De kinderen van de 71-jarige zanger en beeldhouwer Willem Vermandere hoorden hun vader soms murmelen in een hoekje van het grote huis in Steenkerke, en ze speelden paardje op zijn immense beelden. Intussen staan Amalia (31) en Augustijn (34) ook op het podium. ‘We leerden onze vader kennen op het podium.’
Die dag in de auto. Willem Vermandere en zijn zingende kinderen heb het uitgebreid over de ramp in Japan. De tsunami. De kernramp. ’t Was te peinzen. Er bestaat namelijk zoiets als ‘de regel van dertig’ – het begrip zou tijdens onze ontmoeting een paar keer vallen. ‘Dertig jaar geleden heb ik naar aanleiding van een dergelijk apocalyptisch evenement het liedje Psalm geschreven’, aldus Vermandere. ‘Daarin zing ik dat we als mens de indruk geven oppermachtig te zijn. Maar na enkele minuten wordt al wat we bezitten weggespoeld. Néé, ik ben geen ziener. Néé, ik ben geen god. Maar decennia geleden kwam die tekst plots in mij op.’ Het was te danken aan ‘de geniale vonken van de jeugd’, zegt hij – al was hij toen al 41. En die worden met de jaren zeldzamer. ‘Kijk naar James Ensor. Voor zijn veertigste liet hij zich drijven door de colère, de spotternij… Daarna werd hij een zwakke kopie van zichzelf. Zelfs de kleuren in zijn schilderijen waren niet meer zo fel. Toch is dat voor mij geen reden om ermee op te houden. Wat ik nu maak, zal men misschien maar over dertig jaar kunnen begrijpen. Ik ben nooit een veelschrijver geweest, vijf, zes liedjes per jaar, dat was het maximum. Nu raak ik nauwelijks nog aan drie.’
Speelt de transpiratie nu een grotere rol dan de inspiratie?
Willem Vermandere: Zweten, zweten: dat associeer ik met beelden kappen. Optreden vind ik ontspanning. Toegegeven, mijn aantal optredens heb ik langzaam teruggeschroefd. Ik ben vooral een wintermens. In november van vorig jaar stond ik nog achttien keer op het podium.
Amalia en Augustijn treden in uw muzikale sporen. Bent u een trotse vader, of veeleer een bemoeizuchtige schoonvader?
Willem Vermandere: Pardon, mijn kinderen kunnen aardig overweg met stem en instrument. Els is een bijzondere zangeres, maar het beeldhouwen is voor haar een prioriteit. Peter ontwerpt sieraden, maar hij kan het niet laten om op het podium te springen. Hij is de enige van de familie die ook in het Nederlands zingt. Ik noem hem weleens spottend de Jonge Jan De Wilde.
Uw kinderen werden omringd met instrumenten en beelden. Dat heeft gevolgen?
Willem Vermandere: Het werkt dubbel. Elk kind brengt je iets bij. Elk kind ervaar je als een correctie. Ach, een boutade, maar er zit wel waarheid in. De ton kan maar geven wat ze in zich heeft. Zo ben ik ook kind van mijn vader en moeder. Mijn vader was een virtuoos op de klarinet maar wel in een dorpsharmonie. Hij kon er zijn beroep niet van maken, maar hij ging er keihard voor.
Die bewondering voor de vaderfiguur, u kunt er niet over zwijgen.
Willem Vermandere: Pas zo veel jaren later besef je die impact. Nooit heb ik tegen mijn ouders gerebelleerd – dat woord kenden we toen zelfs nog niet. Maar je gaat toch zwijgzaam je eigen weg.
Waren Amalia en Augustijn rebellen?
Amalia Vermandere: Ik heb de rebellerende puber gespeeld om mij los te maken van de grote invloed die mijn vader op mij uitoefende. Ik wou per se achterhalen wat er nu van mij was en wat er van mijn vader op mij was blijven kleven. Ooit maakte ik op de academie een tekening waar ik nogal tevreden over was. Een vriendin zei: ‘Mooi! Helemaal het werk van je vader.’ Dat was als compliment bedoeld, maar het kwam over als een belediging. Ik wou geen kloon van mijn vader zijn. Die band heb ik dan bewust doorgeknipt, en dan was mijn verbazing des te groter toen ik ontdekte dat het precies de muziek was die me zo diep raakte. Muziek, hét handelsmerk van mijn vader… Gelukkig was ik toen geen puber meer, ik had minder behoefte aan rebellie. Ik kon leven met het feit dat muziek mijn grote gooi was, maar ik wilde mijn heel eigen weg gaan. Die vrijheid is mij heilig.
Augustijn, kende u ook zo’n worsteling?
Augustijn Vermandere: Ik was tamelijk vroeg al wat eigenwijs. Wat men ook zei, ik ging volop voor mijn eigen plan. Ik ben nooit een decorstuk geweest. Het kan me niet schelen wat een ander over mij denkt. Wie me kent, weet dat ik volop mijn instinct volg.
Voelt een jonge Vermandere zich begrensd door de roem van zijn vader?
Amalia Vermandere: De manier waarop men je aanspreekt, verandert even je manier van zijn. Mensen spraken me aan omdat ik de dochter ván was. Ik reageerde daar heel emotioneel op. Ik vroeg me af: ben ik het dan niet waard om een ontwapenend gesprek met mij aan te gaan? Mensen bedoelen dat niet zo hard, maar als je de jongste van de Vermandereclan bent, voel je je het meest kwetsbaar. Later leer je dat te relativeren en ontdek je de grote bagage die je van je ouders hebt meegekregen.
Hoe staat u nu tegenover het werk van uw vader?
Amalia Vermandere: Ik ben altijd fan geweest. Ik zit altijd op de eerste rij, klap, lach, huil bij een triest lied. Op het podium heb ik hem echt leren kennen. Thuis zat hij wat in een hoekje te murmelen of een deuntje op een instrument te spelen. Of hij vluchtte de tuin in om stenen te kappen. Hij was een man van weinig woorden, maar op het podium explodeerde hij.
Spreken zijn beeldhouwwerken u ook zo aan?
Amalia Vermandere: Minder. Woorden doen meer met mij. Soms zijn ze lichamelijk voelbaar. De beelden, daar klommen we op, daar zaten we op. Dat waren onze paarden.
Willem, uw liedjes zijn voor velen glashelder. Met je beeldhouwwerken hebben ze het vaak moeilijk – het is alsof ze door matglas moeten kijken. Steekt dat?
Willem Vermandere: Ik trek me op aan de woorden van Beethoven, die over zijn laatste strijkkwartetten tegen zijn orkest zei: ‘Speel dat toch maar! Het is geen muziek voor jullie, maar voor de mensen die over dertig jaar geboren zullen worden.’ Datzelfde gevoel heb ik met mijn beelden. Ze zijn niet voor nu, maar voor straks. Vorige week nog zei een man in het café: ‘Ik begrijp niets van uw grote beelden.’ ‘Je hoeft je daar geen zorgen over te maken’, zei ik. ‘Die sculpturen zijn voor het nageslacht. Misschien wordt een beeld meegesleurd door een tsunami, wordt het later opgegraven en zal men er iets bijzonders in zien.
Heb u uw beeldhouwwerk altijd belangrijker gevonden dan uw muziek?
Willem Vermandere: De dichter Hedwig Speliers zei: ‘Je hebt succes als zanger omdat je liever beeldhouwer bent.’ Zou dat zo zijn? Je stapt wel het podium op met een soort ernst, maar ook met een dosis onverschilligheid. Vaak zeg ik dan binnensmonds: ‘Laat mij maar in de oppositie zitten, niet in de massashows.’ De chansonnier behoort tot een ras dat aan het uitsterven is. Deze week heb ik nog naar Georges Brassens geluisterd. Die wonderbare alchemie van een gitaar, een contrabas en een stem. Jaren na zijn dood begrijp je nog precies wat hij bedoelde. Maar wat hoor je nog van onze nieuwe generatie zangers en zangeressen? Kreten, gemurmel. Waar is de zeggingskracht van het woord?
Waarover gaat het uiteindelijk tijdens een leven waarin de kunst een vergrotende trap is?
Willem Vermandere: Niet om het geld, niet omdat er een tournee of een nieuwe cd geboekt staat, maar gewoon uit noodzaak. Ik hoef het voor niemand meer te doen, en toch word je erdoor behekst. Je beleeft al schrijvend een euforie en soms ook een naderende dreiging. Je moet je natuurlijk voor die dubbele ervaring openstellen. Belangrijk is ook wachten op de volgende strofe én naar de bloesems kijken.
Amalia, u hebt een tijdje de Westhoek geruild voor Noorwegen. Was u de verstikkende adem van de Duizend en Duizend Soldaten beu?
Amalia Vermandere: Mijn zus had was met man en kind naar Noorwegen verhuisd, en ze kon daar zo lyrisch over vertellen dat ik besliste om haar te volgen. Op dat moment wist ik niet goed wat ik met mijn leven moest aanvangen. Van de ene dag op de andere was ik gestopt met de academie, en ging ik Romaanse talen studeren. Mijn zus voelde aan dat het niet goed zat, en nodigde me voor twee weken uit in Noorwegen. Ik leerde er masseren, en dat is mijn grote passie geworden. Toen ik ervoer hoe gezond je mensen kunt maken met je handen, zat ik op het goeie spoor. Iets voor anderen te kunnen betekenen, dat gaf me een kick. Kunst begon me minder te fascineren. Nee, het was geen vlucht, geen late rebellie maar een zeer noodzakelijke bocht. Uiteindelijk ging ik osteopathie studeren.
Vreemd genoeg ervoer ik tijdens mijn studie dat muziek voedsel is voor mijn ziel. Als ik ’s nachts de slaap niet kon vatten, werd ik rustig van woorden die rijmden, ik pakte mijn gitaar, schreef, speelde het liedje tien, vijftien keer en viel in slaap.
Vreemd genoeg zing u in het Engels.
Amalia Vermandere: Dat is heel toevallig gegroeid. Er kwamen vaak Engelse woorden in mij op die ik niet eens begreep. Als ik die dan ging opzoeken, bleken ze te kloppen met wat ik voelde. Je bent zelf ook een instrument, een soort antenne. Je vangt dingen op die je verwerkt.
Willem Vermandere: Datzelfde fenomeen vind je bij goeroes, sjamanen, druï-den. Ze zeggen ons dingen die verborgen zijn. Niet voor niets zegt men dat alle kunst in de breedste betekenis van het woord religieus is: de verbinding met het onzegbare. Je hebt toegang tot die Hades-wereld, die onderaardse archetypische wereld, het collectieve bewustzijn, je kunt iets verwoorden dat voor veel mensen totaal onmogelijk is. Wat een voorrecht.
Augustijn Vermandere: Het is herkenning, zo voel ik het ook. En of mijn Engels een aanslag is op het vaderlijke gezag? Vele talen vloeien in elkaar. Ik vind het bijvoorbeeld heel fijn dat er mensen bestaan die een zinnetje van een van mijn liedjes in hun hoofd hebben. Pas na de tiende keer beginnen ze te zoeken naar wat ik wil zeggen.
Willem Vermandere: Na al die jaren sta ik er ook nog altijd verstomd van dat mensen op Grote Momenten van het Leven naar mijn teksten grijpen. Nog altijd treft me dat diep. Het is niet voor niets dat ik al die papiertjes heb volgeschreven.
De chansonnier Vermandere is vanuit zijn teksten meer en meer geëvolueerd naar instrumentale muziek.
Willem Vermandere: Tja, hoe verklaar je dat? Mijn vriend-schilder Roger Vansevenant beluisterde eens mijn instrumentale muziek en merkte op: ‘In deze muziek vertel je meer dan in je liedjes.’ Die opmerking maakte me een hele dag onrustig. Niet voor niets was ik organist in het klooster…
Ha, daar hebben we het klooster weer. Kregen de kinderen veel te horen over die periode van hun vader?
Amalia Vermandere: Nee, aan de keukentafel zei hij daar niets over. Wat ik ervan weet, heb ik in interviews gelezen. Ik begon het maar een beetje te begrijpen toen ik zelf studeerde. Ik merk dat veel van mijn liederen daarover gaan, het heilige in elk van ons. Dan leun ik heel sterk bij mijn vader aan.
Is Augustijn aardser?
Augustijn Vermandere: Pff, moeilijk te zeggen. Soms wel, soms helemaal niet.
Amalia Vermandere: Hij is meer transcendent dan hij wil toegeven. Soms heb ik het gevoel dat hij met diepe raadsels leeft. Hij heeft een nogal wiskundig brein, en zijn muziek is ook zo gelaagd.
Willem Vermandere: Natuurlijk luistert een vader ook eens stiekem naar de muziek van zijn zoon. Dan heb ik het gevoel dat ik een sinaasappel pel. Je pelt en je blijft maar pellen en dan pas kun je in de vrucht bijten en die volop smaken.
De titel van uw cd Blind, die in 2010 uitkwam, zou verwijzen naar een oogziekte die u trof.
Augustijn Vermandere: Tijdens een optreden drentelde een jongen om me heen, maar hij durfde niets te zeggen. Later stuurde hij mij een mailtje over het liedje Blind. Dat was voor mij echt een hart onder de riem. Ik ervoer een warm gevoel. Het is heel bijzonder dat zo’n song een eigen leven gaat leiden. Je hebt er geen controle over en ik wens die ook niet. Waarom die titel? Niet om te choqueren, maar mijn slechte ogen zijn altijd een ijkpunt geweest voor bewerkingen, arrangementen en gevoel.
U bent niet bang om u bloot te geven?
Augustijn Vermandere: Nee. Als je de durf mist om je naakt op te stellen, moet je geen dergelijke cd maken. Het zijn persoonlijke dingen en je zingt daarover. Muziek maken is meer dan alleen wat aardige melodietjes in elkaar steken, toch?
Willem Vermandere: Juist. We zijn allemaal sukkelaars. Ik ben een sukkelaar met af en toe een helder moment.
DOOR JAN HAERYNCK / FOTO LIES WILLAERT
‘Wat hoor je nog van onze nieuwe generatie zangers en zangeressen? Kreten, gemurmel. Waar is de zeggingskracht van het woord?’