Wat dacht u ervan om een keer met een gedicht te beginnen? Wij hebben hier toevallig iets liggen zie, van een jong en veelbelovend dichter. Niet zo bekend, komt zelden op de radio en nooit op televisie. Een gebrek aan moderne marketing, dat heb je vaak bij die rijmelaars. U moet wel een beetje in de gepaste sfeer zijn om er ten volle van te kunnen genieten, maar dat is eigen aan alle poëzie. Opgelet, hier gaan we.
Zij is
haar die ik alles gaf
want niets onthield
zelfs het Leven niet:
een paar druppels sperma
tussen de miljoenen misschien
die ik in haar schoot vergoot –
het zaad dat ik met mondjesmaat
sproei op het broze plantje
van een zingeving voor dit leven,
te weten:
even niet leven
maar goed zijn
in het diepst van haar lichaam
Met tederheid en liefde
tracht ik die aarde vruchtbaar te houden;
met mijn mond en met mijn handen
snoei ik het onkruid weg
om mezelf de weg vrij te maken,
even maar,
en opnieuw,
zolang ik de moed maar niet opgeef.
Wel? Eerlijk zeggen: wat vond u ervan? Goed, het rijmt niet, het metrum stokt, de opbouw hapert aan alle kanten, en de metaforen zijn niet altijd even gelukkig, misschien zelfs op het randje af onnozel. Maar afgezien daarvan? Reynebeau! Het is van Marc Reynebeau! Gekregen van Mia Doornaert: het hele boekje Spelbederf waarover wij het hier vorige week hadden. Ze heeft het ons toegestuurd, met op het begeleidende kaartje: ‘Groetjes, Mia & Dominique.’ Men zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar op de redactie van De Standaard wordt wat afgelachen, ook in klein formaat.
Dat gedicht van Reynebeau noopt tot nadere studie. Let vooral op het zaad dat hij mondjesmaat sproeit op het broze plantje van een zingeving voor dit leven, te weten even niet leven maar goed zijn in het diepst van haar lichaam. Wie kan zoiets vies zo mooi beschrijven nietwaar? ‘Erop en erover’, hebben wij onze chef-Wetstraat ooit in veel minder gevoelige woorden hetzelfde tafereel weten samenvatten.
Reynebeau is trouwens ook niet altijd zo fijngevoelig geweest. Nadat hij door de redactrices van Weekend was uitgeroepen tot meest sexy man van Vlaanderen, heeft hij bij hen eens in één klap alle krediet verloren door op een kennismakingsdag het orgasme te omschrijven als het moment waarop ‘hoe krijg ik haar in bed’ overgaat in ‘hoe krijg ik haar er weer uit’. Het jaar nadien was Herwig Van Hove de meest sexy man.
Zelf zijn wij geen specialist van de edele dichtkunst. Vraag ons niet of het bovenstaande een sonnet is, een rondeel, een sestina of een terzine. Evenmin kunnen wij een trochee van een jambe onderscheiden, laat staan een amfibrachys van een anapest. Maar de vraag is: klinkt het?
‘Met tederheid en liefde tracht ik de aarde vruchtbaar te houden, met mijn mond en met mijn handen snoei ik het onkruid weg om mezelf de weg vrij te maken.’ Goed, het kan zijn dat Mark Demesmaeker ooit hetzelfde heeft verteld in Groene vingers, maar daar houdt elke vergelijking toch op. Spelbederf, geschreven begin jaren tachtig, geeft een antwoord op de vraag waarom Rey- nebeau later in Knack zoveel verdienstelijke poëten met de grond heeft gelijkgemaakt. Als je het zelf zo goed kunt, valt het geknoei van anderen moeilijk te verteren natuurlijk.
Maar
slechts de blinde
ziet de schimmels niet drijven
in het Keuls water van
zijn eigen schoongewassen handen.
De woorden.
De abstrahering van die woorden.
Of: de doodzonde,
erger nog:
het ongeloof.
Zo blijft de
rondom ons centraal
geplaatste mens
de grote onbekende
(en wij ons met te weinigen
verdringen in de smalle luchtpijp
van een vereenzaamd cynisme)
Je zult daarna maar Leopold Nolens op je bureau krijgen. Of is het Leonard? Reynebeau moet niet zo bescheiden zijn: wat hij destijds gemaakt heeft, is grote poëzie. Hij moet die draad weer opnemen. Zijn stukken over Congo, Hergé, en de Vlaamse identiteit kennen we nu wel, hij moet weer gaan rijmen en dichten. Ter illustratie thans het slotgedicht, de apotheose zeg maar, uit Spelbederf.
Er was eens een boer uit Mali
Die ging naar een bar op de hoek toe.
Hij kwam er weer uit
Met jeuk aan zijn neus
En knoopte met moeite zijn jas dicht.
Koen Meulenaere