‘TUNESIËRS WILLEN GEEN SHARIA, DIE WILLEN ZAKENDOEN’

9 APRIL 2012 Salafisten schopten rel, maar de manifestatie ter herdenking van een opstand tegen de Franse kolonisator werd agressief uiteengeslagen. © IMAGE GLOBE

De voorbije maanden liepen de religieuze spanningen in Tunesië fel op. Islamisten en salafisten manifesteren zich steeds nadrukkelijker, en er wordt met een bang hart uitgekeken naar een grootschalige joodse pelgrimstocht op Djerba. Waar is het verdraagzame en multireligieuze Tunesië gebleven?

Religieus fanatisme, ook Tunesië ontsnapt er niet aan. Salafisten, maar ook de ‘gematigde islamisten’ van de Ennahdapartij, die bij de parlementsverkiezingen 40 procent van de stemmen behaalde, provoceerden zich de voorbije maanden met succes in de kijker. Begin februari inviteerde Ennahda de Egyptische imam Wajdi Ghanim, een notoir verdediger van de vrouwenbesnijdenis. Een cultuurschok in Tunesië, de Arabische koploper op het vlak van vrouwenrechten.

Op 7 maart verving een salafist de Tunesische vlag op de Mannouba-universiteit door de salafistische vlag – zwart met witte Koranverzen. Een van de studentes die zich hevig tegen die provocatie verzetten, kreeg slaag. Ook op 25 maart wapperde de salafistische vlag: nu aan de grote klok op het 14 Januariplein, als apotheose van een salafistenoptocht. Door slechte organisatie van de politie – of uit onwil, zo wordt ook beweerd – konden de salafisten daarna oprukken naar een manifestatie van de cultuursector. Er werd geïntimideerd; de politie reageerde halfslachtig.

Niet alleen te weinig vrome moslims werden bij die acties geviseerd. De Grieks-orthodoxe kerk in Tunis kreeg op 4 april dreigbrieven in de bus. Kruisbeelden werden met vuilniszakken bedekt: dit is ‘ terre islam’. Exclusief voor moslims.

Door dat opstekende religieuze fanatisme, nieuw voor Tunesiërs, wordt er met ongerustheid uitgekeken naar de pelgrimstocht richting El Ghriba-synagoge op het Tunesische eiland Djerba. Met zijn 2600 jaar is dat de oudste syna-goge van Afrika, en het symbool van het historisch interreligieuze Tunesië. Elk jaar trekken er joden uit de hele wereld naartoe. Op 11 april 2001 pleegde een fundamen-talist er een aanslag.

Meer pausen dan Polen

‘Hijs het vaantje!’ schreeuwde de Feniciër die stripheld Asterix op een van zijn avonturen ontmoette. ‘Koopjes’, stond er op de vlag. Die legendarische handelsgeest van de Feniciërs, de succesvolste zeevaarders en kooplui van de antieke mediterrane wereld, is een belangrijk deel van de Tunesische identiteit geworden. Dat weet ook Maroun Lahham, tot 19 januari 2012 de katholieke aartsbisschop van Tunis. Hij sprak in mei 2011, vier maanden na de revolutie, zijn geloof uit in de Tunesische tolerantie: ‘Tunesië is door verschillende beschavingen en religies gevormd: de Feniciërs en de Romeinen, de Vandalen en de Byzantijnen, de Arabieren, de Ottomanen en de Fransen. De Tunesiër was de ene keer moslim, de andere keer jood of christen. En onder de Feniciërs geloofde hij in meerdere goden. Die positieve mengeling maakt van Tunesië een gematigd land. Extremisme zit dus niet in de Tunesische mentaliteit: Tunesiërs willen geen sharia, die willen zakendoen.’

Het joodse deel van die mix wordt gesymboliseerd door El Ghriba. Joden bekeerden er 2600 jaar geleden al de Berbers, de oudst bekende bevolking van Noord-Afrika en de Sahel. Het christelijke verhaal begon in de tweede eeuw na Christus, met de eerste van de drie Tunesische pausen. Vanaf de negentiende en twintigste eeuw kleurden de katholieke Italianen en Sicilianen, die voor de honger in hun land vluchtten, de Tunesische cultuur. Hun impact was groot, zo bewijzen taal, keuken en gebruiken. ‘Waar vroeger veel Italianen woonden, zeggen de mensen nog vaak Insjallahfortuna. Waarmee ze God om geluk en fortuin vragen’, zegt cineast Férid Boughedir, regisseur van Un été à la Goulette, een nostalgische film over multireligieus samenleven. ‘En nog veel vrouwen branden kaarsen als ze iets verloren hebben.’

Maar de voorbije vijftig jaar zijn de minderheden grotendeels verdwenen. Bij het ontstaan van de staat Israël vertrokken 35.000 – vooral arme – joden, op zoek naar de Israëlische Droom. Door de Tunesische onafhankelijkheid in 1957, de Zesdaagse Oorlog in 1967 en het door Gamal Abdel Nasser geïnspireerde Arabisch-nationalistische beleid in de jaren zestig dunden de joodse en christelijke minderheden verder uit. Volgens Roger Bismuth, de enige joodse senator in de Arabische wereld, waren de Tunesische joden ooit met 120.000. Nu zijn er nog 1500, van wie er 1000 op Djerba wonen. De ‘Italiaanse Tunesiërs’ waren rond de vorige eeuwwisseling met 100.000. Volgens het aartsbisdom van Tunis zijn er nu nog zo’n 33.000 christenen over, vooral van vreemde origine.

God heeft het gezegd

Naar de impact van de Arabische Lente is het voorlopig gissen. ‘Er zijn maar twee joodse families vertrokken’, zegt Elie Trabelsi. Trabelsi, een joodse Tunesiër, woont in Parijs maar is in Djerba om zijn vader te helpen met de organisatie van de El Ghriba-pelgrimstocht. Bisschop Lahham, senator Bismuth en ook Ramon Echeverria, de Spaanse priester van de Sint-Cypriaan van Carthagoparochie in de kuststad La Marsa, blijven optimistisch – ook al scoorde de islamistische partij Ennahda hoog bij de eerste vrije verkiezingen en manifesteren de salafisten zich.

De revolutie bracht vrijheid en zal dus hoe dan ook een positieve impact hebben op de religieuze situatie, klinkt het. Maar de hamvraag is niet de kwestie van de religieuze minderheden. De analyse van Echeverria is zelfs areligieus: ‘De uitdaging is de economie er weer bovenop krijgen, voor alle Tunesiërs. Dát is de kern. Als de investeerders terugkomen, dan komt alles goed.’

Rachid Ben Othman, voorzitter van de Liga voor de Godsdienstvrijheid, voelt zich wel bedreigd: ‘Vergeet de dialoog met de fundamentalisten. “God heeft gezegd dat…” – daar kan je niet tegenop. Ook Ennahda, gematigd islamistisch genoemd, is eigenlijk salafistisch. Ze gedragen zich alleen pragmatischer.’

Ennahda, dat de premier en enkele ministers levert, blaast inderdaad warm en koud. Het doet gewaagde voorstellen en trekt die in wanneer er te veel protest komt. Zo stemde de partij in met een religieuze politie, maar die moest zich na felle kritiek omdopen tot een culturele vereniging. ‘Ennahda was wel tegen het inschrijven van de sharia in de grondwet’, zegt Férid Boughedir, op zoek naar iets positiefs. Maar dat overtuigt Othman niet. ‘De partij speelt een spel’, meent hij. Het eerste artikel van de grondwet bepaalde altijd dat Tunesië een ‘vrije, onafhankelijke en soevereine staat is: zijn religie is de islam, zijn taal het Arabisch en zijn staatsvorm de republiek’. ‘Dat kreeg een seculiere invulling,’ weet Othman, ‘maar kan anders geïnterpreteerd worden nu Ennahda artikels 5 en 8 wil schrappen: die verbieden de vermenging van religie en politiek. Die scheiding van religie en staat, dát is nu de strijd’, aldus Othman. Al ziet het er volgens hem niet goed uit. ‘De niet-confessionele stroming is sterk in Tunesië, maar ze is zwak georganiseerd. Onze bankrekening staat op nul, die van de islamisten wordt gespekt door de Golfstaten.’

Ook van de regering, waarin Ennahda sterk staat, valt weinig steun te verwachten. Othman: ‘Ze werkt met twee maten en gewichten: salafisten kunnen rel schoppen, maar de manifestatie op 9 april ter herdenking van een opstand tegen de Franse kolonisator werd agressief uiteengeslagen. En president Marzouki zei dat de politie in haar recht was! Hij mag dan een gerenommeerde mensenrechtenactivist zijn, hij is zijn geloofwaardigheid kwijt door zijn pact met de islamisten.’

Tot voor kort deelde Elie Trabelsi die mening. ‘Na de revolutie wachtten wij op een uitgestoken hand van de Tunesische maatschappij. Wij werden gezien als de lievelingetjes van Ben Ali, door de strenge veiligheidsmaatregelen die hij voor ons trof. En mensen verwarren Israël, zionisme en jood gemakkelijk. Politici durfden zich dus niet te profileren als vrienden van de joden. Het waren bange dagen: de salafisten schreeuwden “Dood aan de joden” en bekladden synagoges.’

Maar president Marzouki stak zijn hand uit. Trabelsi: ‘Hij is op 11 april de aanslag van 2001 komen herdenken. Dat had Ben Ali nooit gedaan. Zo’n hoopvol signaal was geleden van de eerste president, Habib Bourguiba. Marzouki’s boodschap kreeg veel weerklank bij joden in Europa en in Israël. Ze lieten al weten dat ze opnieuw zullen komen. Daarmee heeft Marzouki ook het toerisme weer op gang getrokken. Als het goed gaat op El Ghriba, dan is dat een belangrijk teken.’

DOOR SIMON DEMEULEMEESTER IN TUNESIË

De Tunesiër was de ene keer moslim, de andere keer jood of christen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content