd geleden een profiler aangesteld om het dossier van de Bende van Nijvel te onderzoeken. De Belgische specialist Danielle Zucker werkt nauw samen met Hazelwood. Maar: ‘Over dossiers die nog niet afgerond zijn, kan ik niets zeggen.’

DUISTERE GEESTEN

‘In de wereld van duistere geesten is de duisternis echt oneindig’, zegt Hazelwood. ‘De gevallen die ik bestudeerde, hebben geleid tot enkele essentiële lessen. Les één: er zijn geen grenzen aan het leed dat de ene mens aan de andere mens of aan zichzelf kan berokkenen. Les twee: er zijn geen limieten aan wat iemand erotisch stimulerend vindt. We kunnen wel patronen vinden in het gedrag van seksuele delinquenten, maar geen enkele seksuele delin-quent gedraagt zich op dezelfde manier als een andere.’

Seksuele misdrijven zijn volgens Hazelwood het moeilijkst te onderzoeken. ‘Het is drieledig: het gaat om deviant gedrag, crimineel gedrag en een gedwongen interactie tussen twee mensen. Eén: de zoektocht naar het profiel van een verkrachter impliceert het onderzoek van zijn verbale gedrag. Een dader die tegen een slachtoffer zegt ‘Jij bent mooi’ is een ander soort dader dan degene die zegt ‘Jij bent een hoer’. Twee: het onderzoek naar de manier waarop hij zijn slachtoffer bedwongen heeft en de eventuele verwondingen. En drie: het seksuele gedrag. Heb je die drie gedragingen onderzocht, dan kun je het motief duiden. En als je het motief hebt, kun je het type verkrachter aanduiden.’

Negentig procent van de seriemoordenaars zijn seksuele moordenaars. Opvallend is dat machtswellust, woede of een combinatie van die twee altijd het motief is. Hazelwood: ‘Een van de daders naar wie ik onderzoek verrichtte zei: “Mijn doel is de God van mijn slachtoffer te worden.”‘

De geschiedenis toont dat seriemoordenaars niet noodzakelijk mannelijk hoeven te zijn: gifmengsters, moordenaressen in verpleegtehuizen, voorbeelden genoeg. ‘Maar in Amerika is er tot nog toe maar één vrouwelijke seksuele seriemoordenaar geweest: Aileen Wuornos.’ Zij doodde zeven mannen. Haar woede tegen mannen bereikte een eerste hoogtepunt in 1989, toen ze een motorrijder doodschoot die haar in Florida in een truckerscafé had opgepikt en naar een afgelegen plek reed om seks met haar te hebben. In 1990 volgden bijna zes identieke moorden. ‘Uiteindelijk werd ze in een bikerscafé gearresteerd. In 2002 werd ze geëxecuteerd nadat haar lesbische vriendin tegen haar had getuigd.’ Wuornos’ leven werd het onderwerp van de film Monster (2003), waarvoor hoofdrolspeelster Charlize Theron een Oscar kreeg.

PILOTENFANTASIE

Het was de zaak van Harvey Glatman (1927-1959) die Roy Hazelwood op het spoor van het profilen zette. ‘Glatman was voor zover ik weet de eerste seriemoordenaar die foto’s van zijn slachtoffers nam, zowel voor als na de verkrachtingen en moorden. Ik heb al zijn foto’s bestudeerd.’ Glatman schikte zijn gewurgde slachtoffers zelfs in verschillende poses.

Hazelwood: ‘Een profiler moet niet lezen over diverse moordenaars, hij moet intensief op verschillende casussen werken. Als men de fantasiewereld van een seksuele sadist wil leren kennen, kijk dan naar wat hij dééd. Je moet het hem niet vragen.’

In een van de zaken die Hazelwood volgde – een seksuele sadist die meisjes folterde in een truck -, kreeg hij van de echtgenote van de dader een foto van de dader te zien zoals hij zich graag aan haar vertoonde: gehuld in het uniform van een piloot. Hazelwood interviewde niet alleen de seksuele sadisten, maar ook hun echtgenotes of vaste vriendinnen. ‘Die vrouwen waren óók slachtoffers. De mannen oefenden eerst op hun vrouw. Ze waren allemaal verbaal, psychologisch, fysiek en seksueel mishandeld. Sommige vrouwen beseften wat hun man met andere vrouwen deed, het gebeurde dat sommigen hadden samengewerkt met hun man. Allemaal hadden ze een onderdanige rol aangenomen. Seksuele sadisten geloven dat alle vrouwen, zonder uitzondering, hoeren zijn. Hun moeder, hun zuster, hun lerares, moeder Theresa… ze zijn allemaal duivels in hun ogen. En zij willen dat bewijzen.’

De vrouwen die zij huwden waren geen prostituees, maar aantrekkelijke vrouwen uit de middenklasse die op z’n minst een gemiddelde intelligentie hadden. De mannen zouden de ‘bitch’ in hen bovenhalen om hun theorie te bewijzen. Hazelwood: ‘De mannen waren eerst heel voorkomend en lief. Dan begonnen ze het gedrag van de vrouwen te manipuleren. Ze eisten dat hun vrouwen zich zouden gedragen op een manier waarop ze dat nooit zouden doen.’ Zo begon het spel: ‘Als de vrouw ermee instemde om zich te verlagen, toonde de man zijn respect. Als ze niet akkoord ging, negeerde hij haar. De vrouw leerde dat inschikkelijkheid leidde tot de terugkeer naar een normaal leven. En bij ieder inschikkelijk gebaar dacht ze die vroegere romantische partner weer terug te vinden.’ Na een tijd deed de vrouw alles wat de man vroeg. Dan begon hij haar uitgerekend dáárom te bestraffen: ‘Zie je wel dat je des duivels bent?’ Hazelwood: ‘En de vrouw dacht effectief: “Ik verdien deze straf. Ik ben des duivels.”‘

Profiling is een techniek die levenswijsheid, openheid van geest en kennis veronderstelt, zegt Hazelwood. ‘Wij zijn zelf de grootste critici van profiling. Profiling lost geen zaken op, onderzoek lost zaken op. Bij moord moeten we alles weten over het slachtoffer. Waar is iemand opengesneden? Hoe is hij gestorven? We willen foto’s van de plaats van de misdaad. Autopsiefoto’s. Waar werd ze voor het laatst levend gezien? Waar werd haar auto achtergelaten, haar handtas gevonden, haar lichaam?’

DE BRAVE BUURMAN

Hazelwood wil naar eigen zeggen niet de geest van een dader kunnen lezen. Hij wil wél langs dezelfde lijnen denken waarlangs de dader gedacht heeft. ‘Als ik me aan een casus zet, begin ik met een kolom te maken onder de titel wat? Wat gebeurde er precies? Wat is er te zien? Hoe is de misdaad georganiseerd? De telefoon is uit de stekker getrokken. De tv staat aan op kanaal 14. Bloedspatten op het tapijt. Venster staat open… Stap twee: waarom? Waarom is de stekker uitgetrokken? Dan stap drie: hoe? De reconstructie van de misdaad. Hoe benaderde de dader het slachtoffer tot op het moment dat hij de plek verliet? En stap vier: wie? Wie zou dit soort misdrijf begaan?’

‘Ik dank God voor het narcisme van de psychopaat’, zegt Hazelwood. Sommige seriemoordenaars verraden zichzelf namelijk doordat ze niet meer tegen de mediastilte kunnen. Ze zoeken de aandacht. Een typevoorbeeld daarvan is BTK. BTK was de codenaam voor Bind them, Torture them, Kill them (Bind hen vast, martel hen, dood hen). De seriemoordenaar, die dertig jaar lang ongrijpbaar was, werd weleens de Jack the Ripper van de twintigste eeuw genoemd. In de vele brieven die hij vanaf 1974 naar de politie en de media schreef, vergeleek BTK zijn gruwelijke daden zelf met die van zijn negentiende-eeuwse held. Hazelwood: ‘Hij had niet meer toegeslagen sinds 1991. Maar in 2004 kon hij de verleiding niet weerstaan om te communiceren met de buitenwereld. Hij wou erkenning voor wat hij had gedaan. Dus schreef hij een brief aan een krant.’ In 2005 werd hij opgepakt. Hazelwood: ‘BTK was een actieve vader, een scoutsleider, en een man die in hoog aanzien stond in zijn geloofsgemeenschap. Een prachtige buurman. Maar hij was ook een moordenaar. Hij had geen dubbele persoonlijkheid. Hij leidde gewoon twee levens.’

DOOR ANNA LUYTEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content