De provincie Kunene in het noorden van Namibië is het woongebied van het halfnomadische Himbavolk. In de bijzonder droge regio heeft het Rode Kruis een uitgebreid project lopen om de bevolking via waterpompen van drinkbaar water te voorzien. Knack ging mee op bezoek bij de Himba.
Op drie dagen reizen van Zaventem – met de snelste vervoersmiddelen van deze tijd – ligt het hart van Himbaland, een gebied dat zich uitstrekt over Noord-Namibië en Zuid-Angola. De Himba leven er als halfnomaden. Hun vee, koeien, schapen en geiten zijn hun grootste fortuin. En ze zijn rijk: sommige families hebben wel vijfhonderd tot enkele duizenden dieren. Een deel van het jaar leven ze in de buurt van de graaslanden voor de dieren, na het regenseizoen trekken ze naar de plaatsen waar ze water vinden. Water is schaars in Namibië.
We zijn in Otjihaa, in de provincie Kunene, op een duizendtal kilometer ten noorden van de Namibische hoofdstad Windhoek. Hier, bij een bron midden in de bergen, timmeren mannen aan een waterreservoir. Gekletter van beitels en hamers weerkaatst tegen de rotswanden. Het is 42 graden warm. Onder een boom in de schaduw zit Karaere Mupurwa, de oudste van de naburige gemeenschap. ‘Hij is de leider van de Himba die meehelpen met de bouw van de handpomp’, zegt Axel Vande Veegaete, departementshoofd Internationale Zaken van het Rode Kruis-Vlaanderen. ‘Het Rode Kruis bouwt of herstelt jaarlijks een vijftigtal waterpompen zoals deze in Kunene. Daarmee willen we de Himba die hier tijdelijk in de buurt verblijven van het nodige drinkbaar water voorzien.’ Vande Veegaete roert nog eens in zijn bord griesmeel. ‘Namibië kampt met grote droogtes. Als er water te vinden is, gaat dat grotendeels naar het vee. De bewoners drinken vaak hetzelfde water als de dieren, waardoor ze infecties oplopen. We willen de twee van elkaar scheiden. Want ziektes die het gevolg zijn van diarree behoren tot de vijf meest voorkomende doodsoorzaken.’
nylon vouwstoel
Niet alle Himba kunnen water halen bij een pomp. In Orutanda, zo’n twintig kilometer en drie kwartier rijden met de jeeps vanuit Otjihaa, ligt een uitgedroogde rivierbedding. In de zanderige grond hebben de Himba waterputten gegraven van een tiental meter diep. Vrouwen scheppen emmers water op en geven ze door. Het water wordt in een drinkgeul gegoten waarlangs de dorstige geiten elkaar verdringen.
Terwijl we rondkijken, heeft een tiental mannen zich bij een centrale boom verzameld. We gaan zitten om met hen te praten. Ze reageren heel assertief: ‘ Wíj willen de vragen stellen’, vertaalt Rode Kruismedewerker Tjano de woorden van de aanvoerder van de groep. Hij is stokoud en draagt alleen een donkere lap stof om z’n middel – kort vooraan, op kuitlengte aan de achterzijde – en een ondumbo, een tulbandachtig zwart hoofddeksel. Tegen de stam van een andere boom staat een iets jongere man met hetzelfde hoofddeksel. Maar de beslissende stem komt van een derde, imposante zwarte man. ‘Wij willen júllie mening kennen over de handpomp’, zegt hij. Hij zit in een nylon vouwstoel en draagt een gouden zonnebril met vierkant montuur, brede sneakers en opvallend westerse kledij. De handpomp van Otjihaa, daar gaat het over. De pomp die het Rode Kruis bouwt, samen met Himba. ‘Wij hebben deze pomp niet gevraagd’, zegt hij.
De oude onderbreekt het gesprek. ‘Het regiohoofd moet de discussie bijwonen’, zegt hij. ‘Zonder hem zeggen we niets.’ Geen kwartier later komt een jonge Himba aangehuppeld met nog een vouwstoel, die hij te midden van de groep mannen zet. De gouverneur op wie iedereen wachtte, vouwt zijn benen over elkaar, kauwt naarstig op een stuk hout, neemt er naald en draad bij en begint zijn leren centuur te herstellen. Een poos zegt hij niets. Dan mengt hij zich in het debat.
De meningen zijn verdeeld, legt tolk Tjano uit. De ene helft van de gemeenschap staat achter de bouw van de waterpomp. De andere helft zegt dat ze bang is dat de bron door het gebruik van de handpomp zal droogvallen.
Die vrees is niet ongegrond. Tijdens de overheersing door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime zijn er ook veel pompen gebouwd, niet alleen om de bewoners te paaien, maar ook om de verschillende stammen van elkaar gescheiden te houden. Door de talloze pompen en het dorstige vee begon indertijd de spiegel van het grondwater te zakken. Dat de streek volledig zou kunnen droogvallen, is dus niet helemaal ondenkbaar.
Over de heuvels van Orutanda, kilometers verderop, liggen de graaslanden voor de dieren van de Himba. ‘Ze zouden willen dat we dáár pompen bouwen, dan hoeven ze tijdens het droge seizoen niet terug hierheen te komen. Maar aan de overkant van de bergen is het zó droog dat alleen boorputten een oplossing kunnen bieden. En daar houdt het Rode Kruis zich hier niet mee bezig’, zegt Axel Vande Veegaete. ‘Nu staan er twee dieselpompen, maar die zijn stuk. De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de pompen aan de Himba overgedragen en verwacht dat zij die herstellen. Maar dat doen ze blijkbaar niet.’
De mannen rond de boom vragen dat we de volgende dag terugkomen om het gesprek voort te zetten. Het probleem van de handpomp zit hen duidelijk dwars. Tjano vertaalt: ‘Op de ceremonie morgen, waarbij de handpomp officieel aan de gemeenschap overhandigd wordt, willen ze niet aanwezig zijn. Voorlopig toch niet.’ Hun bedenkingen moeten we alvast aan de andere Himba overbrengen. Maar het is donker als we weer bij de pomp in Otjihaa arriveren.
STUDIO BRUSSEL
Waarom zijn sommige Himba ontevreden, vraag ik me af. Zijn ze echt bang dat de bron zal droogvallen? Ik denk aan wat Steven Van Wolputte, een antropoloog aan de K.U. Leuven, me vertelde over de waterproblematiek in Namibië. Hij bestudeert de regio al sinds 1995. ‘Het waterprobleem van de Himba is relatief’, zei hij. ‘Het basisvoedsel, of liever de basisdrank is melk, en niet water. Bovendien is de melk die ze drinken zeer veilig. Ze maken wel een onderscheid in het soort melk, op basis van de koe van wie ze afkomstig is: er zijn de ‘gewone’ koeien, maar er zijn ook koeien die afstammen van het vee van voorouders. Melk maakt in die zin een belangrijk onderdeel uit van het leven en de rituelen van Himba. Water is veel minder belangrijk. Tenzij dan voor de dieren.’
Ik zit op een rots bij de pomp. Een beetje verderop wordt het spotje van Studio Brussel voor de geldinzamelactie Music for Life gedraaid . Het thema voor dit jaar is water. De campagne focust op Noord-Namibië, Himbaland.
‘Hoe dringend is de hulp nu echt voor de Himba?’ vraag ik aan Axel Vande Veegaete. Hij zucht. ‘Er zijn misschien volkeren in de wereld waar de situatie veel schrijnender is, bijvoorbeeld in Ethiopië’, zegt hij. ‘Maar ook bij de Himba is er een grote nood aan water. De waterpompen willen we blijven beschermen. Natuurlijk hopen we ook in andere kwetsbare gebieden structurele oplossingen voor zuiver, drinkbaar water te kunnen bieden.’
De Himba die meewerken aan de pomp zijn ervan overtuigd dat het hun gezondheid alleen maar ten goede zal komen. Karaere Mupurwa wrijft met de handen over zijn buik. ‘Hier doet het overal pijn’, zegt hij. ‘Wij’, en hij wijst naar de anderen, ‘wij zijn tevreden met de pomp. Het is ook onze gemeenschap die de aanvraag bij de overheid heeft ingediend.’
De ene gemeenschap wil ze wel, de andere niet. Het project van het Rode Kruis illustreert hoe moeilijk het vaak is om hulpprogramma’s in de lokale cultuur en gewoontes in te passen.
Jam Rutjindo ziet dat anders. ‘Het zijn de Himba die hun levenswijze moeten veranderen. Zij moeten zich aanpassen, en andere normen hanteren. Bovendien moeten ze hun bijgeloof maar eens afzweren. Weet je dat ze liever melk drinken dan water, omdat ze denken dat ze dan geen aids krijgen?’ Jam is zelf een Himba, of liever hij wás een Himba. Sinds een jaar of tien heeft hij afstand genomen van hun halfnomadische traditie.
Bij een boom tegenover de pomp begint het ondertussen druk te worden. De Himba maken zich op voor het feest: de ceremonie waarbij de waterpomp wordt overgedragen. De vrouwen gaan in een groepje bij elkaar staan. De mannen tegenover hen. Even later dansen en springen de mannen zich in trance voor de vrouwen, die ritmisch in de handen klappen. Van de andere Himbagemeenschap is niemand komen opdagen.
De ambtenaar gaat voor de menigte staan. ‘Stilte!’ Hij leest een brief voor, die hij op een hard karton geklemd houdt. ‘Bij dezen wordt de handpomp aan de gemeenschap overgedragen’, zegt hij hardop. ‘Er moet een comité gevormd worden dat zal instaan voor de werking en het onderhoud.’
Daar denken de Himba duidelijk anders over. Toen ik Karaere ’s ochtends vroeg wat hij zou doen als de pomp stukgaat, antwoordde hij doodleuk: ‘Nou, dan roepen we toch iemand van de overheid!
MET DANK AAN STEVEN VAN WOLPUTTE (OP 13/12 WIJDT ‘KOPPEN’ EEN REPORTAGE AAN WATER BIJ DE HIMBA)
DOOR INGRID VAN DAELE