JA
‘Het wordt te vlug verengd naar een verbod op Turks op de werkvloer. We zijn een heel divers bedrijf met heel wat werknemers van vreemde herkomst. Omdat iedereen met elkaar moet samenwerken, willen we dat Nederlands de voertaal is op de werkvloer. Dat is niet alleen noodzakelijk om een veilige arbeidsomgeving te garanderen, maar ook voor de sfeer op het werk. Het is net daarom dat we het ook naar de refter doorgetrokken hebben. Er zal niemand afgedankt worden omdat hij zijn eigen taal spreekt. Maar wanneer iemand daardoor het respectvol omgaan met elkaar in het gedrang brengt, zal hij door de ploegbaas terechtgewezen worden of kan hij daarvoor een schriftelijke waarschuwing krijgen.
De verplichting om van Nederlands de voertaal te maken, is overigens niet opgelegd van bovenaf. Het is een afspraak die enkele jaren geleden gemaakt is in de ondernemingsraad, waar drie van de vijf werknemersvertegenwoordigers allochtoon zijn. Deze regel heeft niet als doel dat de allochtone werknemer voor zijn job moet vrezen omdat hij zich bijvoorbeeld eens in zijn moedertaal uitdrukt. We willen vermijden dat groepen zich afzonderen of zich uitgesloten voelen doordat allochtone werknemers moedwillig hun moedertaal blijven spreken.
Als bedrijf in een multiculturele stad als Genk is 70 procent van onze werknemers van allochtone afkomst. We hebben daar geen enkel probleem mee en proberen hen ook te helpen. Zo hebben we al twee keer taalcursussen georganiseerd en taaltests laten afnemen om te zien of iedereen genoeg Nederlands kent om zich behoorlijk uit te drukken. Natuurlijk is het niet voor iedereen even gemakkelijk om zich daarin verstaanbaar te maken. Werknemers doen er voor hun eigen belang goed aan om zoveel mogelijk Nederlands te spreken, ook in de refter, zodat ze al doende leren. Daarmee staan ze sterk op de arbeidsmarkt.’
NEE
‘Niemand en zeker niet de werknemers van HP Pelzer trekken het belang van Nederlands in twijfel. Dat is nodig voor de arbeidsveiligheid en voor de verstandhouding tussen de werknemers onderling. Maar het knelpunt is het sanctie- en afdankingsbeleid dat in het bedrijf gekoppeld wordt aan de verplichting om op de werkvloer en in de refter Nederlands te spreken. Werknemers zouden nu een vermaning of een schriftelijke waarschuwing kunnen krijgen als ze in een andere taal bezig zijn. Die schriftelijke waarschuwingen kunnen tot ontslag leiden. Dat is voor ons onaanvaardbaar.
Eigenlijk is het een te strenge interpretatie van het arbeidsreglement. In dat reglement, dat door de ondernemingsraad is goedgekeurd, staan een aantal overtredingen – onder andere dronkenschap – opgesomd, die aanleiding kunnen geven tot een mondelinge of schriftelijke waarschuwing of zelfs tot een schriftelijke ingebrekestelling. Als je drie van die vermaningen achter je naam hebt, kun je ontslagen worden. De verplichting om Nederlands te spreken staat weliswaar in het arbeidsreglement, maar zit niet in die opsomming. Daarom mag dat niet als een zware overtreding behandeld worden.
Het sociaal overleg verloopt vlot bij het bedrijf, maar inhoudelijk verschillen we nogal eens van mening. Tot nu toe is er ook nog niemand ontslagen omdat die richtlijn niet strikt werd nageleefd. Toch vragen wij dat voor dit geval het sanctie- en afdankingsbeleid afgeschaft wordt. Verder zou er een nieuwe taalcursus moeten worden georganiseerd, als dat nodig zou blijken. Want de werknemers beseffen zelf heel goed dat de kennis van het Nederlands noodzakelijk is voor de arbeidsveiligheid en de band met de andere werknemers. Maar als vier Turken in de refter onderling Turks spreken, daar heeft toch niemand last van?’
opgetekend door stijn fockedey