Van statussymbool tot interactief communicatiemiddel : de gsm is almaar nadrukkelijker aanwezig in alle geledingen van de maatschappij. Het verhaal van de telefoon die aan het lijf plakt.

Er komt een dag dat iedereen mobiel zal bellen. Zo ronkte, iets meer dan een jaar geleden, de slogan bij de lancering van Mobistar. Een jaar later lijkt die leuze niet eens zò overdreven. Vandaag belt 7,5 procent van de Belgische bevolking, baby’s inbegrepen, met een gsm (de afkorting voor Global Systems for Mobile Communications). Tegen begin volgend jaar loopt het aantal gebruikers in België over het miljoen, in voorzichtige prognoses wordt getipt op 2,3 miljoen mobiel telefonerende Belgen in 2000. Wat zou betekenen : één Belg op vijf, één op twee huishoudens. Topman Jan Neels van Proximus noemt de voorspelling niet eens gewaagd. ?Als je de parallel met andere landen trekt, zijn we nog bescheiden.? Ter vergelijking : in Scandinavië belt één op drie mensen mobiel, in de Verenigde Staten nog maar één op zes.

Gsm’s overspoelen de wereld. Volgens een onderzoek van het Britse studiebureau Dataquest uit 1997 overtreft de verkoop van mobiele telefoons sinds kort die van pc’s : 94 miljoen tegen 84 miljoen wereldwijd. De actuele marktwaarde wordt geschat op 25 miljard frank. Op het einde van dit jaar zouden er op de aardbol 200 miljoen toestellen circuleren, in 2001 zou dat cijfer opklimmen tot 600 miljoen. De opmars van de mobiele telefoon slaat menig observator met stomheid.

Aan de Dauphiné-universiteit in Parijs werd vastgesteld dat ?er zich in elk Europees land een snellere groei voordoet dan voorzien, zowel voor het aantal abonnees als voor de investeringen in de sector.? Ook Jan Neels kan zijn vreugde niet op. ?Projecties over de penetratie worden voortdurend achterhaald.? Toch tempert hij het optimisme. ?Die onderschatting resulteert ook uit het conservatisme van de operatoren en uit hun management van de verwachtingen. Te veel verwachtingen creëren, is gevaarlijk : een beursgenoteerde vereniging die onder de verwachtingen blijft, bewijst zichzelf geen dienst.?

EEN BOODSCHAPPENTAS OP WIELEN

Echt verbazen, hoeft het succes van de mobiele telefoon niet. Het toestel beantwoordt, bijvoorbeeld, perfect aan de voorwaarden die de Amerikaanse communicatiewetenschapper Everett Rogers in zijn boek ?Diffusion of Innovations? koppelt aan een succesvolle verspreiding van innovaties. De gsm offreert een zichtbare meerwaarde, valt makkelijk in te passen in de sociale en persoonlijke levensstijl, heeft een eenduidig gebruik. ?Daarom sloeg de introductie van de gsm wél aan en die van, bijvoorbeeld, de videofoon een telefoon gekoppeld aan een televisiescherm helemaal niet,? vertelt Michel Walrave, onderzoeker aan de sectie Communicatiewetenschappen van de KU Leuven. ?Frankrijk probeerde de videofoon in de jaren zeventig te lanceren, maar kreeg hem niet van de grond. De drempels lagen te hoog : de kostprijs, het wegvallen van de anonimiteit, het psychologisch onevenwicht tussen de persoon die opbelt en dus weet dat hij gezién wordt, en de ontvanger. Die obstakels bestonden niet voor de mobiele telefoon.?

Ook maatschappelijk was de moderne mens rijp voor de komst van de gsm. De mobiele telefoon is een typisch instrument van deze tijd en beantwoordt aan een reële behoefte, argumenteert Mobistars communicatiemanager Chris Van Roey. ?Iedere mens communiceert ; tien, twintig keer per dag. Maatschappelijke evoluties bemoeilijken de communicatie : meer mobiliteit, meer éénpersoonsgezinnen, een grotere individualisering. Maar niemand wil aan communicatief comfort inboeten. De gebruiker heeft dus zo’n instrument nodig.?

Voorts sluit de gsm naadloos aan bij het postmodernisme, waarvan vooral bij Amerikaanse trendwatchers de mond overloopt. Het cocoonen van de jaren zeventig en tachtig werd inmiddels aangelengd ; tegenwoordig opteert de mens voor een mobiele en een sociale cocon. Michel Walrave : ?De auto lijkt vandaag meer dan een boodschappentas op wielen ; het is een knus, huiselijk gebruiksinstrument waar ook een telefoon in hoort. Het sociale belang van de familiebanden is afgenomen. We omringen ons nu meer en liever met gelijkgestemden, die zich vaak op een grotere geografische afstand bevinden dan vroeger. De gsm is een ideaal instrument om de cohesie met die tweede familie te blijven garanderen.?

GEWOON OM EEN KLAPKE TE DOEN

Sluitende studies over de gsm, zijn gebruik en zijn effect, blijken schaars. De operatoren lieten er enkele uitvoeren, maar ze strooien de informatie niet kwistig rond. En ook in de wetenschappelijke hoek valt de oogst mager uit. ?De telefoon is het vergeten medium in de sociale wetenschappen,? vindt Michel Walrave. ?Het meest directe interactieve medium krijgt in het onderzoek een stiefmoederlijke behandeling, omdat het zo alomtegenwoordig en vanzelfsprekend is dat iedereen erover kijkt. Pas nu treedt daarin verandering op, omdat het commerciële gebruik in de lift zit. Bedrijven proberen, puur om hun verkoop te stimuleren, zoveel mogelijk in te spelen op de telefooncultuur.?

Van die telefooncultuur maakt de gsm een wezenlijk onderdeel uit voor een steeds bredere laag van de bevolking. Professionele gesprekken vertegenwoordigen nog maar de helft van het gsm-gebruik. Vaak wil de beller gewoon een klapke doen. Het doel van de gsm heeft zich verschoven van de rationele communicatie naar het interpersoonlijke niveau. Zo ook in België. Aanvankelijk behoorde de Belgische gsm-gebruiker bijna per definitie tot het zakenleven. Ongeveer een jaar geleden begon de markt te verbreden. Wat veroorzaakte dat verschuivende profiel ? ?De Tempo-formule heeft het pad geëffend?, denkt Chris Van Roey. ?Een voorafbetaalde kaart zonder abonnementsverplichtingen, type Telecard, heeft bij velen de schrik doen wegsmelten.?

Vooral de jeugd is dan snel gevolgd, en die vindt een ander nut voor de gsm dan de oudere generatie. In oorsprong probeerde de mobiele telefoon vooral een nood aan instrumental calls te lenigen : afspraken regelen, bestellingen plaatsen. Maar nu de heterogeniteit van de populatie gsm-bezitters toeneemt, worden er via de mobiele telefoon ook vaker gevoelsgeladen, inhoudelijke gesprekken gevoerd. Wees een studie van Mythos in Leuven, in februari 1996 uitgevoerd op last van Mobistar, nog uit dat het grote publiek de mobiele telefoon zag als een duur, elitair statussymbool, dan zit tegenwoordig in die perceptie al behoorlijk de klad. Chris Van Roey : ?52 procent van onze klanten is jonger dan 35 jaar, 12 procent hoort niet meer tot de actieve bevolking, bijna de helft van onze abonnees gebruikt het toestel ook thuis of op het werk, waar er toch ook vaste toestellen aanwezig zijn.? Jan Neels steekt hetzelfde verhaal af. ?De gsm is méér dan een gebruiksinstrument. Een ouder die zijn kind zo’n toestel geeft, voelt ook de behoefte om zijn kinderen voortdurend bereikbaar te maken. Je krijgt voortdurend andere noden, het gebruikersprofiel verschuift. Ook in België. In 1995 zag je amper vrouwen met een gsm. Nu is één Proximus-klant op vijf een vrouw. Het aandeel van de jeugd in ons klantenbestand is gestegen van 3 procent in 1995 tot 16 procent vandaag.?

BEL ONS, WIJ ZULLEN U NIET BELLEN

Als statussymbool heeft de gsm uitgediend. De stroom van nep-gsm’s in Italië lijkt uit de prehistorie van de mobiele telefonie te stammen. ?De posers zijn geweest, de harde gebruikers ook, vandaag volgt de residentiële markt,? resumeert Proximus’ communicatiemanager Luc De Groote. Maar zijn grote baas, Jan Neels, stelt ook een opmars van de gsm in de bedrijven vast. ?Vaak via heel specifieke toepassingen, met pakketten op maat van het bedrijf.? Dat loopt trouwens als een constante door de marketing van alle gsm-toestellen : er is een verregaande individualisering en segmentering.

De economische baten van een mobiele telefoon laten zich licht raden. Snellere communicatie, sluitender afspraken, minder tijdverlies, doorlopende bereikbaarheid bij nood aan dringende beslissingen. Kortom, het ideale instrument om het rendement van de mobiliteit te optimaliseren, om te besparen op wachttijden en nutteloze verplaatsingen.

Maar zijn die gesprekken zelf wel altijd even rendabel ? Aanvankelijk werd het nut van het toestel strikt herleid tot louter beantwoorden van een oproep en het op die manier altijd bereikbaar maken van zijn gebruiker. De achterliggende strategie klonk ongeveer als ?do call us, we won’t call you.? Tegenwoordig echter worden twee op drie gsm-gesprekken gelanceerd vanuit de mobiele telefoon zelf. In die zin heeft de gsm zich opgewerkt tot een volwaardig interactief communicatiemiddel. Met alle uitwassen van dien. Ruiscommunicatie, onnodige gesprekken bijvoorbeeld : mensen die hun gsm inschakelen om vanuit de tram aan de gesprekspartner te melden dat ze tijdig op de afspraak zullen verschijnen. Zoiets ondersteunt de theorie van communicatiewetenschapper Marshall McLuhan. Die stelde dat de technologie de boodschappen bepaalde die ze zou dragen.

Behalve oneigenlijk gebruik kleven nog wel andere ongemakken aan de gsm. De onvolledige dekking, bijvoorbeeld, waardoor de gsm-gebruiker in een tunnel of een bos zijn verbinding riskeert kwijt te spelen. Of de interferentieproblemen, die gsm-gebruik verbieden in de buurt van luchthavenradars, pacemakers of ziekenhuisapparatuur, omdat de verspringende digitale codeboodschappen van de gsm de werking van die apparaten kunnen verstoren.

Dat de gsm met zijn 2 Watt-stralingen de gezondheid van de mens bedreigt, kan niet eenduidig worden aangetoond. Het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO) vond alvast geen significant verband tussen gsm-straling en kanker. Dokter Michael Repacholi van het Australische Royal Adelaide Hospital daarentegen twijfelt geen seconde : bij een extra hoge blootstelling aan de straling van de gsm-antenne ontwikkelen zijn proefdieren sneller kanker. Het blijft voorlopig de vraag of zijn ervaringen met een kleine populatie witte muizen zomaar onomstootbaar op de mens geëxtrapoleerd moet worden.

GEEN ENKEL MOMENT MEER ALLEEN

Ondertussen wezen diverse psychologische onderzoeken al op de gevaren van de continue bereikbaarheid. Wie continu alert is of moet zijn, komt psychologisch nooit tot rust. Vrijwel zeker voelt zo iemand op de duur zijn creativiteit afbotten. Jan Neels en Chris Van Roey, unisono : ?Een gsm heeft één fantastische toets : de uit-knop. Daardoor kan de gebruiker die zijn voice mail, het elektronisch antwoordapparaat van het netwerk, controleert, zelf beslissen waar en wanneer hij welke oproepen beantwoordt. En zo zijn eigen privacy, zijn tijd en zijn bereikbaarheid beheren. Die luxe heb je niet met een vast toestel.?

Een illusoire redenering, pareert Michel Walrave. ?Een gsm-gebruiker wil vooral geen belangrijke afspraken of gesprekken missen. Dat impliceert dat hij de uit-knop niet zo makkelijk gebruikt.?

Misschien sleurt caller identification (Caller ID), een systeem waarbij het nummer of zelfs de naam van de opbeller op je scherm verschijnt, een nieuw contingent potentiële gsm-gebruikers over de streep. Proximus wil die technische optie in november invoeren, Mobistar lanceert het snufje begin volgend jaar. ?Caller ID is een cruciaal instrument in de verdere doorgroei van de gsm,? gelooft Michel Walrave. ?Een onderzoek van de KUL wees uit dat 30 procent van de telefoonabonnees met een antwoordapparaat hun gesprekken filteren. Het tekent de nood aan selective approachability, die er met caller ID een nieuw hulpmiddel bijkrijgt.?

Maar caller ID kent zijn beperkingen. Wat als iemand een geheim nummer heeft ? Of zijn naam niet wil laten verschijnen op het gsm-schermpje ? Of met zijn gsm opbelt ? Want voorlopig blijft dat gsm-nummer geheim : in principe wordt de gebruiker alleen gebeld door iemand aan wie hij bewust zijn toestelnummer heeft doorgespeeld. ?Maar,? vraagt Walrave zich af, ?hoelang kunnen operatoren nog weerstaan aan de lucratieve aanbiedingen van de advertentiemarkt, die wat graag de nummers wil waarop iedereen àltijd bereikbaar is ?? Chris Van Roey antwoordt formeel. ?Tenzij de klant daar expliciet de toelating voor geeft, blijft zijn nummer geheim.?

DE ETIQUETTE VAN HET GSM-GEBRUIK

Maar achter al die gsm-nummers gaan natuurlijk wel potentiële ontvangers van boodschappen schuil dat moet blinken in de ogen van al de boodschappers in onze samenleving. En, gemeten aan de tien jaar oude theorie van Everett Rogers, zal de veralgemening van het gsm-gebruik alleen maar toenemen. Michel Walrave : ?Rogers erkent vijf types van individuele innovatoren. Hij onderscheidt 2,5 procent avonturiers ; mensen die nieuwe technologieën in hun leven willen, zelfs als daar nog risico’s aan verbonden zijn. 13,5 procent deelt hij in bij de vroege vogels, die even willen nadenken, maar dan toch heel snel volgen. Tot de vroege en de late meerderheid van volgers behoren telkens 34 procent van de bevolking. Tenslotte weigert 16 procent halsstarrig om nieuwigheden in hun leven te laten binnendringen. Het typeert de ontwikkeling van de gsm dat de eerste drie groepen vrijwel simultaan in het mobiel telefoneren stapten. Zoals dat destijds ook met de telefoon gebeurde, nadat de eerste barrières gesloopt waren.?

Dat alles laat Michel Walrave veronderstellen dat een persoon zonder gsm in de toekomst misschien als een sociaal geval bekeken zal worden. ?Ongeveer zoals dat nu al het geval is met een familie zonder telefoonnummer.?

Hoe dan ook, aan de maatschappelijk en morele aanvaarding van het gsm-getelefoneer moet toch nog even gebeiteld worden. Dat de gsm-gebruiker zelf op elk moment van de dag op onverschillig welke plaats telefonisch bereikbaar blijft, beantwoordt aan een persoonlijke keuze en vrijheid. Maar onwillekeurig krijgt ook de medemens die dictatuur van de mobiele telefoon opgelegd. Dat een gesprekspartner, tafelgenoot of noem maar op, plots de conversatie (of andere activiteit) moet onderbreken wegens een gsm-oproep en vervolgens een tijdlang in beslag genomen wordt door het mobiele-telefoongesprek, kan behoorlijk irriteren. Die hinder zal slijten, meent Luc De Groote. ?De gsm is nog vrij nieuw. Irritatie voor de gsm heeft veel te maken met onze cultuur. We zijn gewoon dat er een vaste telefoon rinkelt, als we ergens binnen zitten. Het geluid van een telefoon op een terras echter steekt ons, omdat we dat daar niet verwachten. Nog niet, want er doet zich duidelijk een aanvaardingsproces voor. Mensen moeten nog leren omgaan met de gsm. We proberen ze in die zin op te voeden.?

Bepaalde, buitenlandse, operatoren gaven al boekjes uit, waarin ze de etiquette van het mobiel telefoneren aanprijzen. Zodat gebruikers vermijden dat de gsm rinkelt in een kerk, een restaurant of in de lobby van het hotel. Dat mobiel telefoneren in de wagen de aandacht van de automobilist verslapt en uit veiligheidsoverwegingen dient vermeden te worden, spreekt geen mens tegen. Zelfs operatoren pleiten voor handenvrij telefoneren. ?Rijden met de hand op de telefoon is gevaarlijk,? klinkt het resoluut bij Jan Neels. ?Zoals ook rijden terwijl je aan de radio prutst, of een kaart zit na te vlooien, een gevaarlijke manier van autorijden is,? voegt Van Roey er fijntjes aan toe.

Frank Demets

Gsm’s overspoelen de wereld : momenteel circuleren er 200 miljoen exemplaren.

Michel Walrave : In de toekomst wordt een persoon zonder gsm misschien wel bekeken als een sociaal geval.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content