Haïti staat weer in brand. En opnieuw klampt een machthebber zich hardnekkig vast aan de troon.
De eerste ‘vrije zwarte republiek voor vrije zwarte mensen’ bestaat tweehonderd jaar. Maar de feesten verliepen totnogtoe niet zoals gepland. In Gonaïves, de stad waar de bewoners van het Caribische eiland op 1 januari 1804 hun onafhankelijkheid uitriepen, werd nu op president Jean-Bertrand Aristide (51) geschoten. Sindsdien rolt een golf van geweld over het land en wordt de vroegere ‘priester van de armen’ uitgescholden als een bloeddorstig dictator. De opstandelingen controleren enkele steden en in de straten van de hoofdstad Port-au-Prince eisen betogers haast dagelijks luidkeels dat de president opstapt.
Het was nochtans mooi begonnen voor Aristide. In 1990 werd hij onder gejubel verkozen, de eerste democratisch gekozen president van het doodarme, corrupte en steevast door geweld geteisterde land. Hij had beloofd de corruptie te bestrijden die het land arm hield. Een staatsgreep verjoeg hem en pas in 1994 kwam hij – met Amerikaanse hulp – terug. Toen was zijn termijn als president bijna voorbij. In 2001 trad Aristide opnieuw aan als president, maar nu tegen de zin van iedereen. Slechts vijf procent van de bevolking nam deel aan de verkiezingen, de internationale waarnemers meldden ongeregeldheden en fraude en de oppositie weigerde hem te erkennen. Maar Aristide regeerde, met hulp van gewapende aanhangers die zich ‘het leger der kannibalen’ noemden. En met de hulp van een uitgebreide clan van profiteurs die de drugshandel beheersen en van alle bedrijven een procent toegeschoven krijgen. Ook de president profiteerde mee. Wie niet akkoord ging, mocht rekenen op een bezoek van de Chimères, doodseskaders die bijzonder efficiënt te werk gaan.
Zij zijn het nu die de opstandelingen bekampen die de grote steden in Haïti controleren. En dat is de laatste druppel geweest. Iedereen in Haïti weet nog hoe de Tontons Macoute tekeergingen tijdens de dictatoriale en corrupte jaren van François en Jean-Claude Duvalier (1954-1990). Tegen het geweld en de corruptie van Papa Doc en Baby Doc predikte Aristide destijds in zijn kerk. Maar eens president deed hij hetzelfde: zijn doodseskaders pakten journalisten, opposanten en vakbondslui aan. Dat en de onvoorstelbare armoede kelderde zijn populariteit. Zijn aanhangers keerden zich tegen hem en Haïti belandde in de zoveelste cirkel van geweld. De politieke oppositie hoopt dat de Verenigde Staten nog maar eens willen ingrijpen. De redenering is eenvoudig: in 1994 bracht Washington Aristide weer aan de macht, in 2004 kunnen ze hem die macht evengoed weer afnemen.
M.V.