In Brussel begint deze week de opmerkelijke finale van het proces over de obussensmeer- geldaffaire. Sinds 1985 blijven zowat alle cruciale vragen daarover onbeantwoord.

Hoogst merkwaardig, uniek zelfs: dat is de wijze waarop de 46ste correctionele kamer van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel, onder het voorzitterschap van Felix Vernimmen, vanaf woensdag 11 maart de dertien jaar oude obussensmeergeldaffaire afhandelt. Op 27 maart 1997 stelde de Kamer van Inbeschuldigingstelling twaalf verdachten buiten vervolging. De strafvordering tegen hen was al zeker zes jaar (namelijk sinds 30 maart 1991!) door verjaring “gedoofd”.

Sindsdien moet alleen Johan Lampaert zich nog voor de rechtbank verantwoorden. Deze zogenaamde garagehouder uit het West-Vlaamse Ledegem ontpopte zich – naar aanleiding van de inmiddels roemruchte bestelling van Amerikaanse obussen voor de Belgische Landmacht (6,7 miljard frank) van begin 1985 – tot een efficiënt belangenmakelaar, een wheeler and dealer. Nadien opereerde hij vooral vanuit deThaise hoofdstad Bangkok. In oktober 1986 kocht hij, via een Nederlandse vennootschap in Vlissingen, een landgoed in de omgeving van het Franse Tours. Maar in België zelf verbrak hij de meeste familiale en zakelijke banden. Zo droeg hij in maart 1988 de Belgische vertegenwoordiging van exclusieve Lamborghini-auto’s helemaal over aan een vriend. En in november 1990 liet hij zelfs zijn domicilie overschrijven van Ledegem naar Yangon, de hoofdstad van Myanmar, het vroegere Birma. Daartoe had hij, op 15 oktober 1990, in de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur een volmacht gegeven aan zijn Kortrijkse advocaat Hubert Vanden Bulcke. Die leverde zijn zoveelste vriendendienst aan Lampaert. Maar, er rees een probleem. Lampaerts nieuwe domicilie bleek vals. Volgens Interpol was hij, van 26 tot 29 maart 1990, slechts op doorreis in Myanmar om er hout te kopen. Lampaert woonde hoegenaamd niet op het adres dat hij meester Vanden Bulcke in het bevolkingsregister van Ledegem liet inschrijven.

Zoiets heet valsheid in geschrifte. Precies daarom wordt Johan Lampaert in 1998 nog als enige in de obussensmeergeldaffaire vervolgd. Ook al was dit defensiecontract goed voor een kleine 400 miljoen frank aan commissielonen en steekpenningen (zie schema).

De Kamer van Inbeschuldigingstelling neemt aan dat die valsheid in het bevolkingsregister van Ledegem werd begaan om andere, voordien gepleegde valsheden – het misbruik van vertrouwen, de oplichting ten nadele van de Belgische staat en de actieve corruptie bij de obussenbestelling – verder toe te dekken. Dat valt dan weer onder de noemer: eenheid van opzet. Daarom kunnen al die misdrijven, waarvoor de andere betichten door de verjaring van de strafvordering vrijuit gaan, nog altijd ten laste van Lampaert gelegd worden.

Dit was, althans, de stelling van de Kamer van Inbeschuldigingstelling op 27 maart 1997. En het is nog altijd de stelling van de openbare aanklager, eerste-substituut procureur des konings Jan Steppe, voor de 46ste correctionele kamer in Brussel.

ER KOMEN ZELFS NIEUWE GETUIGEN

Vreemd genoeg worden deze week voor de correctionele rechtbank in Brussel ook zes van de tien aanvankelijk betichte (en intussen buiten vervolging gestelde) legerofficieren als getuige gedagvaard (zie organogram). Zij moeten deze keer hun verhaal onder eed en in openbare zitting vertellen. Op die manier verandert deze terechtzitting in een soort waarheidscommissie. Al kan moeilijk worden verwacht dat sommige getuigen nu ineens zichzelf gaan beschuldigen in verband met een wapenaankoop uit 1985 van toenmalig defensieminister Freddy Vreven (PVV/VLD) – die, overigens, zelf nooit werd lastiggevallen.

Door de verjaring van de strafvordering bevinden de opgeroepen getuigen zich nu wel strafrechtelijk buiten schot, maar zij kunnen nog altijd burgerrechtelijk gedagvaard worden. Tenminste, als iemand kan aanvoeren dat hij door de schuld van een van de betrokkenen schade heeft geleden. Het civiel recht kent immers veel langere verjaringstermijnen dan het strafrecht.

In dit verband is het opmerkelijk dat de Belgische staat, die zich normaal gesproken al lang burgerlijke partij had moeten stellen, dit vooralsnog heeft nagelaten. Toch is de staat het eerste slachtoffer. Landsverdediging kreeg namelijk de bijna 400 miljoen frank aan zogenaamde commissielonen ten laste. Na verrekening van de wettelijke rente loopt dit schadebedrag intussen op tot ongeveer 800 miljoen frank. De ministers van Landsverdediging en Financiën kunnen zich voor dit bedrag best aangesproken voelen.

Bovendien kan deze gerechtszaak evenmin de minister van Justitie onberoerd laten. Enkele getuigen willen immers vooral onderzoeksrechter Bruno Bulthé en zijn onderzoek op de korrel nemen. De uitgesproken PVV/VLD-gezinde onderzoeksrechter gaf, in februari 1987, ook aan dit gerechtelijk onderzoek een spectaculaire start, maar liet het nadien aanmodderen. Niet altijd even betrouwbare speurders van het Hoog Comité van Toezicht werden wel vervangen door een paar pitbulls van de Brusselse BOB van de rijkswacht, maar die mochten dan weer een aantal, nochtans cruciale onderzoeksdaden niet tijdig of nooit uitvoeren.

In feite liep het onderzoek van meet af aan fout. Toen Bulthé in april 1987 zijn eerste rogatoire opdracht naar Jersey uitschreef, hield hij geen rekening met de lokale rechtsregels. Meer dan twee jaar later, in juni 1989, handelde de Kamer van Inbeschuldigingstelling wél volgens het boekje. Maar daarop duurde het nog eens zeven maanden, tot in februari 1990, voor het Brussels parket-generaal de in Jersey rechtsgeldige rogatoire opdracht verstuurde. Achteraf beschouwd, bleef er op dat moment nog amper één jaar over voor de strafvordering zou verjaren (op 30 maart 1991). Anders gezegd, de vereiste rogatoire opdracht werd verstuurd toen het al te laat was om binnen de daaropvolgende twaalf maanden een proces op te starten en in hoger beroep een definitief arrest te bekomen.

Kortom, voor procureur-generaal André Van Oudenhove en zijn medewerkers, in casu (de ook als liberaal geëtiketteerde) advocaat-generaal Alain Winants, een toch wel pijnlijke geschiedenis.

Maar eerste-substituut procureur des konings Jan Steppe bij de Brusselse rechtbank van eerste aanleg liet het daar niet bij. Na herhaald aandringen bij Bulthé om het onderzoeksdossier toch meegedeeld te krijgen voor eindvordering, bedacht Steppe sinds november 1992 de bizarste juridische constructies om alsnog een reeks besluitvormers voor de rechtbank te slepen.

Vandaar dat er vandaag niet alleen scherpe getuigenissen, maar zelfs nieuwe getuigen worden verwacht. Bijvoorbeeld, luitenant-kolonel André Bastien, die zich als gewezen kabinetschef van defensieminister Guy Coëme (PS) in de Agusta– en Dassault-omkoopaffaires als medeplichtige voor het Hof van Cassatie moet verantwoorden. Bastien wordt deze week voor het eerst in het obussensmeergeldproces als getuige gedagvaard. Ook bij de voorbereiding van de obussenkoop was de luitenant-kolonel al een groot expert in overheidscontracten; toen nog op de Algemene Aankoopdienst van het Leger (SGA).

Precies deze dienst speelde een centrale rol bij de bestelling, op 29 maart 1985, van de 114.400 Amerikaanse obussen ter bewapening van de kort voordien aangekochte Amerikaanse kanonnen van het 155 mm.-houwitsertype. Want de obussenaffaire begon lang voor er openlijk sprake van was en reikt verder dan het gerecht kan of wil uitzoeken. Dit leert zowel het gerechtsdossier als eigen onderzoek. Een overzicht.

1981

Mei. St.-Helier, het hoofdstadje van Jersey, een van ’s werelds grootste fiscale paradijzen, krijgt er nog een mantelvennootschap bij. Zij werd kort voordien opgericht bij een van de vele fiduciaires die dit kanaaleiland rijk maken, heet Imacu Ltd. en staat voor Industrial Marketing Consultant. Daarachter gaat Johan Lampaert schuil. De fiduciehouders zullen er zolang mogelijk voor zorgen dat dit zo blijft, terwijl de vennootschap intussen alle mogelijke transacties verricht: “the collection and receipt of money” inbegrepen, zoals de statuten van Imacu vermelden.

Johan Lampaert heeft al auto’s, lederwaren en wat nog allemaal verkocht, maar hij wil hogerop. Zo geraakt hij, onder meer, betrokken bij de verkoop van Mercedes en ander militair gerief, bij de verkoop van optische oorlogsinstrumenten voor rekening van het Britse Hall & Watts en, volgens sommigen, bemoeit hij zich zelfs met de levering van lichte verbindings- en commandovoertuigen (4×4) aan het Belgisch leger (1,5 miljard frank). Aanvankelijk verkiest het leger, unisono met toenmalig defensieminister Freddy Vreven (PVV), de 4×4 van Mercedes. Maar Landsverdediging moet uiteindelijk, onder druk van vice-premier Jean Gol (PRL) en premier Wilfried Martens (CVP), in juli 1984 de Canadese (met BN en Volkswagen gelieerde) Bombardier jeeps van het Iltis-type kopen.

ù Welke rol Johan Lampaert en de zijnen bij deze militaire aankopen speelden, is nooit duidelijk geworden.

1983

Augustus. Defensieminister Vreven koopt 124 Amerikaanse BMY-houwitsers van het 155mm.-kabiber: te leveren midden 1985. Die aankoop ten belope van 10 miljard frank gebeurt onderhands, buiten de tot dan gebruikelijke aankoopprocedures (door, bijvoorbeeld, de Commissie voor Overheidscontracten te negeren), maar wel binnen de zogeheten “Globalisatie van de 6 grote contracten” van 12 juli 1982. Hall & Watts zal van zijn kant een honderdtal goniometers aan de Belgische artillerie leveren om haar kanonnen beter te richten, terwijl voorzien wordt dat de US Army, het Nederlandse Eurometaal, het Italiaanse Borletti, het Duitse Diehl of het Belgische PRB de geschikte munitie voor de nieuwe houwitsers kunnen aanmaken.

ù Ook in verband met de aankoop van de goniometers bij Hall & Watts, blijft de rol van Johan Lampaert onduidelijk. Zeker is dat hij al over deze koop contacten onderhield met commandant André Vandenheede van de Aankoopdienst Bewapening (SAA), en met diens chef, kolonel Guy Vanden Berghe . En dat Vandenheede bevriend raakte met Lampaert.

1984

Juli. De stafchef van de Landmacht, luitenant-generaal Jef Segers (GS), wil zo vlug mogelijk munitie voor de nieuwe houwitsers, waarvan de levering nadert. Zijn adjunct, generaal-majoor Roger De Coninck (GSA), doet via de Aankoopdienst van de Landmacht (SDAG) een voorstel aan de Algemene Aankoopdienst (SGA), onder leiding van generaal-majoor Maurits Barrez. Die schrapt prompt het Amerikaans leger als mogelijk obussenleverancier en vervangt het door General Defense Corporation (GDC), een Amerikaanse privé-firma in Pennsylvania, in de buurt van BMY, het bedrijf dat de houwitsers zal leveren. Generaal Barrez onderhandelt tenslotte uitsluitend met GDC en met het Nederlandse Eurometaal.

ù Dat de Landmacht het Amerikaans leger uitsloot en – omwille van mogelijke economische compensaties – een privé-firma verkoos, is niet zo vreemd als wel eens wordt beweerd. Het Amerikaans leger heeft, in tegenstelling tot GDC, geen sociaal-economische (of andere?) compensaties te bieden. En daar is het hem in België van oudsher om te doen; met alle affaires die daar het gevolg van zijn.

Luc Rommel , de man die in dit verband eerst Vrevens voorganger, defensieminister Frank Swaelen (CVP) en nadien minister van Economische Zaken Mark Eyskens (CVP) adviseerde, stierf op 5 februari 1985. Hij werd opgevolgd door Roger Malevé , sinds juli 1989 directeur-generaal van de Gimvindus.

Augustus. André Vandenheede (SAA) – al in contact met Johan Lampaert – vraagt de militaire attaché in Washington, generaal Louis Van Rafelghem, om bij de bevoegde Amerikaanse autoriteiten tussen te komen opdat General Defense Corporation (GDC) de obussen rechtstreeks aan het Belgisch leger zou mogen leveren, en anderzijds om mogelijke reacties van Eurometaal op te vangen. Het Nederlandse bedrijf kan zich immers op een exclusiviteitsovereenkomst beroepen om de GDC-munitie in Europa te fabriceren en te leveren. Ook minister Vreven komt in dezelfde zin tussen tijdens een blitzbezoek aan Washington.

ù Vreven deed zoiets andermaal zonder zijn kabinetschef, kolonel Joël De Smet , in te lichten. Daarom vermoedt De Smet vandaag dat “hier sprake is van collusie tussen de handlangers van GDC (Lampaert en Vandenheede) onderaan de besluitvormingsketen, en de hoogste politieke verantwoordelijke(n).” Tenzij Vreven duidelijk zegt “wie hem tot dit cruciaal initiatief heeft aangezet”. Freddy Vreven werd echter nooit door het parlement of door het gerecht ondervraagd. Generaal Van Rafelghem evenmin.

Oktober. Eurometaal krijgt de twee Duitssprekende maar nooit nader geïdentificeerde “gebroeders Thiel(e)” op bezoek. Zij vertellen dat zij auto’s verhandelen en al eens zaken doen met het Belgisch leger. Tijdens hun drie gesprekken met de kopstukken van Eurometaal beweren zij dat het Nederlandse bedrijf hen best 6, of minstens 4 procent “commissie”, zou betalen, indien het die Belgische obussenbestelling wil binnenrijven. Beide heren bewijzen dat zij goed op de hoogte zijn van de offerte(s) die op de Aankoopdienst voor Bewapening (SAA) besproken worden. Eurometaal weigert echter “de kromme weg” te bewandelen en wil “niet met hen in zee gaan”. Toch verhoogt het zijn prijs met circa 6 procent.

ù Het Brussels gerecht zocht niet uit welke militairen, ambtenaren, kabinetsmedewerkers of anderen – die deze obussenbestelling van zeer nabij volgden -, voldoende Duits spreken om daarover in die taal met directieleden van Eurometaal te praten. Laat staan dat de speurders aan de heren van Eurometaal foto’s toonden om die “Duitssprekende heren” te identificeren. Toch is het bijna zeker dat enkele Belgen ooit beslisten dat er bij deze obussenbestelling een graantje mee te pikken viel; ongeacht de leverancier.

November. Brigadegeneraal Louis Van Rafelghem laat zowel aan commandant Vandenheede (SAA) als aan kolonel Pierre Genotte, de vertegenwoordiger van de Landmacht op het kabinet van Vreven, weten dat er “buiten de vreemde interventies waarvan u op de hoogte bent, er zich van OSD ( Office of the Secretary of Defense) of van Army-zijde geen onoverkomelijke moeilijkheden schijnen te zullen voordoen”. Versta: in verband met de gevraagde uitvoerlicentie voor GDC. En, telext de brigadegeneraal verder: “Heb om effect van voornoemde interventie ongedaan te maken, aangedrongen (op) dringendheidsgraad voor levering in verband met opbouw van onze oorlogstocks.”

ù Uitgerekend dit argument werd sindsdien door enkele hogere officieren en Vreven zelf ingeroepen om de weg te effenen voor General Defense Corporation (GDC) en Eurometaal tegelijk de pas af te snijden. Het blijft echter zeer de vraag of de Landmacht dringend zoveel obussen nodig had. Ook hierover verschafte het gerechtelijk onderzoek geen uitsluitsel.

December. Minister Vreven verrast menigeen als hij, op 4 december in een vergadering van de Navo-plannenmakers in Evere, belooft dat het Belgisch leger “dès début 1987” minstens 70 procent van zijn oorlogsreserves aan 155mm.-munitie zal aangelegd hebben. Daarmee doet de minister de deur dicht voor Eurometaal, dat pas in januari 1987 kan beginnen leveren.

ù Niet het gerecht, maar Vrevens toenmalig kabinetschef De Smet heeft intussen uitgezocht hoe die verklaring van de minister tot stand kwam. In de aanvankelijke ontwerpverklaring, opgemaakt door de legerstaf (JS), is sprake van 74 procent van de stocks (of 22,3 gevechtsdagen) tegen 1989. Op vraag van de staf van de Landmacht (GS), onder leiding van luitenant-generaal Jef Segers, schreef luitenant-kolonel André Jadin , de verbindingsofficier van de Landmacht op het defensiekabinet, op 29 november 1984 een nota aan zijn overste daar, kolonel Genotte . Daarin hoopt GS dat het obussencontract in 1985 met GDC wordt ondertekend zodat de leveringen van de munitie “au début 1987” zouden afgelopen zijn. Genotte heeft dan de tekst voor Vreven in die zin aangepast. Dit bewijst echter nogmaals dat Vreven wel degelijk wist waar hij mee bezig was.

1985

Januari. Bij de Trident Trust Company, in een kantoortje één hoog boven het Citibank-filiaal aan de zeedijk in Charlotte Amelie, de hoofdstad van het Amerikaanse Maagdeneiland St.-Thomas – een ander fiscaal paradijs – richt General Defense Corporation (GDC) General Defense International (GDI) op. Het bestaan ervan zal zich beperken tot het bijhouden van een aantal documenten en overschrijvingen met betrekking tot de Belgische obussenbestelling.

GDC schrijft aan minister Vreven dat het in België voortaan door Johan Lampaert wordt vertegenwoordigd.

Februari. Met deze vertegenwoordiging treedt Lampaert dus in de plaats van het Britse Hall & Watts. Tegelijkertijd sluit hij, namens zijn mantelvennootschap Imacu op Jersey, een samenwerkingsakkoord met GDC. Daarin is sprake van 6 procent commissie op de totale waarde van de Belgische obussenbestelling. Die zal in schijven betaald worden aan GDI en pro rata van deze betalingen zal GDI de daarin verrekende commissie via de Citibank in Charlotte Amelie doorstorten op Imacu-rekeningen op Jersey.

De GDC/GDI-directie beslist dat het contract met het Belgisch leger best voor einde maart ondertekend wordt om mogelijke concurrentie van Eurometaal definitief uit te sluiten. De GDC-top weet bovendien dat generaal-majoor Barrez als hoofd van de Algemene Aankoopdienst (SGA) op de valreep nog een prijsverlaging zal afdwingen.

ù De Amerikaanse obussenmakers wisten dus, zoals bij overheidsopdrachten telkens weer wordt nagestreefd, hoe de besluitvorming verliep; als zij die al niet manipuleerden. Wie daarvoor – behalve Lampaert en commandant Vandenheede – betaald werden, kon het Brussels gerecht niet achterhalen. Voorts is niet bewezen wat de commandant van SAA precies deed om, kort na het afsluiten van de obussenkoop, 50 miljoen frank op een rekening in Jersey te krijgen, waarvan hij in mei 1985 een kleine 30 miljoen Belgische frank (500.000 dollar) doorstortte op rekening van een tot op vandaag onkende begunstigde in Bern (Zwitserland).

21 maart.Raymond Stynen van de Dienst Nijverheidscompensaties bezorgt een nota aan Roger Malevé, kabinetsadviseur van toenmalig minister van Economische Zaken Mark Eyskens. Daarin staat dat GDC het wint van Eurometaal.

23 maart. Generaal-majoor Barrez vergadert met de chef van de generale staf, luitenant-generaal Maurice Gysemberg (JS), en zijn adjunct, generaal-majoor Hugo Cloeckaert. Tijdens dit onderonsje besluiten zij blijkbaar aan minister Vreven te vragen of hij met de het voorstel van GDC instemt.

25 maart. Luitenant-generaal Gysemberg laat vanuit Luxemburg, waar hij met de defensieminister aan een Benelux-vergadering deelneemt, telefonisch aan generaal-majoor Barrez weten dat de minister hem, als hoofd van de Algemene Aankoopdienst (SGA), toelaat om nog uitsluitend met GDC te onderhandelen. Ook deze demarche gebeurt buiten het kabinet-Vreven om.

Eurometaal bezorgt zijn nieuwste offerte aan Raymond Stijnen van de Dienst Nijverheidscompensaties.

26 maart. Kolonel Daniël “Danny” Bauwens van het Administratief en Technisch Secretariaat (SAT) op het kabinet van Landsverdediging krijgt om half zes ’s avonds voor het eerst het obussenaankoopdossier voorgeschoteld. De adviezen van de begrotingscontroleur van de generale staf (JSCB), van de Inspectie van Financiën en van Economische Zaken ontbreken.

27 maart. Kolonel Bauwens schrijft een vernietigend advies aan kolonel Charles Vanham, die op het defensiekabinet gelast is met de aankoopdossiers. Bauwens vindt dat in deze obussenaankoop nogal “lichtvaardig” wordt gehandeld en stelt onder meer “een brainstorming” voor met alle betrokkenen. Ook kolonel Vanham laat minister Vreven weten dat hij het “totaal onaanvaardbaar” vindt dat generaal-majoor Barrez als hoofd van SGA – vier dagen voor de vervaldatum van de Amerikaanse offerte – zo’n onvolledig aankoopdossier overmaakt “pour décision”. Vanham wil echter niet weten van de voorgestelde brainstorming en evenmin van mogelijke argumenten om een Europese boven een Amerikaanse koop te verkiezen.

GDC telext aan luitenant-kolonel Vanden Berghe en aan commandant Vandenheede dat twee GDC-afgevaardigden op vrijdag 29 maart in Brussel zullen zijn voor de ondertekening van het obussencontract.

Commandant Jean-Pierre Neusy van de Dienst Prijzencontrole (SKE) meent van zijn kant dat GDC’s zogeheten “general & administrative costs”, die intussen opgedreven waren tot 6,5 procent (390 miljoen frank), normaal niet ten laste van Landsverdediging mogen verrekend worden. Vandenheede en Vanden Berghe, repliceren echter dat deze kosten “très spécifique au contrat Belge” zijn.

Precies hierin zullen toenmalig SP-fractieleider Louis Tobback en Knack al op 10 juli 1985 de vermoedelijke corruptie op kosten van de Belgische staat lokaliseren.

28 maart. Luitenant-generaal Jef Segers, stafchef van de Landmacht (GS), herinnert minister Vreven schriftelijk aan zijn belofte van 4 december 1994 in verband met de aanleg van de Nato-munitievoorraden, dringt aan op een beslissing “dans les délais les plus brefs” en vraagt prioriteit voor de snelste leveringen.

29 maart. Om 10 uur begint generaal-majoor Barrez de finale onderhandelingen met de vertegenwoordigers van GDC. Barrez houdt kolonel Vanham op het defensiekabinet telefonisch op de hoogte tot de deal rond is. Charles Vanham belt uiteindelijk zelf terug en laat weten dat Vreven het contract om 15 uur zal ondertekenen.

Alle vereiste adviezen, die nog net voor de ondertekening op het kabinet van defensie belanden, zijn eensluidend positief voor GDC. In het gunningsverslag wordt alleen in de slotparagraaf GDC vervangen door GDI. Een naamsverandering waar generaal-majoor Barrez in zijn begeleidingsbrief wel naar verwijst en die, zoals intussen bekend, niet zonder belang is voor GDC. Daardoor kon het obussenbedrijf immers, zonder rekening te houden met de Amerikaanse fiscus, via GDI vanop St.-Thomas het nodige smeergeld betalen en konden GDC’s medeplichtigen via Jersey gesmeerd worden.

1 oktober. Het Amerikaanse Federal Bureau of Investigation (FBI) weet al dat GDI “a kickback to Belgian officials” betaalde, dat het gaat om 6.392.604 dollar in cash aan Imacu Ltd-Belgium en dat ene John Lampaert als consultant optrad.

10 oktober. Parlementsverkiezingen in België, waarbij enkele vooraanstaande PVV’ers in het kader van hun campagne alvast enkele honderdduizenden frank ontvangen van bij overheidsopdrachten betrokken aannemers en architecten. Knack onthult een en ander in oktober 1987, maar het Brussels gerecht en het parlement laten de zaak blauwblauw.

1986.

Januari. Het FBI-verslag belandt, via Interpol, bij commissaris-generaal van de Gerechtelijke Politie Robert Van Hove, die het bezorgt aan justitieminister Jean Gol (PRL).

Maart. Gols kabinetschef, de (liberaal geëtiketteerde) Gentse procureur des konings Victor Bricout, zet het FBI-verslag uiteen in een brief aan François-Xavier de Donnea (PRL), de opvolger op defensie van Freddy Vreven, die intussen door de PVV/VLD aan de dijk is gezet.

Het Hoog Comité van Toezicht wordt met een administratief onderzoek gelast. Dat wil zeggen dat het in eerste instantie aan de minister van Defensie moet rapporteren.

Oktober. De Brusselse onderzoeksrechter Bruno Bulthé gaat de zaak verder onderzoeken. Met alle gevolgen van dien.

Het proces van het onderzoek

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content