4 mei: dodenherdenking. 5 mei: viering van de bevrijding. 6 mei: rouwen om Pim. Zo hadden aanhangers van de vorig jaar vermoorde politicus de Nederlandse kalender graag herschreven gezien.

Maar het aantal Fortuyn-fans dat de onthulling van een standbeeld in Rotterdam bijwoonde, viel flink tegen. Ook de doop van een maagdelijk witte Pim-tulp in de Keukenhof moest het doen met een handjevol toeschouwers. Verkopers van Pim-mokken, Pim-vlaggen, Pim-theelepeltjes en ander foeilelijke Pim-merchandise konden hun waar aan de straatstenen niet kwijt. Een jaar na zijn dood lijkt Fortuyn al tot het grijze verleden te horen.

Niet alleen de man in de straat is zijn kale Messias vergeten. Ook van Fortuyns politieke erfenis is maar bar weinig blijven hangen. Het zootje ongeregeld van de LPF wist Nederland in no time tot bananenrepubliek te reduceren en betaalde daarvoor de electorale prijs met een verpletterende nederlaag. De politieke verhoudingen liggen nu weer ruwweg zoals voor 6 mei 2002. Fortuyn was een rimpeling in de geschiedenis, zijn moord enkel stof voor een spannende film van Thomas Ross en Theo van Gogh.

De ‘revolutie van Pim’ was een doodgeboren kindje. Nu had eenieder die wel eens iets van Fortuyn gelezen heeft dat kunnen voorspellen. Het Heilige Evangelie van de LPF predikt politieke renaissance, maar is niet meer dan een combinatie van opgewarmd neoconservatisme en borrelpraat overgoten met een saus van gejatte oneliners. Zelfs het veel geciteerde motto ‘Ik zeg wat ik denk, ik doe wat ik zeg’ was regelrecht plagiaat. De schrijver van Tegen de Islamisering van onze Cultuur roofde deze uitspraak nota bene van moslimactivist Malcolm X.

Maar eigenlijk is Fortuyns grootste manco geweest dat hij niet ver genoeg ging in zijn agitatie tegen paarse puinhopen, politieke correctheid en consensusmodel. Ook deze relnicht pur sang durfde niet hardop te stellen dat het slagen van de multiculturele samenleving meer fundamentele aanpassingen vergt dan een streng asielbeleid en het leren zingen van het Wilhelmus op de inburgeringscursus. Dat staatsbestuur meer is – en meer moet zijn – dan het runnen van een bedrijf. Dat het altijd maar opeisen van je recht ook het accepteren van je plicht inhoudt. En dat vrijblijvendheid zijn grenzen heeft – ook in Nederland. Maar zo ver is Fortuyn nooit gekomen. Na zijn dood haastten de gevestigde partijen zich om zijn populistische standpunten over asielzoekers en criminaliteit te assimileren in een poging het etiket ‘oude politiek’ af te schudden. En die symptoombestrijding bleek genoeg om de stuurloze volkswoede te koelen.

Ondertussen woekeren de problemen voort. Een visie ontwikkelen over hoe het verder moet met de precaire balans tussen islam en democratie, tussen integratie en Nederlandse identiteit, tussen markt en staat – geen politicus die er- aan toekomt. Het wachten is op een echte probleemoplosser. Want het volkse monster dat Fortuyn vorig jaar wakker schudde, slaapt nu. Maar onder het oppervlak gisten rancune en ontevredenheid. Voor je het weet, vliegen er weer kogels door het land.

Edo Dijksterhuis

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content