Hij steunt de Colombiaanse FARC-rebellen, maar blijft voor financiële hulp op de Verenigde Staten rekenen. In eigen land zweept hij de massa’s op zoals zijn Venezolaanse collega Hugo Chavez, maar net als Chavez duldt hij geen kritische stemmen of onafhankelijke media. Voor Daniel Ortega, sinds vorig jaar weer president van Nicaragua, vormen de lokale verkiezingen van zondag 9 november een eerste grote test.
Op de tonen van een Spaanse versie van John Lennons Give Peace a Chance delen meisjes in korte shortjes verkiezingsfolders uit. Het regent zacht in de stad Ocotal. Kandidaten voor het burgemeesterschap, Carlos Norori en Ignacia Matute, worden met sandinistische vlaggen en warme omhelzingen begroet. Hun partij, het Sandinistisch Front van Nationale Bevrijding (FSLN), heeft hier in de bergen een stevige aanhang.
In Nicaragua zijn de sandinisten al bijna twee jaar opnieuw aan de macht. In november 2006 won Ortega de presidentsverkiezingen na zestien jaar in de oppositie. Hij behaalde slechts 38 percent van de stemmen, minder dan bij zijn verkiezingsnederlagen in 1996 en 2001, maar voldoende voor een rechtstreekse verkiezing. Deze keer was de liberale tegenstand hopeloos verzwakt en door omkoopschandalen verdeeld. In het parlement heeft het FSLN geen meerderheid: met slechts 38 van de 90 zetels is de minderheidsregering afhankelijk van de oppositie. Op lokaal niveau staan de sandinisten sterker. Sinds 2004 besturen ze 87 van de 152 gemeenten, een resultaat dat ze op zondag 9 november willen evenaren.
De gemeenteraadsverkiezingen worden een tweestrijd tussen sandinisten en liberalen. In de hoofdstad Managua neemt de liberale bankier en verliezend presidentskandidaat Eduardo Montealegre het op tegen sandinist Alexis Argüello, een bekende bokskampioen. Voor een groot deel van de Nicaraguaanse bevolking is het Sandinistische Front nog altijd de enige partij die voor de gewone man opkomt. ‘Het volk regeert’ luidt een van de slogans. Om de burgers bij de politiek te betrekken, heeft de Nicaraguaanse staat de Raden van Burgermacht (CPC) in het leven geroepen. Ze helpen de administratie om sociale maatregelen toe te passen en hulp te verdelen. De CPC lijken qua organisatie en functie sterk op de Cubaanse comités ter verdediging van de revolutie (CDR) en op de Venezolaanse gemeenschapsraden (CC).
In de landelijke gemeente Ciudad Antigua gaat Maritza Landeros van deur tot deur. Vroeger steunde ze de liberalen, maar nu komt ze zelf op voor het FSLN. ‘Omdat het Sandinistisch Front de enige partij is die echt iets voor het arme platteland wil doen’,zegt ze. Door het programma Nul Honger, bijvoorbeeld, krijgen elk jaar 15.000 families een koe, een varken, pluimvee, zaad, planten en bouwmateriaal.
‘Nul Honger is erg populistisch,’ oordeelt Javier Mendelez, directeur van het Instituut voor Strategische Studies en Politiek (IEEPP). ‘De regering geeft veel en dat springt in het oog, maar er zit geen coherente strategie achter.’ Hoewel de bureaucratie en het gebrek aan transparantie niet lijken te verbeteren, is Mendelez tevreden dat er eindelijk aandacht is voor de armen. De vorige, elitaire regeringen stonden erg ver van de gewone Nicaraguaan.
OVERAL SAMENZWERINGEN
Het FSLN heeft zijn wortels in een roemrijk revolutionair verleden, maar de tijden zijn veranderd. De sandinisten joegen in juli 1979 dictator Anastasio Somoza op de vlucht en installeerden een revolutionair regime. In de jaren tachtig bleef de meerderheid van de Nicaraguaanse bevolking achter de sandinistische regering staan, ondanks een bloedige contrarevolutionaire oorlog die mee werd gefinancierd door Washington. Toch stemden de Nicaraguanen in 1990 tégen het FSLN en tegen president Ortega: ze waren de oorlog moe en de economie lag in puin.
Vanaf de jaren negentig keerden steeds meer oud-revolutionairen voormalig president Ortega de rug toe vanwege de toegevingen die hij deed om de macht te heroveren. Ortega verzoende zich met de conservatieve kerk, en in 2006 verbood hij abortus, zelfs bij gevaar voor het leven van de moeder. Met de liberalen sloot hij al eerder een strategisch pact. De constitutionele liberale partij PLC en het sandinistische FSLN konden zo de grondwet hervormen en verdeelden de postjes onder elkaar. Overheidsinstellingen en Justitie staan onder sterke politieke controle. De twee partijen maken elkaar zoveel mogelijk zwart, maar letten er wel op dat geen enkele andere politieke formatie mee aan de macht kan komen.
Ondanks de nieuwste FSLN-slogan ‘Liefde is sterker dan haat’ schiet de regering met scherp op maatschappelijke organisaties en op onafhankelijke media. Elke kritiek, zelfs intern, wordt beschouwd als een samenzwering van de oppositie of van de Verenigde Staten. ‘De regering is gevoelig voor kritiek en gebruikt de wet als instrument om te straffen en te intimideren’, vindt Mauricio Zu-ñiga, directeur van Ipade, het Instituut voor Ontwikkeling en Democratie. ‘De confronterende en neerbuigende stijl van de regering verziekt het politieke klimaat. Ortega opent geen deuren, hij trekt muren op.’
In zijn toespraken vervloekt de president het ‘yankee-imperialisme’. Koppig vaart Ortega tegen de stroom in. Zo blijft hij actief de Colombiaanse FARC-rebellen steunen, smeedt hij een verbond met Iran en erkent Nicaragua de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en Abchazië. ‘Ortega werpt zich op als een sleutelfiguur in de strijd voor een multipolaire wereld’, zegt Mendelez. ‘Toch blijven de Verenigde Staten Nicaragua steunen, want ze weten dat Ortega veel praatjes heeft.’ Voor de VS is het belangrijk in Nicaragua te blijven met het oog op de factor-Chavez en voor de strijd tegen de drugssmokkel. Maar ook Washington verliest langzaam zijn geduld.
PARALLELLE FONDSEN
Als armste land van Midden-Amerika is Nicaragua erg afhankelijk van hulp uit het buitenland, en dat beseft de regering. ‘Je hebt twee Ortega’s’, benadrukt Mendelez. ‘De Ortega van de pleinen en de grote massa’s die met iedereen wil breken, en de diplomatische Ortega die samenwerkt met de VS, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.’ Als brave leerling van het IMF komt de regering erg verantwoordelijk over, een garantie voor de voortzetting van bilaterale steun uit het Westen.
Naast de westerse hulp krijgt de regering veel staatssteun van Venezuela. Het geld komt binnen door de commercialisering van petroleum onder toezicht van structuren die dicht bij het FSLN staan. Mendelez: ‘Ortega gebruikt de Venezolaanse fondsen naar eigen goeddunken en zonder dat er enige democratische controle over is.’ Die parallelle financiering dient voor sociale maatregelen, maar een deel zou naar de aanhangers van de partij versluisd worden, onder meer om campagne te voeren voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Het Sandinistisch Front heeft het grootste budget voor de verkiezingen – rood-zwarte vlaggen, felroze spandoeken en grote affiches van het FSLN duiken overal op. De fervente FSLN-aanhang, ongeveer een derde van de bevolking, is erg trouw. Bij een lage opkomst mogen ze op een overwinning hopen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2004 zegevierde het FSLN bij een opkomst van amper 44 percent. Waarnemers verwachten ook nu een lage opkomst, zeker na de uitsluiting van twee oppositiepartijen. Toch roepen die op om te gaan stemmen, niet voor een bepaalde partij, maar voor bekwame personen die lokaal opkomen. Want zij gaan uiteindelijk het gemeentelijk beleid voeren, niet de partijbonzen.
DOOR WIM SCHALENBOURG