Het signaal van VEV-voorzitter Karel Vinck en de voorstellen van minister-president Luc Van den Brande voor een Vlaams sociaal overleg openen de weg naar een nieuw Belgisch sociaal akkoord.

Karel Vinck, de topman van de non-ferrogroep Union Minière, floreert sinds jaar en dag in de belgicistische financiële en economische wereld. De Generale Maatschappij van België koestert hem als bestuurder, een charmante geste tegenover Vlaanderen. Vinck, die eerder Eternit (Kapelle-op-den-Bos) en Bekaert (Kortrijk-Zwevegem) leidde, staat bekend als een ?goed Vlaming?, zonder flamingant te zijn. Werd hij als de christenhater Saulus op de weg naar Damascus door een onzichtbare kracht van zijn paard geslagen om nadien als Paulus de wereld tot het ware geloof te bekeren ? Het lijkt er wat op. Tot eenieders verrassing nam de succesvolle ondernemer ontslag als voorzitter van Fabrimetal, de invloedrijke werkgeversvereniging voor de metaalverwerkende nijverheid, om het Vlaams Economisch Verbond (VEV) voor te zitten. Op de aanstellingsplechtigheid, die niet zonder enige symboliek het Vlaams parlement als lokaal koos, legde hij kordaat zijn geloofbelijdenis af. Als het federaal sociaal-economisch overleg niet meer lukt wat Vinck met spijt vaststelt, maar dat hij toch nog een laatste kans geeft , dan moeten de regering en de sociale partners in Vlaanderen maar zelf een nieuw charter sluiten ter bevordering van de economische groei en de werkgelegenheid.

Nooit eerder kreeg het ouwe trouwe Belgische overlegmodel zo’n klap. De reacties logen er dan ook niet om. Tot in politieke kringen laaide de communautaire koorts op.

Het is een merkwaardige samenloop van omstandigheden dat Vlaanderen zijn eigen sociaal overleg plant op een moment dat het nationale overleg wél successen boekt. De gangbare kritiek niet alleen van werkgevers maar ook uit Vlaamse bonden , dat met de Waalse socialistische vakbondslui niet te overleggen valt, gaat aan deze actualiteit voorbij. Voor hen blijft het feitenmateriaal uit het verleden overeind staan. Want destijds, in 1993, waren het inderdaad de harde FGTB-kernen van Luik en Charleroi die een nieuw sociaal pact kelderden, waartoe koning Albert II bij zijn troonbestijging opriep. Vervolgens lieten zij eerste-minister Jean-Luc Dehaene mislukken in zijn nochtans verbeten poging om een Toekomstcontract voor de Werkgelegenheid te sluiten. En vorig jaar slaagden de vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers er niet in om een centraal akkoord voor 1997 en ’98 te sluiten.

Dit trio mislukkingen lokte profetieën uit over het einde van het sociaal overleg in België. Dat leek nog te kloppen ook, toen de regering de falende sociale partners van antwoord diende met volmachten, en tegelijk een loonmatiging oplegde en de contouren afbakende voor arbeidsherverdeling. De socialistische vakbond zelf stond nagenoeg op springen : Vlaamse overlegsyndicalisten, met de textielcentrale van Donald Wittewrongel voorop, wonden zich op over het Waals strijdsyndicalisme.

SUCCESVOL MAAR OOK HISTORISCH

FGTB-leider Urbain Destrée en zijn gevolg gunden hun nationale vakbondsvertegenwoordigers Michel Nollet en Mia De Vits geen ruimte, zodat ze er aan de onderhandelingstafel machteloos bijzaten. Maar ook het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) waagde zich niet echt aan opbouwend centraal overleg. Uit het hooggeprezen Nederlandse consensusmodel het akkoord van Wassenaar , herinnerden de werkgevers zich alleen de loonmatiging en zij negeerden discreet dat hun collega’s boven de Moerdijk in ruil harde engagementen voor de werkgelegenheid onderschreven, met deeltijdarbeid en zelfs collectieve werktijdverkorting. Binnen de zogenaamde groep van tien, de leiders van de werkgeversverenigingen en van de vakbonden, liep bijgevolg elk gesprek vast. Het centraal sociaal overleg, dat traditioneel het kader uittekent voor de concrete afspraken in de bedrijfstakken en de ondernemingen, doofde uit als een kaars.

Daarentegen kent het overleg in de bedrijfssectoren de harde kern van het sociaal overleg in België een onvermoede bloei. De jongste maanden sloten de vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers in de bedrijfstakken collectieve arbeidsovereenkomsten voor nu in totaal 1,250 miljoen werknemers of zeventig procent van de privé-sector. Met veel sociale inventiviteit koppelen zij een bescheiden koopkrachtstijging aan inspanningen voor de verdeling van de werkgelegenheid, meer deeltijdwerk en loopbaanonderbreking vooral. De door de ondernemingen gevreesde collectieve werktijdverkorting met looncompensatie, die eerder het centraal overleg vertroebelde, kwam in de sectoren niet eens als eis op tafel. De verrassing over de goede afloop van die onderhandelingen is dan ook algemeen. Het gaat bovendien bij de gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten om nationale akkoorden. De Waalse radicalen, die voordien sociaal pact noch centrale akkoorden slikten, stelden zich in de paritaire comités niet harder op dan de Vlamingen. Op een paar incidenten na deden er zich tijdens de hele overlegronde geen conflicten voor. De vakbonden sprongen spaarzaam om met stakingsdreigingen.

Het VBO berekende dat de akkoorden voor de lopende twee jaar gemiddeld een loonkostenstijging van 5,6 procent inhouden, indexaanpassingen inbegrepen. Daarmee blijven ze onder de maximale loonnorm van 6,1 procent, die de regering de onderhandelaars bij wet oplegde. Hoeveel werkgelegenheid de nieuwe akkoorden scheppen, valt nu nog niet te berekenen.

Uit de akkoorden leert de regering ongetwijfeld dat de techniek van de loonnorm werkt, waardoor de afgelopen onderhandelingsmarathon niet alleen succesvol maar ook historisch is. Het mag duidelijk zijn dat de sociale partners hun autonomie over de loon- en arbeidsvoorwaarden definitief zijn kwijtgespeeld. Voortaan kunnen zij alleen nog onderhandelen binnen de grenzen die de regering vooraf trok. Concreter, de Belgische sociale onderhandelingsruimte gaat niet verder dan de gemiddelde loonkostenstijging van Nederland, Duitsland en Frankrijk. Participatie van de werknemers in het kapitaal van hun onderneming en winstdeling zijn als correctie op dit carcan nu onafwendbaar op dat vlak blijft België trouwens op de buurlanden achter liggen.

HET MOMENTUM VAN VAN DEN BRANDE

De Amerikanen hanteren in hun politiek en zakelijk jargon sedert enige tijd een nieuw begrip : het momentum. Het duidt op omstandigheden die gunstig samenvallen om een bepaalde beslissing te kunnen nemen. Voorzitter Luc Van den Brande (CVP) van de Vlaamse regering acht zijn momentum aangebroken. Als gunstige omstandigheden schrijft hij in : een centraal overleg op de sukkel ; het ogenschijnlijk eensgezinde Vlaamse applaus voor Karel Vinck ; het akkoord van alle Vlaamse sociale partners voor Vlaminov, het plan van economieminister Eric Van Rompuy (CVP) om de (Vlaamse) onroerende voorheffing te verlagen voor bedrijven die hun werkgelegenheid behouden of vermeerderen. Politiek niet onbelangrijk is dat die Vlaminov noodgewongen Marivlam vervangt, het Vlaamse plan om de federale vennootschapsbelasting te verlagen in ruil voor werkgelegenheidsinspanningen, maar dat de Waalse gewestregering als een vermoede poging tot federalisering van de fiscaliteit afschoot.

Luc Van den Brande kondigde dus spectaculair aan dat de Vlaamse regering op haar begroting 1998 via besparingen een substantieel bedrag hoeveel blijft een VdB-geheim zal vrijmaken om de arbeidskosten van de ondernemingen te verlagen. De Vlaamse regeringsleider opent daarmee in één klap verscheidene pistes voor het nieuw debat over de staatshervorming, dat pas tegen 1999 op de politieke agenda staat.

?Als er een Waals veto tegen die kostenverlaging komt, dan is er een ernstig probleem,? dreigde Van den Brande. ?Als België een rem is op de ontwikkeling van de Vlaamse economie, zitten wij in een ander schema.? Op een persconferentie filosofeerde hij dat Vlaanderen politiek en economisch perfect een onafhankelijke staat kan worden. Maar hij wil geen Vlaamse onafhankelijkheid, de negentiende-eeuwse natiestaat is voorbijgestreefd. De minister-president ziet daarentegen in Europa een nieuw kerngebied groeien, gevormd door Vlaanderen natuurlijk, het zuidelijk deel van Engeland, het noorden van Frankrijk (Nord-Pas-de-Calais), de zuidelijke Nederlandse provincies en het westelijk deel van Duitsland (Rijnland-Westfalen).

De gedachte sluit nauw aan bij de momenteel zeer populaire stelling van de Japanse goeroe Kenichi Ohmae, die ondanks de globale economie het meeste succes voorspelt voor kleine dynamische regio’s van 5 tot 25 miljoen inwoners. Met die potentiële partners wil Van den Brande alvast een akkoord over goed nabuurschap sluiten, in de eerste plaats om de uitwijking van ondernemingen te voorkomen. Dat zou hij ook kunnen proberen met de provincie Henegouwen, waar heel wat Vlaamse bedrijven, gelokt door het Europees subsidiegeld, gaan delokaliseren.

Met de belofte om de arbeidskosten te verlagen komt Van den Brande terecht op het terrein van de sociale bijdragen, en dus bij de harde kern van de Belgische sociale zekerheid. (Arbeidsplaatspremies zijn een andere mogelijkheid tot kostenverlaging, maar die botsen bij ietwat omvang op het veto van de Europese Commissie, wegens overtreding van de concurrentieregels). Hoe heilig die sociale zekerheid wel is, bleek bij de recente modernisering ervan, waarvoor het parlement de federale regering nochtans volmachten gaf. Verder dan een besparing in de pensioensector ten koste van de toekomstige vrouwelijke gepensioneerden en wat gerommel in de ziekteverzekering kwam het niet.

ER IS GEEN VLAAMSE CONSENSUS

In zijn ijver vergist Van den Brande zich in de mogelijkheid op een Vlaamse consensus. Het is een oude, van de Vlaamse beweging geërfde droom dat alle Vlamingen aan hetzelfde zeel trekken, iets wat meer werkbaar is bij het samenstellen van eisenbundels dan bij het uitstippelen van een politiek beleid. De socialistische Vlaamse vice-voorzitter (en minister van Onderwijs) Luc Van den Bossche talmde niet om de regeringsleider eraan te herinneren dat loonbeleid noch sociale zekerheid tot de Vlaamse bevoegdheden behoren. Zijn partijgenoot Robert Voorhamme, ex-Vlaams ABVV-leider, fulmineerde in de Vlaamse Raad tegen de verborgen agenda van Van den Brande : de lastenverlaging als hefboom gebruiken voor de overheveling van de sociale zekerheid kan niet. In een andere context, maar even terzake, herbevestigde Europees parlementslid Freddy Willockx (SP) zijn liefde en die van de echte socialisten voor de unitaire sociale zekerheid.

Er zijn geen redenen voorhanden om te geloven dat Vlaamse sociale akkoorden zo maar voor het oprapen liggen. Vakbondsmilitanten trekken hun rode, groene of blauwe jekker aan, zij marcheren niet voor werk achter een Vlaamse Leeuw. Vakbonden en werkgevers zijn sociale partners, geen bondgenoten voor een of ander hoger Vlaams belang. Zelfs het NCMV, de organisatie van zelfstandige ondernemers, vaart een koers die afwijkt van het VEV. Alleen over de noodzakelijke uitbreiding van het Vlaams sociaal-economisch overleg bestaat onder de partners een permanente consensus. Over aanvullende banenplannen, opleiding en innovatie en een en ander in de welzijnssector zijn zij inderdaad nogal vlug uitgepraat.

Als er ooit een Vlaams sociaal-economisch charter tot stand komt, zal dat onvermijdelijk het resultaat zijn van een botsing tussen verschillende maatschappijvisies en uiteenlopende sociale dan wel economische prioriteiten. Nu al smalen de bonden dat regeringsvoorzitter Luc Van den Brande al te gretig het VEV-model overneemt. (Iets wat zijn voorganger Gaston Geens ook al deed met de derde industriële revolutie van de Vlaamse werkgevers). Zij zullen zeker nog eens willen praten over de waarborgen voor de bijkomende werkgelegenheid, die een arbeidskostenverlaging pretendeert te scheppen.

HET VBO IS BANG

Het Verbond van Belgische Ondernemingen is in elk geval doodsbang van die plotse Vlaamse onderhandelingskoorts. De sectoriële koepelorganisatie ziet zijn ledenbestand nu al verschrompelen. Die paniek lijkt nodeloos, want zoals zopas is bewezen, ligt het echte sociaal-economische overleg in de bedrijfssectoren. Daar vinden werkgevers en werknemers gemeenschappelijke belangen en beheren zij gezamelijk hun ruime sociale fondsen. Het Vlaams Economisch Verbond blijft vooralsnog een losse vereniging van ondernemingen, met onderhandelaars die geen engagementen kunnen aangaan in naam van de leden. De bonden van hun kant zijn nog steeds de Vlaamse vleugels van nationale vakverbonden.

Kris Peeters, de topman het NCMV, heeft dan theoretisch ook overschot van gelijk met zijn stelling voor hem een eis dat echt Vlaams overleg alleen mogelijk wordt als het nationaal sectorieel overleg uitdooft. De nationale paritaire comités, waarin zijn vereniging weinig vertegenwoordigd is, moeten volgens Peeters de baan ruimen voor de sectorcommissies die werken in de schoot van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. Een heel radicale gedachte, waar behalve de zelfstandigenvereniging niemand achter staat. (Begrijpelijk, in de wetenschap dat in de 171 nationale paritaire comités en -subcomités over de drieduizend vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers zowat zesduizend mandaten bezetten).

Vlaanderen is egoïstisch en imperialistisch, luidde de reactie van PS-voorzitter Philippe Busquin op het pleidooi van Vinck. Zijn partijgenoot en voorzitter van het Waals gewest Robert Collignon liet noteren dat Wallonië geen Vlaams protectoraat is. Maar hij legde tegelijk zijn parlement een Note d’orientation sur la politique économique en Région wallonne voor, die zo op het kabinet-Van den Brande kon geschreven zijn. Gedelegeerd bestuurder Pierre Beaussart van de Union Wallonne des Entreprises staat achter de ideeën van Karel Vinck, met dien verstande : laten we ze in België realiseren. Ook PRL en PSC pleiten voor een sociaal akoord met arbeidskostenverlaging op federaal vlak. Tussen twee deuren fluisteren nu vakbondsleiders : daar komt een nieuw Belgisch sociaal pact van. Temeer omdat VBO-voorzitter Karel Boone zijn leden-ondernemers uit de loopgrachten naar de strijd voor werk jaagt.

Guido Despiegelaere

Vlaamse vakbondsbetogers dragen hun eigen kleuren, zelfs het liberale blauw.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content