Herinneringen van een stel (m/v) 60-jarigen aan 1954. Ze groeiden op in het noorden van de Brusselse agglomeratie. Zij in Jette, hij in Ganshoren.
( V)
Jette, Relegemstraat – toen een smalle kasseiweg naar het Laarbeekbos; nu de brede Laarbeeklaan naar het AZ-VUB.
Coiske sloft, vanuit haar huisje in de carré zonder elektriciteit of leidingwater, met haar vaat naar de goot. Daar schuurt ze haar potten en pannen schoon met as uit de Leuvense kachel. Om haar handen niet te verwonden, gebruikt ze kurk. Na de schuurbeurt overgiet ze de potten met een kan pompwater.
We zijn buren van Coiske. We hebben ook geen stromend water, maar wel een gootsteen en daarin doen we de vaat met soda. Moeder spaart voor een vulkachel. Als het vriest, staan er nu ’s morgens ijsbloemen op de ruiten. Misschien hoeven we binnenkort niet meer klappertandend onder de dekens, met verwarmde stenen of strijkijzers aan onze voeten.
Ik maak mijn huiswerk bij de petroleumlamp. Inkt en ballonpen hebben lei en griffel vervangen, het materiaal waarmee we in de eerste klas leerden schrijven. Een biro is te duur en vlekt te veel om proper werk af te leveren, zegt de onderwijzeres.
Vader spant een paar muizenvallen op. De muizen hebben een stuk uit mijn nieuwe leren boekentas gevreten. Ik ging uithuilen bij de buurvrouw, een sukkeltje dat haar vijf kinderen en haar man verloor door tbc.
In de winter komt er van spelen niet veel in huis. Maar in de zomer reikt het speelterrein tot aan de wedrenbaan van Zellik (de plek waar nu een gebouw van Roularta Media staat). Vriendjes zeggen dat het verderop nog veel leuker is, in Groot-Bijgaarden, tussen de zandhopen, waar een autostrada wordt aangelegd naar de kust. Ik was al een keer aan de kust, twee jaar geleden, in Oostduinkerke. Daar heb ik op een vakantiekamp van Le Soir in een maand tijd Frans geleerd van de andere meisjes.
De krant Le Soir en het weekblad Germinal zijn huislectuur. Vader is als Vlaming getogen aan de Heizel en moeder is afkomstig van Sint-Truiden. Als dienstmeisje in Brussel leerde ze zichzelf lezen in Le Soir. Haar oudste zoon, mijn broer, stuurde ze naar het Franstalig onderwijs, haar drie volgende kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs.
(M)
In buurgemeente Ganshoren is de Basiliek – waarvan een stuk op Koekelberg ligt – nog niet helemaal afgewerkt. Op de avenue Charles Quint, de uitvalsweg van de Basiliek naar de toekomstige autosnelweg, staat een duizelingwekkend hoog appartementsgebouw, het heeft wel zes verdiepingen: ‘den building’. Op de Charles Quint vestigen zich veel Franstaligen.
Zoals de madame bij wie mama gaat schoonmaken, van wie ze Frans leert en van wie ze wekelijks de jeugdbijlage meekrijgt van La Libre Belgique. Vader, een ketter die dagelijks Het Laatste Nieuws leest, moet voor één keer zijn Pasen houden, want die madame is zeer katholiek en haar man, die architect is, heeft vader een baan bezorgd bij een grote bouwonderneming. Hij moet wel in Charleroi gaan werken en in Ciergnon, aan de restauratie van het koninklijk kasteel. Daardoor is hij een hele week van huis. Alleen in het weekend is hij thuis. De werkloosheid in Vlaanderen ligt dan nog veel hoger dan in Wallonië. Mijn ouders spreken zelfs over uitwijken naar Irak.
Mama klopt ten slotte aan bij de socialisten. Zo kunnen we, na lang wachten, naar een appartement in de Cité Moderne, een sociale woonwijk in Sint-Agatha-Berchem. Daar is de taalverhouding 50-50. De overgrote meerderheid van de kinderen begrijpt er wel Nederlands, want velen zijn Vlamingen die naar een Franstalige school gaan.
In het gezicht van Expo ’58 op de Heizel gaat de verfransing van het noorden van de Brusselse agglomeratie bijzonder snel. De Vlamingen laten zich doen. Ze beginnen zelf Frans te spreken in de winkels van de avenue Charles Quint. Maar bij de twee rivaliserende voetbalclubs, vierdeklassers Crossing Ganshoren en SCUP Jette, blijft de voertaal nog lang het Nederlands.
Madeleine Dekempeneer & Frans Vuga