De verkoop van afgedankte legerkazernes verloopt allerminst zoals de Defensietop het had gepland. In Oost-Vlaanderen is de keuze om te verkopen sowieso beperkt. Met amper 850 gekazerneerde militairen komt de provincie niet in de buurt van de andere Vlaamse provincies.
Gouverneur André Denys trok vorig jaar aan de alarmbel. De provincie Oost-Vlaanderen telt amper 850 militairen, terwijl er over het hele land meer dan 40.000 gekazerneerd zijn. Als verantwoordelijke van het rampenplan had Denys vorig jaar moeten vaststellen hoe er tijdens de ramp bij Total in Kallo niet genoeg manschappen waren om de dijken te verstevigen. De geruchten dat er bij Defensie ook plannen bestaan om de kazerne Westakkers in Sint-Niklaas en de luchtverkeersleiding van Semmerzake te sluiten, jaagden de gouverneur helemaal in de gordijnen. Hij riep alle Oost-Vlaamse politici op om de krachten te bundelen om het handvol kazernes en kwartieren de komende jaren aan een opwaardering te helpen. Defensiespecialist en Oost-Vlaams lijsttrekker Pieter De Crem (CD&V) is allerminst verontrust. ‘Oost-Vlaanderen is nooit een garnizoensprovincie geweest. Andere dan historische redenen zijn er niet. In de twintigste eeuw zijn er in België twee fronten geweest. In het oosten van het land vormden de Duitsers decennialang de grootste bedreiging. En de grootste veldslag die bij ons is uitgevochten, speelde zich af aan de IJzer. Vandaar dat zowel West-Vlaanderen als Limburg goed bedeeld is. Gent is evenmin een martelarenstad, zoals bijvoorbeeld de kazernestad Dinant dat wel is. De belangrijkste militaire activiteit was tot voor kort de medische opleiding in de Leopoldkazerne, maar die is begin jaren 1990 serieus afgebouwd.’
Open VLD-Kamerlid Ingrid Meeus heeft nog hoop dat er mits enkele investeringen meer militairen gekazerneerd kunnen worden in haar achtertuin. ‘In Westakkers zou dat alleszins mogelijk zijn. Het strategisch plan voor het Belgisch leger besteedt uitgebreid aandacht aan een betere regionale spreiding van de kazernes.’ Voor De Crem kan daar geen sprake van zijn. ‘Het zal u misschien verbazen, maar ik ben niet iemand die altijd en overal zijn deel van de koek wil opeisen. Nu nieuwe kazernes bouwen of extra militairen naar hier halen, zou totaal haaks staan op de afslanking die we voor ogen hebben. Wat er is in Oost-Vlaanderen, moet wel blijven. De huidige infrastructuur en de manschappen zullen zeker volstaan om een antwoord te bieden aan grootschalige ongelukken en natuurrampen.’
Over de basis in Semmerzake, een deelgemeente van Gavere, is de storm het afgelopen jaar weer gaan liggen. Het Air Traffic Control Centre lag sinds zijn oprichting in de jaren 1950 al meermaals onder spreekwoordelijk vuur. De laatste keer was het minister van Defensie André Flahaut (PS) die dreigde met de overplaatsing van de radarinstallatie naar het Waalse Glons. Hij deed dat vorig jaar omdat het gemeentebestuur van Gavere wel oren had naar de buurtbewoners van de site die klaagden dat de radar interfereerde met hun elektrische apparaten en een negatieve invloed zou hebben op hun gezondheid.
Intussen is er van dat front nog weinig nieuws vernomen en moet alleen de basis in Destelbergen nog vrezen voor een mogelijke sluiting voor 2015. Het logement van het eerste Medische Interventie Element maakt samen met acht andere kazernes deel uit van een groep waarvan de mogelijke sluiting nog onderzocht wordt.
VERVREEMDING
Voor een leger dat al jaren op zoek is naar een efficiëntere structuur en werking, zouden de tientallen kazernes, versnipperd over het hele land, een topprioriteit moeten zijn. Het aantal kwartieren waar nog anderhalve man en een paardenkop moet verblijven om munitie te bewaken of erger nog: leegstaande sites te onderhouden, is niet op één hand te tellen. In september 2001 besliste Defensie om negentien kwartieren te sluiten. In 2003 kwamen daar nog eens zes kwartieren bij. Acht van die 25 zijn ondertussen verlaten. Voor acht andere is er een datum vastgelegd waarop ze gesloten zullen worden. De negen andere zijn deze waartoe ook Destelbergen behoort.
Een kazerne sluiten is al bij al redelijk eenvoudig gebleken. Waarom kleine kazernes, zoals bijvoorbeeld die van Ans en Saint-Laurent, openblijven, is ook voor Dirk Deboodt van de socialistische vakbond ACOD een raadsel. Nochtans liggen die kwartieren dicht bij de kazerne van Rocourt en gaat het in beide gevallen maar om een handvol militairen.
Het probleem zit hem in de fase die volgt op de sluiting, de zogenaamde ‘vervreemding’. Defensie heeft momenteel bijna 150 kazernes en terreinen te koop. Ze doet dat sinds vorig jaar via een speciale taskforce binnen de federale overheidsdienst (FOD) Financiën. Het enige goede nieuws is dat de verkoopcijfers de afgelopen vier jaar in stijgende lijn gaan. Voor de rest is het huilen met de pet op. De Crem wikt zijn woorden. ‘Veel gebouwen verkeren op zich al in een niet-gemoderniseerde toestand. Maar het grootste struikelblok is de sanering die met de verkoop samengaat. Vooraleer de sites een nieuwe bestemming kunnen krijgen, moeten ze door de aard van hun vorige functie automatisch een bodemonderzoek ondergaan.’ Dat kost geld, maar daar eindigt het niet. Vaak is er nog munitie aanwezig of is de bodem vervuild. In Zwijndrecht blokkeert een vijver vol munitie uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk de geplande sluiting. De bodemsanering alleen al zou daar 40 miljoen euro kosten. ‘Defensie kan dat onmogelijk betalen’, zegt Meeus. ‘De kans dat we die sites met winst kunnen verkopen is nihil. Toch zal die sanering ooit eens moeten gebeuren. Maar de kosten daarvan overlaten aan Defensie is niet realistisch. Zeker niet binnen het huidige Defensiebudget.’
De Crem noemt het een illusie om uit te gaan van een verhoging van de Defensiebegroting. ‘Geen enkele partner zal daarmee akkoord gaan. We zullen meer moeten doen met minder geld. Voor de sanering van de gronden zal er eerst een globaal plan moeten worden opgesteld met daarin een inventaris van alle sites. Daarna kunnen er best afspraken gemaakt worden met de regionale en de federale overheid om die problematiek te verhelpen.’
In de tussentijdse evaluatie van het Strategisch Plan van het Belgisch leger worden de problemen met de sluitingen helemaal anders voorgesteld. ‘Rekening houdend met de toelating van de regering om de inkomsten uit de verkoop van overtollig geworden infrastructuur aan te wenden voor de inhaalbeweging in het domein van de investeringen, had Defensie ideaal gezien al deze kwartieren kunnen sluiten en van de hand doen’, staat er te lezen. En verder: ‘Maar ook op dit vlak heeft Defensie geen eenzijdig beleid gevoerd. Ze stelde zich op als een loyale partner en een verantwoordelijke werkgever, die oog heeft voor de economische situatie waarmee de lokale besturen geconfronteerd zijn.’
In werkelijkheid hoeft Defensie helemaal niet bang te zijn van stakende vakbonden of protesterende burgemeesters. ‘Wij gaan ons niet verzetten tegen de sluiting van een site waar nog amper twintig mensen werken die gemakkelijk overgeplaatst kunnen worden naar een kazerne in de buurt’, zegt Deboodt. ‘De enige plaats waar we ons verzet hebben tegen een sluiting was in Helchteren. Hoewel de site normaal in 2008 zou worden gesloten, hadden ze daar net een nieuw benzinestation en een nieuw sportlokaal gebouwd. De nieuwe datum voor de sluiting is nu gepland voor 2014. Maar zover zijn we nog niet.’
De SP.A-burgemeesters van de kazernegemeenten Houthalen-Helchteren en Leopoldsburg deelden begin dit jaar in de nationale media nog een prik uit over een mogelijke afslanking van het leger. Ironisch genoeg was die niet gericht aan de legertop, maar wel aan hun eigen partijvoorzitter Johan Vande Lanotte, die van de forse inkrimping van het legerpersoneel een van zijn stokpaardjes heeft gemaakt. ‘Het is eerder uitzonderlijk dat een gemeentebestuur zich zorgen maakt over een mogelijke sluiting van een kazerne’, zegt Deboodt. ‘Doorgaans zouden de burgemeesters maar al te graag de vrijgekomen ruimte inpalmen en ze een andere bestemming geven. Helaas denken ook zij dat ze, omdat het van het leger komt, geen hoog bod moeten doen.’
KERKTORENMENTALITEIT
De legertop heeft zich niet alleen verkeken op de saneringen en de kosten die daaraan verbonden zijn, de sluitingen van de kazernes zijn ook op het achterplan geschoven omdat ze weinig bijdragen tot de afslanking van het legerpersoneel. ‘Met die sluitingen zal het tegen 2015 wel in orde komen’, sust De Crem. ‘Alleen heeft Defensie gemerkt dat de oorspronkelijke doelstelling niet zal worden gehaald. De bedoeling was om met die sluitingen ineens een deel van het Gemengde Loopbaan Concept (GLC) te realiseren. Maar daar komt niets van terecht.
‘Op zich vind ik die omschakeling van militairen naar burgers al een matig plan dat zeker niet kostenbesparend zal werken, maar los daarvan is men ook helemaal vergeten om naar de andere kant van het spectrum te kijken. In plaats van uitsluitend op de output te focussen, had men veel meer aandacht moeten besteden aan de rekrutering. Die Here we come-filmpjes in de bioscopen en op televisie, allemaal goed en wel, maar ik zie geen beterschap in de instroom van jonge mannen en vrouwen. Om hoogopgeleide twintigers bij het leger te krijgen, zal men hen duidelijk moeten voorspiegelen welke carrière ze tegemoetgaan. Hoe wordt hun pensioen geregeld als ze eerder al een andere job hadden of later weer willen vertrekken? Wat zijn de promotiemogelijkheden? Dat soort informatie hoor ik niet in de mediacampagnes. De slogan moet niet alleen zijn Wat heb jij het leger te bieden?, maar ook Wat heeft het leger jou te bieden?’
Deboodt voegt daar nog aan toe dat de kandidaten die zich aanbieden ook gezegd moet worden dat bijvoorbeeld een buitenlandse missie niet meteen tot hun takenpakket zal behoren. ‘Maar het belangrijkste pijnpunt is de streekgebondenheid van de jonge Vlamingen. Ze willen wel naar het leger, maar dat mag niet te ver van huis liggen.’ Niemand heeft daar een pasklaar antwoord op. ‘Onze jongeren raken nu eenmaal moeilijk weg van onder hun kerktoren’, zegt Meeus. ‘De enige oplossing voor de dringende behoefte aan jonge krachten, is dan ook ons aan die realiteit aan te passen en de kazernes zo goed mogelijk over het hele land te spreiden.’
DOOR HANNES CATTEBEKE