‘U gelooft toch niet dat Cubanen op democratie zitten te wachten?’

© Jan De Deken

Op 21 en 22 maart reist Barack Obama naar Cuba. Het is van 1928 geleden dat een Amerikaanse president de communistische vijand bezocht. Het handelsembargo wankelt, maar de échte verandering zal van de Cubanen zelf moeten komen. ‘Jongeren kijken vooral naar hun eigen problemen. Maar iets groters? Ho maar!’

‘Kijk, dít is het echte Cuba!’ Vanaf zijn dakterras op de achtste verdieping wijst schrijver Pedro Juan Gutiérrez naar de omliggende ruïnes van centrum Havana. Herenhuizen die ooit weelde uitstraalden, maar waarvan je nu recht door het gestripte geraamte de hemel ziet. Hier zag Gutiérrez in de jaren negentig mensen in gammele bootjes de Caraïbische Zee opgaan, in de hoop aan te meren in Miami, 370 kilometer verderop. ‘Radeloos, vaak dronken, dobberden ze in een zee vol haaien hun dood tegemoet.’

In de Cubaanse pers bestaat de ‘periodo especial’ niet – de periode waarin Cuba door de val van de Sovjet-Unie zijn communistische suikeroom verloor. Terwijl journalisten meedraaiden in de propagandamachine van de Castro’s zette Gutiérrez de wanhoop en overlevingsstrijd van de gitzwarte jaren negentig op papier. ‘Er was geen drinkwater of eten, geen gas om op te koken. Het vuilnis werd niet opgehaald omdat er geen benzine was. Mijn appartement begon in te storten, zoals zoveel huizen hier.’ In zijn romans ritselt Gutiérrez’ semi-autobiografische personage Pedro Juan zich door de dagen heen. Altijd op zoek naar wat peso’s in de marge van de legaliteit, gulzig met seks, rum, sigaren en wiet. Pedro zijn Trilogia Sucia de la Habana (1998) over de ‘speciale periode’ werd gepubliceerd in 23 landen, maar in Cuba is ze tot op vandaag verboden lectuur. De krant waarvoor Gutiérrez werkte, gooide hem na de publicatie prompt op straat.

Gutiérrez, nu 66, was 9 jaar toen Fidel en Raul Castro in 1959 dictator Fulgencio Batista uit het presidentiële pluche verdreven. In de jaren zestig en zeventig zag hij de revolutie deel worden van de Cubaanse identiteit. ‘Mijn generatie vocht voor een politiek project dat we belangrijk vonden, voor culturele en humane doelen in plaats van voor materieel gewin. Iedereen kon naar school. Ja, er was censuur, maar het gewone volk kreeg ook muziek, literatuur en film.’ De desillusie bleef niet uit. De jonge generatie die in de jaren negentig te horen kreeg dat alles snel beter zou gaan, is nu tegen de vijftig en moet het nog altijd met gemiddeld 20 euro per maand zien te rooien. Hun kinderen overtuig je niet meer. ‘De revolutie is uit de geesten verdwenen’, zegt Gutiérrez. ‘Jongeren zijn apolitiek. Ze kijken vooral naar hun eigen problemen en projecten, maar iets groters? Ho maar! Ze zijn zo materialistisch geworden.’

Dubbele braindrain

Volgens journalist Carlos Manuel Alvarez Rodriguez heeft zijn generatie, geboren rond 1990, zich helemaal losgekoppeld van de machthebbers. ‘Elke dag brokkelt de overheidsdoctrine verder af. We praten met buitenlandse toeristen, we kunnen illegale tv-kanalen bekijken, we krijgen informatie binnen via de paquete (een harde schijf met buitenlandse films, series, muziek en internetpagina’s die zich wekelijks over het eiland verspreidt, nvdr.). We weten ondertussen via duizend kanalen dat de Cubaanse pers ons leugens verkoopt. Jonge Cubanen zijn de praatjes beu en nemen hun leven in eigen handen.’

We horen hetzelfde verhaal bij de tientallen Cubanen die elkaar verdringen voor de ambassade van Panama. Haastig schrijven ze de net versoepelde visumregels over die uithangen aan het gesloten hek. Via Panama hopen ze de VS te bereiken. Het land geeft jaarlijks verblijfsvisa aan 30.000 Cubanen, zonder alle hordes waar andere migranten over moeten klauteren. Daarbovenop trokken in 2014 zo’n 20.000 Cubanen illegaal naar Amerika.

In 2015 steeg dat aantal met liefst 77 procent. Het illustreert met hoeveel scepsis de Cubanen de diplomatieke dooi onthaalden die Barack Obama en Raul Castro eind 2014 aankondigden. De handelsrestricties worden wel soepeler, maar velen proberen de VS te bereiken voordat het Cubaanse voorrecht op een green card (een Amerikaanse werkvergunning) zou sneuvelen. Vroeger waren de meeste emigranten familieleden van Cubanen in Miami, nu proberen vooral jonge professionals de VS te bereiken. In een tempo van 50.000 migranten per jaar verliest Cuba 1 procent van zijn actieve bevolking per twaalf maanden, en dat is geen cadeau voor de al zieltogende economie.

Tieners en twintigers die wel in het land blijven, kiezen niet langer massaal voor een universitaire opleiding. Waarom zouden ze? Een ingenieur, architect of chirurg verdient 20 à 60 euro per maand. Dus gaan ze aan de slag in een toeristenoord of als taxichauffeur, jobs die je sinds enkele jaren als zelfstandige mag uitoefenen en waarmee je een veelvoud verdient. De dubbele braindrain is een van de grootste bedreigingen van de groei die Castro met zijn schuchtere hervormingen vooropstelt.

Alvarez test de grenzen van wat aanvaardbaar is, geeft hij toe. Onder meer voor het onlinemagazine OnCuba schrijft hij over de thema’s waarvoor Gutiérrez in 1997 zijn job verloor. ‘Tien jaar geleden was dit onmogelijk geweest, maar ik durf niet te zeggen dat ik helemaal vrij ben van zelfcensuur. Je kunt vechten tegen je ingebouwde sensor, maar je kunt hem niet uitschakelen. In een Cubaanse publicatie kan ik Fidel Castro niet frontaal aanvallen. Maar dat doe ik dan wel in buitenlandse media, om mijn geweten te sussen.’

Alvarez beseft dat weinig mensen in Cuba zijn onlineartikels lezen: thuis heeft bijna niemand internet. Pas sinds vorig jaar zijn er wifi-hotspots in Havana en enkele andere steden. Een uurtje surfen kost er twee dollar, een tiende van een gemiddeld maandloon. ‘Wie het zich kan veroorloven, gaat online om met familieleden in het buitenland te praten, niet om de krant te zitten lezen.’ Kritisch politiek bewustzijn is er na decennia van dictaturen nauwelijks. ‘U gelooft toch niet dat de Cubanen op democratie zitten te wachten? Ze willen vooral materieel een beter leven.’ Toch schopt Alvarez ook voor eigen volk hard tegen heilige huisjes, zoals onderwijs en gezondheidszorg. ‘De kwaliteit van die verwezenlijkingen van de revolutie kalft al decennialang af, en de overheid doet niets om het tij te keren. We krijgen te horen dat onze gezondheidszorg veel beter is dan die in andere ontwikkelingslanden. Maar als bewoner meet je je niet met Haïti maar met de gezondheidszorg en het onderwijs van tien jaar geleden. Op het platteland zie je schrijnende armoe. Als zelfs onze verwezenlijkingen verslechteren, wat rest de Cubanen dan nog?’

Vier dagen wakker

In het landelijke Pinar del Rio, in het uiterste westen van Cuba, maken Nirma Carrasco en haar tienjarige zoon Cristian zich op voor de urenlange reis naar Havana. Cristian heeft een hartafwijking en moet in een ziekenhuis in de hoofdstad geopereerd worden. Het is de vijfde keer dat ze ernaartoe reizen, in een vrachtwagen waarin mensen opeengepakt zitten als vee, want de bus is te duur. Carrasco’s echtgenoot Noidan Alonzo (36) is nog nooit in Havana geweest. Ook dit keer moet hij vrouw en kind alleen laten reizen. Achter het huis ligt een berg houtskool in wording te roken. ‘Zo blijft het vier dagen smeulen. Al die tijd kan ik niet slapen, want ik moet het dag en nacht elk halfuur onderhouden. Vanmorgen, nog voor de zon opging, sloeg plots de vlam erin’, zegt Alonzo, terwijl hij met forse halen aarde op de berg schept. De houtskool verkoopt hij verplicht aan de overheid, voor 5 Cubaanse peso (0,20 euro) per zak. Het is zijn bijdrage aan de revolutie. Al is politiek wel het laatste waar Alonzo van wakker ligt. Havana regeert heel ver van zijn bed. ‘Obama? Nooit van gehoord. Ik heb wel avocado’s, bonen en maniok.’

De Cubanen hebben nochtans redenen om zich zorgen te maken. Cuba leeft voor 80 procent van geïmporteerd voedsel, goed voor 2 miljard dollar per jaar. Een groot deel daarvan komt nu al uit zuidelijke staten van de VS. Als binnenkort Amerikaanse landbouwbedrijven en voedingsconcerns vrij spel zouden krijgen, is de weinig productieve lokale landbouw weggeconcurreerd nog voor het opnieuw zaaitijd wordt. De periodo especial dwong de Cubaanse boeren om terug te keren naar de meest artisanale vorm van biolandbouw. ‘We hadden geen pesticiden. De Russische landbouwmachines werkten niet meer, want er waren geen onderdelen of brandstof. We hadden nog geen ezel. Van zaaien tot oogsten, alles moest met de hand.’

Raul Castro, die pragmatischer is dan zijn broer Fidel, besefte dat hij de landbouw moest hervormen. Hij zette in op organische en stadslandbouw, gaf boeren gebruiksrecht over meer dan een miljoen hectare ongebruikte landbouwgrond en meer vrijheid om zelf te kiezen wat ze erop verbouwen. Naast zijn verplichtingen als houtskoolleverancier heeft Alonzo bonen, rijst, vruchten, koffie, koemelk en wat schapen om in de basisbehoeften van zijn gezin te voorzien. Dat moet ook wel. Hij schat zijn gezinsinkomen op 1000 Cubaanse peso of 40 euro per jaar. ‘En het boekje met voedselbonnen wordt steeds dunner.’ Verder overleven de boeren vooral door solidair te zijn. ‘De stier en de bok van de buurman komen gratis mijn beesten bevruchten. Ik leen mijn paard uit, een ander zijn auto. En ’s nachts patrouilleren we samen om ons vee tegen dieven te beschermen.’

Serieel monogaam

Voor Mireille (27) was het op haar achttiende al duidelijk dat ze niet in Cuba zou blijven. ‘Iedereen wil weg van dit roteiland.’ Net zoals haar zus trouwde ze met een rijke, oudere Italiaan. Zo zoeken wel meer meisjes een toekomst aan de arm van gefortuneerde buitenlanders. De revolutie had prostitutie verbannen, maar in de jaren negentig begonnen meisjes weer te tippelen bij gebrek aan alternatief. ‘Zelfs de hoeren hebben in Cuba een universitair diploma’, zei Fidel Castro ooit. Waar grote groepen toeristen komen, zwermen de jiniteras er vandaag onvermijdelijk omheen. Afhankelijk van hun ambitie willen ze enkele drankjes, geld voor seksuele diensten of een enkeltje richting buitenland.

Mireille ging meteen voor de hoofdprijs. Ze verhuisde naar Italië, voldeed enkele jaren aan de echtelijke verwachtingen, en scheidde weer. Een Italiaans paspoort rijker begon ze in een elitaire nachtclub in Milaan als gezelschapsmeisje te werken, waar ze minstens 5000 euro per maand verdient. Toen een drugsverslaafde telg uit een rijke familie haar vorig jaar drie blanco cheques gaf, cashte ze 300.000 euro. Ze kocht een herenhuis in Vedado, de oude residentiële wijk van Havana. ‘Het is een investering, ik keer niet terug naar Cuba. Ik ben hier alleen om toe te kijken op de renovatie’, zegt ze.

De Cubaanse overheid verdraagt geen grootverdieners, en al helemaal geen prostituees. Tenzij ze smeergeld in de handen van de juiste politieagenten stoppen, riskeren de meisjes jaren cel. Nochtans doen ze niet meer dan wat vadertje staat hen heeft voorgedaan. Cuba is altijd een jinitera geweest: van de VS, van de Sovjet-Unie, van het Venezuela van wijlen Hugo Chavez.

‘Ik weet dat ik over een paar jaar afgeschreven ben’, zegt Mireille. ‘Ik bereid me daarop voor, onder andere door in vastgoed te investeren.’ Cuba, daarentegen, heeft zich nooit een weg naar boven gevrijd. Nooit was er het concrete vooruitzicht om op eigen benen te staan. Toen Hugo Chavez zijn oliedollars uitstrooide over de ideologische bondgenoot vielen alle broodnodige hervormingen meteen weer stil. Na zijn dood kwam Cuba opnieuw in zwaar weer terecht.

Na dik vijftig jaar beseft de partijtop wat Mireille op haar twintigste al wist: je legt je toekomst beter niet in handen van één suikeroom. Cuba praat met Europa, Brazilië, Mexico en het Internationaal Monetair Fonds en flirt openlijk met China en Vietnam. Ook de toenadering tot Amerika moet je zo bekijken. 2016 is niet het jaar van Obama in Cuba, maar dat waarin verstikkende seriële monogamie plaats ruimt voor functionele veelwijverij. De hoeren van Cuba leerden van de meester, maar tegenwoordig lopen de bejaarde revolutionairen hen achterna.

DOOR JAN DE DEKEN

‘We weten dat de Cubaanse pers ons leugens verkoopt. Jonge Cubanen zijn de praatjes beu.’

De braindrain is een van de grootste bedreigingen voor de hervormingen van Castro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content