In het Westen worden meisjes steeds vroeger ongesteld. Want eens hun biologische klok aan het tikken slaat, valt die niet meer te stoppen.

De puberteit begint bij een groeiend aantal kinderen op steeds vroegere leeftijd. Hoewel het fenomeen uitgebreid onderzocht wordt – zij het voornamelijk bij meisjes en in de Verenigde Staten -, bestaat nog veel onduidelijkheid over de oorzaken. Zeker is dat de trend in de westerse wereld vrij algemeen is en zich doorzet. Ook in België dus. Dokter Jaak Janssens werkt als oncoloog in het ziekenhuis Oost-Limburg en buigt zich al een aantal jaren over het vraagstuk. ‘Meer dan een eeuw geleden menstrueerden meisjes gemiddeld voor de eerste keer rond de leeftijd van zestien tot zeventien jaar’, zegt hij. ‘Ondertussen maken de meeste meisjes die overgang een stuk vroeger, gemiddeld rond twaalf of dertien jaar.’

Via het Medisch Schooltoezicht wordt momenteel de ontwikkeling van ongeveer 1100 meisjes gevolgd, vanaf hun geboorte tot aan hun menarche, het moment waarop ze voor de eerste keer ongesteld zijn. Janssens: ‘Een vroege menarche is immers een van de belangrijkste risicofactoren voor borstkanker. Inzicht in de samenhang tussen leefgewoonten en het tijdstip van de menarche biedt bijgevolg mogelijkheden voor een natuurlijke en zelfs preventieve behandeling van borstkanker. Zo kunnen zware ingrepen vermeden worden.’

Een brede waaier aan mogelijke determinanten werden al bestudeerd: vegetarisme, hormonale stoornissen, de verhouding tussen lichaamslengte en lichaamsgewicht (Body Mass Index), de hoeveelheid lichaamsbeweging, het land van herkomst van de ouders, de invloed van eenouder- en adoptiegezinnen, milieuvervuiling door chemische stoffen en hormonenresiduen in onze voeding, geboortegewicht, stress, de sexual arousal (aandacht voor het andere geslacht) die zich vroeger manifesteert onder invloed van gemengde scholen, media, uitgaansleven… Volgens Jaak Janssens zouden veel van die factoren echter geen of slechts een geringe rol spelen, en zou alles te maken hebben met de ‘biologische klok’. Die zou het tijdstip van de menarche bepalen en beginnen ’tikken’ vanaf de leeftijd van vier tot zes jaar. Dat is lang voor het moment dat bij meisjes de eerste uiterlijke kenmerken van de puberteit, namelijk schaamhaar- en borstontwikkeling, zichtbaar worden.

MEER KANS OP BORSTKANKER

Janssens: ‘Een Finse arts onderzocht de werking van deze biologische klok voor het eerst bij zijn eigen dochtertjes. Door regelmatig een beetje bloed te nemen en te analyseren, kon hij de wijzigingen en schommelingen van hormonenspiegels bestuderen. Op basis van zijn bevindingen concludeerde hij dat de puberteit in drie fasen ingedeeld kan worden. De eerste fase begint rond de leeftijd van vier tot zes jaar. Dan worden in de hypofyse, een klier die als aanhangsel aan onze hersenen hangt, aanvankelijk enkel ’s nachts en geleidelijk aan ook overdag gonadotropines aangemaakt. Gonadotropines is een algemene benaming voor twee hormonen: het FSH (follikel stimulerend hormoon) dat ervoor zorgt dat eicellen geprikkeld worden en zich beginnen te ontwikkelen, en LH (lutheïniserend hormoon) dat zorgt voor de verdere uitrijping van de eicellen en de eisprong. In een tweede fase, wanneer de eierstokken wat ontwikkeld zijn, worden ook oestrogenen aangemaakt. Wanneer die aanmaak op peil gekomen is, verschijnen in een derde fase klinische kenmerken zoals borstontwikkeling en de menarche. De vaststelling van die Finse arts heeft twee praktische gevolgen. Ten eerste beginnen meisjes die op jonge leeftijd al een hoge concentratie oestrogenen in hun bloed hebben, vroeger te menstrueren en hebben ze meer kans om later borstkanker te krijgen. Ten tweede begint de puberteit veel vroeger dan het moment waarop de uiterlijke veranderingen zichtbaar worden.’

Het is vergelijkbaar met een trein die begint te rijden en niet stopt voor de bestemming bereikt is. Er zijn invloeden van buitenaf die de trein kunnen doen vertragen of versnellen, maar de trein blijft doorrijden. Hetzelfde gebeurt met de biologische klok: vanaf het moment dat die begint te tikken, is de puberteit in gang gezet. Het proces kan door sommige leefgewoontes beïnvloed worden, maar de meeste factoren hebben geen ingrijpende gevolgen voor het tijdstip van de menarche. Janssens: ‘Als we het hoe en waarom van de verschillen in het begintijdstip van de menarche willen onderzoeken, moeten we dan ook voornamelijk kijken naar de jaren voor die klok begint te tikken. En daar ligt net de moeilijkheid. De meeste kinderen in de westerse wereld brengen hun eerste levensjaren in vrij gelijkaardige omstandigheden door. Ze leven in beschermde milieus en krijgen de eerste jaren vrijwel dezelfde voeding.’

Twee determinanten werden uitgebreid onderzocht en hebben zo goed als zeker invloed op de snelheid van ‘de trein’: enerzijds voedingsgewoonten en gewicht, anderzijds lichamelijke beweging of ‘fysieke stress’. De menarche vindt pas plaats wanneer voldoende oestrogenen aanwezig zijn én een minimum (‘kritisch’) lichaamsgewicht bereikt wordt. Die twee voorwaarden staan echter niet los van elkaar, aangezien lichaamsvet de omzetting van bijnierhormonen tot oestrogenen stimuleert. Een typisch ‘westers’ dieet dat veel (verzadigd) vet en weinig vezels bevat, zou daarom het tijdstip van de menarche opmerkelijk kunnen vervroegen. Verschillende studies bevestigen dat meisjes met overgewicht hun eerste regels vroeger krijgen dan hun leeftijdsgenootjes. Meteen wordt ook verklaard waarom bij ondervoede meisjes in ontwikkelingslanden de puberteit laat begint en de menarche soms zelfs uitblijft.

DE POPPEN AMPER ONTGROEID

De relatie tussen het lichaamsgewicht en een vroege menarche wordt ook wel eens met insuline in verband gebracht. Kinderen met obesitas lopen meer risico om diabetespatiënt te worden en diabetici zijn insulineresistent. Ze kunnen eventueel wel insuline aanmaken, maar die heeft niet dezelfde invloed op de stofwisseling van suikers en andere lichaamsstoffen als bij anderen. Insuline heeft een nauwe relatie met het eiwit SHBG ( sex hormone binding globulin) dat in onze bloedbaan vrij circulerende oestrogenen bindt. Een lage concentratie SHBG, ten gevolge van insulineresistentie, veroorzaakt dus een hoge concentratie oestrogenen in ons bloed. Daarnaast is insuline ook een groeihormoon. Na oestrogeen is het zelfs de belangrijkste groeifactor in de borstontwikkeling tijdens de puberteit. Obese kinderen hebben meer insuline nodig om suiker te verwerken (vooral wanneer ze veel snoepen en frisdrank drinken) en deze verhoogde aanmaak van insuline kan verantwoordelijk zijn voor meer borstweefsel en uiteindelijk tot een vroege menarche leiden.

Ook werd vastgesteld dat de menarche later optreedt bij meisjes die lichamelijk actief zijn. Een vroeg beginnende puberteit houdt dan ook verband met een sedentaire levenswijze en al snel wordt de link gelegd met de levenswijze van de moderne jeugd, die een groot deel van haar vrije tijd voor een televisie- of computerscherm doorbrengt en weinig sport.

Welke gevolgen heeft een vroege puberteit voor een kind? Op lichamelijk vlak betekent het een vroegere groeistop met een kleinere lichaamslengte tot gevolg. Vervroegde puberteit betekent vaak ook dat de ontwikkeling van het lichaam vooruitloopt op de psychologische ontwikkeling van het kind. Nog voor ze de poppen ontgroeid zijn, worden vroegrijpe meisjes geconfronteerd met een seksueel rijp lichaam, verwarrende hormonale gemoedswisselingen en de aandacht van het ‘andere’ geslacht. Ze trekken meer met oudere jongeren op dan met leeftijdsgenootjes en hebben hun eerste seksuele ervaringen op jongere leeftijd. Wat niet betekent dat die meisjes daar psychologisch en emotioneel klaar voor zijn. Integendeel, vroegrijpe meisjes ondervinden vaak psychologische stress en zouden daardoor sneller in de verleiding komen om te beginnen roken en drinken.

Kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens wijdt in zijn boek Van hieraf moet je gaan: over de opvoeding van tieners een hoofdstuk aan vervroegde puberteit. Veel ouders weten niet zo goed hoe ze met hun vroegrijpe kinderen moeten omgaan. Moet het kind anders worden behandeld en benaderd? Volgens Adriaenssens is het vooral belangrijk dat het kind thuis veiligheid geboden krijgt, dat het een plek heeft waar ‘jong’ en ‘oud’ gedrag in een soort van overgangsperiode door elkaar mogen lopen. Het is niet omdat een kind vroeger lichamelijke veranderingen ondergaat, dat het in de puberteit moet worden gedwongen.

Edith Leus

‘Een eeuw geleden menstrueerden meisjes gemiddeld voor het eerst op de leeftijd van 16 tot 17 jaar, nu is dat 12 of 13 jaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content