Dertig jaar lang heeft de Pakistaanse atoomgeleerde Abdul Khan zijn nucleaire knowhow ongestoord kunnen verkopen aan de meestbiedende. En hij is vast niet de enige.
De Pakistaanse atoomgeleerde Abdul Qadir Khan smeekt om genade. Hij heeft verkeerd gehandeld toen hij onderdelen voor kernreactoren en nucleaire knowhow verkocht aan andere landen. De regering wist daar niets van, het leger ook niet. De Pakistaanse president, generaal Pervez Musharraf, kijkt boos, maar verleent de atoomgeleerde gratie. Tenslotte is Khan de ‘vader van de Pakistaanse atoombom’. Daarvoor werd hij tot held van het vaderland uitgeroepen en kreeg hij 42 medailles en eretitels. En hij heeft zijn vele miljoenen gebruikt om scholen en moskeeën te bouwen. Zoals het een goede moslim betaamt.
Khan wordt geboren in India in 1935. Hij maakt de onafhankelijkheidsstrijd mee en de bloedige opdeling in het hindoeïstische India en het islamitische Pakistan. Zestien is hij wanneer hij met zijn ouders naar Pakistan vlucht. Hij haat de Indiërs voor wat ze hem en zijn moslimbroeders hebben aangedaan. Khan is bijzonder intelligent en studeert voor ingenieur in Berlijn, Delft en Leuven. Hij gaat aan het werk bij het Brits-Duits-Nederlandse concern Urenco dat centrifuges bouwt, nodig om uranium te verrijken zodat het bruikbaar wordt voor kernwapens. In 1976 verdwijnt hij uit Nederland. Met alles wat hij in de verschillende Europese universiteiten heeft geleerd, bouwt hij zijn eigen ‘onderzoeksinstituut’. Hij krijgt een proces wegens industriële spionage aan de broek, maar wordt wegens procedurefouten vrijgesproken.
Het moment is goed gekozen. In de jaren zeventig begint India een nucleair programma uit te bouwen. Pakistan beslist dat het ook kernwapens wil hebben. Er komt een officieel programma, gerund door de militairen. Khan kan ondertussen ongehinderd voort werken in zijn laboratorium, niettegenstaande in 1970 het non-proliferatieverdrag van kracht is geworden. Dat verdrag geeft enkel de landen die in 1970 al kernwapens hadden, het recht ze te houden. Maar ze mogen de kennis niet doorgeven of verkopen en moeten hun kerninstallaties laten controleren door het Internationaal VN-agentschap voor de atoomenergie (IAEA).
In de jaren zeventig en tachtig worden Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en België ervan verdacht Pakistan verrijkt uranium te hebben geleverd. Het IAEA stelt telkens onderzoeken in, maar vindt niets. Toch is niemand er gerust op. Wanneer PS-europarlementslid Anne-Marie Lizin ervoor pleit dat Belgische bedrijven in Pakistan een kerncentrale zouden bouwen, vindt ze weinig gehoor.
EEN EIGEN VLIEGTUIG
Eind van de jaren negentig bereikt het wantrouwen zijn hoogtepunt. India doet zijn eerste atoomtests, Pakistan volgt. Pakistan beschikt op dat ogenblik ook over raketten die kernwapens kunnen vervoeren en die als twee druppels water op de Noord-Koreaanse lijken. Wat heeft Pakistan betaald voor die raketten? Heeft het – tegen alle internationale verdragen in – aan Noord-Korea nucleaire knowhow geleverd?
Van dan af wordt Khan nog nauwkeuriger in het oog gehouden door de spionagediensten. Die hebben al het een en ander over hem in hun dossiers zitten. Khan is steenrijk, bezit hotels en zelfs een nachtclub, maar niemand weet waar zijn geld vandaan komt. Zijn lab krijgt geld uit Saudi-Arabië, Libië én uit China, lange tijd een bondgenoot van Pakistan. Hij heeft van de Pakistaanse regering een privé-jet gekregen. En reizen doet hij: naar Noord-Korea, Libië, Irak, Iran en Afghanistan, waar de Taliban aan de macht zijn. In zijn eigen lab, waar zelfs de Pakistaanse president niet binnen mag, leidt hij de Saudische minister van Defensie rond. Allemaal netjes gedocumenteerd door de spionnen.
Maar het is niet het moment om Pakistan hard aan te pakken. De Taliban in Afghanistan zijn de grote vijand en buurland Pakistan – waar generaal Musharraf in 1999 de macht heeft gegrepen – kan dus een waardevolle bondgenoot zijn.
En dat wordt het ook na de aanslagen van 11 september 2001. De Verenigde Staten verklaren de oorlog aan alle terroristen en aan de regimes die hen steunen. In de eerste plaats aan Al-Qaeda en Osama Bin Laden. Afghanistan wordt veroverd, in Irak wordt een einde gemaakt aan het regime van Saddam Hoessein. De diplomaten hebben ondertussen ook niet stilgezeten. Iran laat controleurs toe en Libië zal zijn nucleair programma afbouwen. De IAEA-inspecteurs vinden in beide landen dezelfde nucleaire centrifuges, kopieën van de Urenco-installaties. Alles wijst dus richting Khan. Pakistan wordt gewaarschuwd en Khan en zijn medewerkers worden gearresteerd. Khan geeft toe dat hij nucleaire kennis heeft doorgegeven.
Een succes voor de controleurs? Niet echt, aangezien Khan bijna dertig jaar lang zijn gang is kunnen gaan, zonder dat er ook maar iets werd ontdekt.
Dat op zich is niet nieuw. Israël besliste in 1956 dat het een atoombom wilde. Frankrijk, dat op dat ogenblik ook met een atoomprogramma startte, sprong bij. De Suez-crisis was in volle hevigheid losgebarsten en Israël leverde informatie over de Arabische landen. In ruil bouwde Frankrijk een reactor in de Negev-woestijn. Officieel ging het om een textielfabriek, en die mythe werd jarenlang volgehouden. Maar in 1962 was de vriendschap met Frankrijk voorbij en dus ging de kraan dicht: er kwam geen uranium meer uit Frankrijk. Maar er zijn andere, illegale wegen. De Belgische Société Générale des Mineraux verkocht aan een Duitse zakenman uraniumoxide, bestemd voor een Italiaans bedrijf. Het schip verdween in volle zee, maar de lading werd wel ingeklaard in Haifa. In 1967 had Israël een atoombom, maar het land beloofde die nooit als eerste te gebruiken – tenzij de veiligheid van het land in gevaar was. En om die veiligheid te garanderen, moet je spioneren. Toen bleek dat Irak met de hulp van Frankrijk een verdachte kernreactor bouwde, gooiden acht Israëlische bommenwerpers op 7 juni 1981 de centrale plat.
VRAAG EN AANBOD
Officieel had Israël dus geen kernwapens. Het land heeft het non-proliferatieverdrag dan ook niet ondertekend en laat dus geen inspecteurs toe. Maar in 1986 bracht Mordechai Vanunu, een Israëlische wetenschapper, de wereld op de hoogte. Hij werd in Rome door de Israëlische geheime dienst gekidnapt en in Israël veroordeeld. Vanunu komt normalerwijze op 21 april van dit jaar vrij.
Israël is niet het enige land dat zich op die manier een atoomwapen aanschafte. Na de eerste Golfoorlog vonden de wapeninspecteurs in Irak sporen van verrijkt uranium. Toen bleek dat Irak een nucleair programma had dat nooit door het IAEA was ontdekt. Noord-Korea bevoorraadde zich in Pakistan, Iran koopt legaal materiaal waarvan vermoed wordt dat het bestemd is voor kernwapens. Libië verklaarde dat het voor veertig miljoen dollar bouwplannen en onderdelen kocht op de zwarte markt. Het liet de onderdelen fabriceren in Maleisië en voerde het via de Verenigde Arabische Emiraten in.
Die handel is dus al decennia aan de gang, maar de politieke gebeurtenissen van de laatste tien jaar hebben de hele toestand nog onveiliger gemaakt.
Als in 1991 de Sovjet-Unie implodeert, rijst de vraag wat er zal gebeuren met de Russische atoomvoorraden. Die vraag wordt nog prangender wanneer in sommige voormalige sovjetrepublieken burgeroorlog uitbreekt. In Georgië bijvoorbeeld, verdwijnt tussen 1992 en 1997 ongeveer een kilogram verrijkt uranium. Het is nooit teruggevonden.
In andere republieken verloopt alles goed: Oekraïne, Wit-Rusland en Kazakstan sluiten zich aan bij het non-proliferatieverdrag en vernietigen hun voorraden. Amerikaanse experts schieten de Russen te hulp. Rusland bezit 600 ton nucleaire splijtstoffen voor militair gebruik. Tot vandaag is maar een derde van de voorraad echt beveiligd.
Sinds ‘elf september’ bestaat bovendien de grote vrees dat terroristen – al of niet behorend tot Al-Qaeda – de hand zouden leggen op kernwapens. Daarmee wordt niet alleen het gevaar voor elk land onvoorstelbaar groot, het slaat ook de basis onder alle atoomverdragen weg. Die zijn immers gebaseerd op drie belangrijke voorwaarden: wederzijdse afschrikking, evenwicht en controles door het neutrale Internationale Atoomagentschap.
Wederzijdse afschrikking kan enkel werken als iedereen weet wie hoeveel wapens in handen heeft. Vermoed wordt zelfs dat de Israëlische geheime dienst daarom Vanunu zijn verhaal liet vertellen: zo weet iedereen dat Israël atoomwapens heeft, zonder dat het land zelf dat officieel moet toegeven – en dus controleurs moet toelaten.
Dat het evenwicht verstoord is, vrezen experts overal ter wereld. Dat kan een nieuwe wapenwedloop in gang zetten. Conservatieve haviken in Washington spreken al hardop van de noodzaak dat Japan en Zuid-Korea met een eigen kernwapenarsenaal het Noord-Koreaanse gevaar afschrikken.
De nieuwe Database on Nuclear Smuggling, Theft and Orphan Radiation Sources (DSTO) zet een aantal zaken op een rijtje. De DSTO wordt gemaakt door een neutrale groep van wetenschappers die alle meldingen over smokkel, diefstal en verlies van nucleair materiaal bijeenbrengt.
URANIUM VOOR EEN KOELKAST
Uit de DSTO kan worden afgeleid dat vooral Centraal-Azië, Turkije en de Kaukasus draaischijven zijn van nucleaire smokkel. Rusland en de ex-sovjetrepublieken blijven de voornaamste landen van herkomst. Geen wonder: de straatwaarde van een gram plutonium en verrijkt uranium bedraagt algauw een paar duizend euro. Dat is een veelvoud van wat nucleair wetenschappers bijvoorbeeld in Rusland verdienen. Zo werd in 1992 in Moskou een wetenschapper opgepakt met 1,5 kilogram verrijkt uranium. Hij wilde het ruilen voor een nieuwe kachel en koelkast en bekende dat hij maandenlang kleine hoeveelheden naar buiten had gebracht. Dergelijke kleine hoeveelheden worden door de detectors niet opgemerkt.
De DSTO-groep pleit dan ook voor een betere controle. Om te beginnen op de voorraden. Op honderden plaatsen in de wereld liggen zo’n 1665 ton verrijkt uranium en 147 ton plutonium opgeslagen voor militair (en eventueel civiel) gebruik. Als er insiders aan het werk zijn, kan de verdwijning van kleine hoeveelheden jarenlang onopgemerkt blijven. In de Verenigde Staten alleen worden elk jaar 200 gevallen van verdwenen ( orphaned) en gestolen nucleair materiaal gemeld.
Dan moeten politiediensten en geheime diensten beter gaan samenwerken en informatie uitwisselen. Sinds 1991 werd 39 kilogram verrijkt uranium onderschept bij smokkelaars die het te koop aanboden. Alles bij elkaar 25 gevallen, niets dus in vergelijking met de bijna 800 gevallen waarin niet-militair nucleair materiaal werd onderschept. Maar, zo stellen de wetenschappers, ‘in de geïndustrialiseerde landen worden naar schatting 3 tot 10 keer meer drugs ingevoerd dan er worden onderschept’.
Het IAEA heeft dan ook al opgeroepen om scherpere en onaangekondigde controles te mogen uitvoeren én om alle verdachte installaties te mogen bezoeken, ook als het land daar niet mee akkoord gaat. Maar dat is een taak voor de Verenigde Naties die volgend jaar het non-proliferatieverdrag moeten herzien.
En daar begint de politiek te spelen. De Verenigde Staten zullen Israël niet dwingen zijn kernwapens te vernietigen. Daardoor blijft de kans dat de Arabische landen op zoek gaan naar eigen wapentuig bijzonder groot. Het is zelfs niet zeker dat ze niet meer in Pakistan kunnen bestellen. Musharraf en Khan houden vol dat de geleerde alleen werkte. Het IAEA is ervan overtuigd dat Khan een netwerk opgezet had. Maar Washington zal zijn bondgenoot in de regio niet al te hard aanpakken. De fanatieke moslims in de regio zien met lede ogen hoe Pakistan zich als Amerikaanse bondgenoot profileert. Ze hebben al een paar aanslagen gepleegd op president Musharraf. Die zal het zich dus wel niet in het hoofd halen om de Vader van de Islamitische atoombom, nu al een volksheld, te veroordelen.
Misjoe Verleyen