Als Etienne Vermeersch de bekendste Vlaamse ‘filosoof van het verstand’ is, dan is híj de bekendste Vlaamse ‘filosoof van het hart’. Na veertig jaar academisch denkwerk gaat hij met emeritaat. Herman De Dijn over de bazooka van Claus, het nut van de paternoster en het wezen van de wijsbegeerte. ‘Ik heb niet de minste bedoeling om wie dan ook te bekeren.’
‘Laat ik eerst zeggen wat het voor mij niet is’, antwoordt hij op de vraag wat filosofie voor hem betekent. ‘Sommige mensen vinden dat de filosofie een soort totaalbeeld van de werkelijkheid moet geven, dat filosofen voortdurend moeten denken aan alles wat is. Maar volgens mij is dat de taak van de wetenschap, niet van de filosofie. Wat de filosofie doet, is wat Socrates al deed: alles wat mensen vanzelfsprekend vinden, ter discussie stellen. Een attitude aannemen waardoor het vanzelfsprekende niet langer vanzelfsprekend is. Filosofie is kritische reflectie. Een filosoof stelt vragen in de diepte.’
Na bijna veertig jaar academisch denkwerk, waarvan ruim dertig jaar als hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de K.U.Leuven, gaat Herman De Dijn met emeritaat. Niet dat hij voorlopig veel zal rusten, want in januari vertrekt hij naar de prestigieuze universiteit van Harvard in de Verenigde Staten, om er een semester les te geven over Spinoza. De Dijn geniet een stevige reputatie als een van de belangrijkste conservatieve filosofen van de Lage Landen en publiceert, behalve uiteraard in filosofische vakbladen, geregeld in het christelijke opinieblad Tertio. Hij was ook een tijdlang columnist voor Knack.
Welke vraag houdt u momenteel vooral bezig?
HERMAN DE DIJN: De afgelopen tien jaar ben ik steeds dieper gaan nadenken over de vraag: wat is ethiek eigenlijk? Veel mensen gaan ervan uit dat ethiek een rationele bezigheid is, die niet zegt hoe de dingen zijn – dat doet de wetenschap – maar hoe de dingen zouden moeten zijn. Zoals de ratio de wetenschap heeft, zo heeft ze ook de ethiek. Denkt men. Welnu, ik ben tot de conclusie gekomen dat dat helemaal niet waar is.
Wat is ethiek dan wel volgens u?
DE DIJN: De ethiek behoort, net zoals de religie en de kunst, tot het domein van het hart, niet tot het domein van het verstand. De Schotse filosoof David Hume was de eerste die dat zo uitdrukkelijk heeft aangetoond: ethiek wortelt in attitudes, niet in rationele principes. De moraal hangt samen met manieren van leven van groepen mensen. Dat klopt ook met wat evolutionaire denkers daarover zeggen: de moraal is een door en door natuurlijk gegeven en geen kunstmatige, rationele uitvinding van de mens.
Is niet iedereen zich daarvan bewust?
DE DIJN: Nee, hoor. Neem het euthanasiedebat: daarin zie je heel goed welke redeneerfouten men doorgaans maakt. De redenering die men gebruikt, verloopt als volgt: er zijn bepaalde rationele principes waar we het allemaal over eens kunnen zijn, dus als we die principes op een specifiek geval toepassen, kunnen we een slotsom bereiken waarover iedereen het volledig eens kan zijn. Bij euthanasie gaat het dan om principes zoals de menselijke autonomie, het beginsel dat je anderen geen schade mag toebrengen, enzovoort… En de meeste mensen laten zich daardoor beetnemen, omdat ze denken dat die principes inderdaad vanzelfsprekend zijn. Maar dat zijn ze helemaal niet.
Wat scheelt eraan?
DE DIJN: Wij weten helemaal niet wat menselijke autonomie betekent. Wie daar even over nadenkt, begrijpt dat onmiddellijk. Als we het over euthanasie hebben, dan praten we over mensen die zich doorgaans in een situatie bevinden waardoor ze juist niet autonoom kunnen nadenken of oordelen. Ik zou het zelfs algemener durven te stellen: weten wij wel of de mens überhaupt zo autonoom is? Gek genoeg zeggen steeds meer wetenschappers en filosofen dat we nog nooit zo goed hebben beseft hoe gedetermineerd we wel zijn. Dat is dus al een enorme contradictie. Maar wordt daar-over gediscussieerd? Bij mijn weten nauwelijks. Of neem dat andere principe: als ik uit het leven wil stappen en ik doe daar niemand kwaad mee, dan is het zogezegd oké. Dat is de klassieke redenering. Maar laten we nu eens heel eerlijk zijn: weten wij dat wel zo zeker? Wat is schade? Over welk soort schade gaat het?
Welke schade kan iemand die euthanasie pleegt, aanrichten?
DE DIJN: Je zou bijvoorbeeld symbolische schade kunnen aanrichten. Doordat die daad voor de gemeenschap een bepaalde betekenis krijgt. Wat wij doen, is niet zonder betekenis. Niet alleen voor ons en voor onze naasten, maar voor iedereen die tot onze gemeenschap behoort. Individuele daden kunnen in bepaalde gevallen een voorbeeldfunctie hebben ten aanzien van een grote groep mensen.
Zo kan de euthanasie van Hugo Claus een grote impact hebben gehad op mensen die aan het begin van een dementieproces zitten: bedoelt u dat?
DE DIJN: Precies. Sommige mensen zouden bang kunnen worden, en zich afvragen of zij dat nu ook moeten doen. Let wel, ik zeg niet dat ik euthanasie in elk geval automatisch afkeur – daar spreek ik mij nu niet over uit. Wel beweer ik dat het ‘debat’ over de euthanasie van Claus in de media op een verbijsterende manier werd gevoerd. Het was praktisch unisono een lofzang, een uitzondering niet te na gesproken. Je zou het niet verwachten van intelligente mensen, maar kritische reflectie was hier blijkbaar te gevaarlijk voor de eigen reputatie.
Uiteindelijk moet iedereen toch een kant kiezen in zo’n debat? U toch ook?
DE DIJN: Helemaal niet. Ik voel mij niet verplicht, noch gedreven om over een concreet geval een uitspraak te doen. Ik heb Hugo Claus niet gekend, ik heb zijn proces niet gevolgd. Wat ik wel kan zeggen, is dat het verkeerd is om hem als het grote voorbeeld voor ons allen af te schilderen. Want dan suggereert men dat euthanasie de enige juiste optie is. Dan maak je van Claus een rolmodel.
Dat heeft toch niemand gedaan?
DE DIJN: O jawel, hij werd zelfs ‘een morele held’ genoemd. Als dat geen aanbeveling is, dan weet ik het niet meer. En dat is voor mij over de schreef. Ik kan me inbeelden dat in uitzonderlijke gevallen euthanasie de enige uitweg lijkt – het leven is ingewikkeld. Maar ik wil zeker vraagtekens zetten bij wat ik het sentimentalisme noem: als ik er mij goed bij voel, is het in orde. Ik wil euthanasie kunnen vragen wanneer ik dat wil, en de rest bekijkt het maar – dát idee. Die gedachte is verwant aan de overtuiging dat mijn gevoelens het belangrijkste zijn in het leven. En dat is dikke zever, natuurlijk. Want waarover gaat het écht in dit leven?
Goede vraag.
DE DIJN: (lacht) Natuurlijk gaat het ook een beetje om hoe ik mij voel. Ik wil mij ook af en toe een beetje goed voelen. Ik zou wel gek zijn om dat niet te willen. Maar de gedachte dat het ongeremde zich goed voelen het allerbelangrijkste is, wordt nu openlijk door de commercie gepropageerd. Wat staat er op de vrachtwagens van Delhaize? Leef zoals je wil! Wat lees ik in de brochure van Ikea? Leef nu! Onze cultuur zit vol met die gedachte, het is dé preek van dit moment. Vroeger ging de preek over de hemel, nu gaat de preek over de aarde. En die preek van vroeger deugde niet, maar die van vandaag deugt evenmin.
Maar wat is nu het belangrijkste in het leven?
DE DIJN: Als het er echt op aankomt? Mijn vrouw, mijn kinderen, mijn ouders – dat kan voor iedereen iets anders zijn. Maar zeker niet mijn gevoelens. Sterker nog: als ik bepaalde dingen moet doen die echt belangrijk zijn, dan kunnen mijn gevoelens mij niet schelen. Mijn vrouw en mijn kinderen zijn er niet om mij een goed gevoel te bezorgen. Mijn goede gevoelens zijn bijproducten van de relatie die ik met hen heb. Wij spannen vandaag de kar voor het paard. Goede gevoelens zijn meegenomen, maar zijn niet de essentie.
Het risico bestaat zelfs dat er slechte gevoelens opduiken.
DE DIJN: Natuurlijk. Miserie is altijd mogelijk. En wat is dan de morele attitude? Ik dump ze? Nee, de morele attitude, en dat weet iedereen, is dan om bij je vrouw, je kinderen, je vrienden te blijven. Ik ben natuurlijk niet onnozel, ik weet ook wel dat het soms tot een breuk kan komen, maar mijn centrale gedachte is duidelijk. Ik wil daar trouwens meteen aan toevoegen dat het sentimentalisme niet de enige stroming meer is die kenmerkend is voor de tijdsgeest. Er is een tegenstroming met hoe langer hoe meer aandacht voor het belang van tradities en waarden. Niet alleen in de politiek, maar zelfs in de economie. Wat is er vandaag aan de hand met onze banken? Een gebrek aan vertrouwen! Is er een duidelijker voorbeeld denkbaar van het belang van zulke op het eerste gezicht nogal ouderwetse waarden: vriendschap, eergevoel, vertrouwen… Dat zijn allemaal waarden die te maken hebben met het hart, niet met het verstand.
Als u de wat conservatieve filosoof van het hart bent, dan is Etienne Vermeersch de veeleer progressieve filosoof van het verstand. Herkent u zich in die tweestrijd?
DE DIJN: Jazeker, die polariteit tussen ons bestaat inderdaad. En het is een polariteit die het individuele overstijgt, dat is het mooie eraan. Etienne en ik zijn vertegenwoordigers van verschillende tradities. Hij is een typische vertegenwoordiger van de verlichting, van het idee dat de ratio alles moet sturen. Ik ben een vertegenwoordiger van de traditie die gelooft dat de belangrijkste zaken in het leven meer met het hart dan met het verstand te maken hebben. Ik vind dat Etienne zich vergist en hij vindt van mij waarschijnlijk hetzelfde. Maar dat belet niet dat wij elkaar als mens wel degelijk kunnen appreciëren. Ik heb hem altijd een eerlijk en verstandig mens gevonden. Alleen vind ik hem veel redelijker onder vier ogen dan wanneer je hem op de televisie ziet. Maar goed, dat is nu eenmaal zijn temperament.
Vermeersch wil mensen overtuigen.
DE DIJN: Juist. Hij preekt. En dat doe ik niet. Ik wil eerst en vooral voor mijzelf weten hoe de dingen in elkaar zitten. Dat wil ik dan achteraf ook wel meedelen, aan mijn studenten of aan de lezers van mijn boeken. Maar ik heb niet de minste bedoeling om wie dan ook te overtuigen of te bekeren. Die bekeringsijver is vandaag veeleer typisch voor mensen die geloven dat alles in het menselijke leven kan worden gerationaliseerd. Maar dat loopt altijd faliekant af. Volgens Hannah Arendt leidt dat overdreven geloof in de menselijke ratio uiteindelijk tot totalitarisme. Wie probeert het leven te rationaliseren, krijgt alleen maar miserie. Het is sowieso al miserie bij de mens. En wie probeert die miserie helemaal weg te werken door alles te rationaliseren, produceert alleen maar meer miserie.
Er was vóór de verlichting toch ook al behoorlijk wat miserie, niet? Voor het totalitarisme uit de twintigste eeuw waren er de kruistochten, de inquisitie…
DE DIJN: Natuurlijk, die miserie zal er altijd zijn. De vraag is niet hoe we de hemel op aarde tot stand kunnen brengen, de vraag is hoe we de hel zo beperkt mogelijk kunnen houden.
Hoe kijkt u naar religie?
DE DIJN: Een moderne kritiek op religie is dat ze niet rationeel is, dat ze zich met pseudowetenschap bezighoudt. Maar dat is larie, natuurlijk. Religie heeft niets met wetenschap te maken, dus ook niet met pseudowetenschap. Religie hoeft helemaal geen wereldbeeld te bieden dat kan concurreren met het wereldbeeld van de wetenschap.
Ze heeft wel die ambitie.
DE DIJN: Soms heeft ze inderdaad, volkomen ten onrechte, die ambitie. Religie is een zeer natuurlijk fenomeen, dat je in alle mensengroepen vindt, dus waarom zou er dan niets mis mee kunnen zijn? Er is met alle menselijke dingen iets mis, dus ook met religie. Maar een tegenspraak tussen wetenschap en religie is principieel uitgesloten, omdat religie niets met de ratio, maar – alweer – alles met het hart te maken heeft. Kijk, iedereen zal akkoord gaan dat er geen tegenspraak kan zijn tussen kunst en wetenschap. Natuurlijk zijn er soms kunstenaars die domme dingen zeggen, die denken dat ze een soort wetenschappers zijn – maar dat kunnen we makkelijk doorprikken. Wel, voor religie geldt exact hetzelfde. Een conflict met de wetenschap is absoluut niet aan de orde.
Zegt de filosoof, maar weten die gelovigen dat ook?
DE DIJN: Niet noodzakelijk. Maar doet dat iets af aan hun geloof? Gelovigen zeggen allerlei stomme dingen, dat is juist. Net zoals die kunstenaars dat soms doen. Dat is spijtig, en dat geeft een verkeerd beeld van religie. Het creationisme, bijvoorbeeld, is complete nonsens. Intelligent design? Totaal overbodig. Maar dat is geen reden om religie te veroordelen. Trouwens, wetenschappers zeggen soms ook heel domme dingen over religie.
Bijvoorbeeld?
DE DIJN: Denk aan wat mensen zoals Richard Dawkins schrijven: dat religie een pest is die moet worden uitgeroeid. Dat we er alles aan moeten doen om alle godsdiensten te doen verdwijnen. Alweer een typisch idee dat stamt uit de Franse verlichting. Of denk aan wat Hugo Claus weleens zei: ‘De bazooka erop!’ Dat vind ik dus onzin. Spinoza, die men soms ten onrechte beschouwt als een voorloper van de Franse verlichting, zou dat ook onzin gevonden hebben. Religie is een natuurlijk fenomeen dat zowel positief als negatief kan uitpakken. Spinoza begreep dat je religie niet kúnt uitroeien, dat het iets menselijks is dat nooit zal verdwijnen. Wat we moeten doen, is de positieve aspecten versterken en de negatieve aspecten proberen te te elimineren. Voor zover we dat kunnen, tenminste. De vergelijking is een beetje oneerbiedig, maar wel efficiënt: religie is zoals seks. Iedereen weet dat seks verschrikkelijk kan zijn: de ellende die daarvan het gevolg is, de moordpartijen, de pesterijen, de verkrachtingen, het kindermisbruik… Allemaal afschuwelijk. Maar wat doen we ermee? De bazooka erop? Nonsens!
Voelt u zich nog thuis in de katholieke Kerk?
DE DIJN: Ja, en dat is misschien raar voor een filosoof. Maar ik ga zeer regelmatig naar de kerk en zie absoluut geen contradictie tussen mijn filosoferen en mijn geloof.
Wat is geloven voor u?
DE DIJN: Geloven is voor mij: iets doen. Naar de kerk gaan, bidden. Gelovig zijn betekent voor mij: daar tijd voor maken. Even alles laten vallen om daar gewoon te gaan zitten, en alle gejaag en gedoe stil te leggen. Gebeurt er niets, dan gebeurt er niets. Gebeurt er wel iets, dan gebeurt er iets. Dat is geloven. Je luistert naar de woorden van de priester en af en toe krijg je een klop op je kop door die ene zin die precies uitdrukt wat je op dat moment moest horen. Als de priester een parabel voorleest, is het soms alsof je die voor de eerste keer hoort. En dat doet iets in je leven. Soms. Meestal niet, hoor. Maar het gebeurt.
U hebt het bidden van een paternoster, wat tegenwoordig bijna niemand nog doet, weleens vergeleken met mediteren, wat tegenwoordig bijna iedereen wil doen.
DE DIJN: Natuurlijk, dat is toch hetzelfde, maar niemand ziet dat blijkbaar. Ik vind het heel erg dat wij op zoek gaan naar allerlei dingen die wij niet goed begrijpen, terwijl wij onze eigen traditie overboord gooien. Het boeddhisme is erg populair, maar hoeveel mensen snappen er echt iets van? Terwijl wij onze eigen rituelen nog wel kennen, zelfs nu we ze bijna allemaal hebben afgeschaft: geen vis op vrijdag, de mis op zondag… Ik gooi geen steen naar de Kerk hoor, want de Kerk is ook maar een menselijke instelling. Maar het is een spijtige evolutie.
Voor de meeste conservatieven was mei 68 een dieptepunt in de recente geschiedenis. Voor u ook?
DE DIJN: Nee. Je kunt die culturele beweging betreuren en tegelijk beseffen dat het niet anders kon. Dat is mijn invalshoek. Je kunt die hele periode niet begrijpen zonder de politieke en economische ontwikkelingen van die tijd te begrijpen. Voor het eerst in de geschiedenis krijg je een heleboel jonge mensen die over ongekende mogelijkheden beschikken: media, mobiliteit, onderwijs… Ik kan u verzekeren, dat was een heerlijke tijd. Ik was in 1966 zelf praeses bij de filosofen en heb ook enorm genoten van het gevoel van vrijheid, zo niet losbandigheid, dat toen heerste. Ik heb er de beste herinneringen aan, ook al betreur ik het als culturele beweging.
Wat betreurt u dan precies?
DE DIJN: Die beweging was de voorbode van het huidige sentimentalisme. In katholieke landen ging zij gepaard met een opflakkering van het linkse denken, van het marxisme. In Leuven zag je in twee jaar tijd een verschuiving van het nationalistische ‘Walen buiten!’ naar het marxistische ‘Bourgeois buiten!’ – heel vreemd was dat. In Amsterdam waren de mei 68’ers veeleer libertair, bij ons werd het binnen de kortste keren iets doctrinairs, een zwaar marxistisch gedirigeerde beweging. Die natuurlijk in heel korte tijd de steun van de massa verloor. Dat zie je in alle katholieke landen.
Waarom juist in katholieke landen?
DE DIJN: Volgens mij had het ermee te maken dat wij allemaal uit katholieke colleges kwamen. Wat zouden wij geworden zijn vóór mei 68? Missionaris. En wat was het nieuwe ideaal? De verbetering van de maatschappij. Er ontstond een nieuwe utopie. Maar de voormannen waren in feite nog altijd een soort missionarissen. Kris Merckx, bijvoorbeeld, die man heeft toch zijn hele leven op het spel gezet voor wat zogezegd de goede zaak is – via Geneeskunde voor het volk, via Amada en later de Partij van de Arbeid. Ik ben het volstrekt niet met hem eens, maar heb eigenlijk nog altijd bewondering voor die man. Hij is een missionaris.
Zag u dat toen ook al?
DE DIJN: Nee, deze analyse maak ik veertig jaar na de feiten. Toen begreep ik dat niet. Ik kon er ook niet in meegaan. Mijn vader was fabrieksarbeider en ik was met veel geluk aan de universiteit geraakt. Toen een aantal studentenleiders ons kwam vertellen dat we moesten stoppen met studeren om in de fabriek te gaan werken, ging dat er bij mij niet in. Ik was ook niet zozeer met politiek bezig, maar met studeren.
Wat vindt u van de politieke vertoning die wij het afgelopen jaar hebben gezien?
DE DIJN: Er is tegenwoordig iets met het Vlaamse nationalisme dat mij niet erg bevalt. En dat heeft niet zozeer te maken met het verschil tussen links en rechts. Het Vlaamse nationalisme is typisch progressief liberaal geworden, met als centrale ambitie: wij doen het goed en we gaan het nog beter doen, wij gaan een Europese topregio worden, en dus willen we geen blok aan ons been, zoals de Walen dat nu zogezegd zijn. Het enige wat wij nog nastreven, is blijkbaar: zo rijk mogelijk zijn. Wie ons in die ambitie dwarsboomt, stoten we af. Wat houdt ons straks tegen om dan ook ineens maar de Limburgers af te stoten?
Bent u een belgicist?
DE DIJN: In een bepaald opzicht wel, ja. Vlamingen en Walen delen bepaalde waarden, al is het heel erg moeilijk om daar precies de vinger op te leggen. Maar we delen ook een bepaalde geschiedenis, bepaalde symbolen – allemaal zaken die men gewoon overboord zou gooien.
U verdedigt ook nog steeds het koningshuis.
DE DIJN: Al ben ik de laatste mens in Vlaanderen, maar ik zal het koningshuis inderdaad blijven verdedigen. Het koningshuis is een instelling die iets vertegenwoordigt, het is een symbool, onder meer van het samengaan van Walen en Vlamingen, van het behoren tot een grote familie van vreemden met wie we toch een band hebben. Ik zeg dus: laten we alstublieft die koning behouden. Die man heeft daar trouwens niet zelf voor gekozen, hij is een gevangene die volgens mij veeleer te beklagen is. Maar hij heeft een soort sacrale functie. Dat zie je op momenten van grote crisis. In de affaire-Dutroux, bijvoorbeeld, toen de koning de ouders ging steunen. Dat is enorm belangrijk. Alleen al daarvoor zou je die functie moeten behouden en die man betalen zoals het hoort.
Vertegenwoordigt de koning het hart en het parlement het verstand?
DE DIJN: Zelfs het parlement vertegenwoordigt niet alleen het verstand. Als je het puur rationeel bekijkt, zou je zeggen: zet die mensen ergens in een splinternieuw gebouw met alles erop en eraan, dan zijn we van dat belachelijke halfrond af. Maar nee, dat mag nooit gebeuren, dat parlement is een belangrijke symbolische plek. De verkiezingen zijn ook een ritueel van de democratie. En ook niet volledig rationeel. Zogezegd maakt elke burger een weldoordachte, rationele keuze, na kennisname van alle partijprogramma’s. En dan worden al die ratio-nele keuzes bij elkaar opgeteld en hebben we de oplossing. Maar dat is de realiteit natuurlijk niet.
Wat zijn verkiezingen dan wel?
DE DIJN: Een ritueel, waarbij iedereen het huis uit moet. (lacht) De blinden en de niet-horenden, de krankzinnigen en de slimmen, de klungelaars en de professoren – die worden allemaal hun huis uitgejaagd om met karren naar lokalen te worden gevoerd waar ze, zonder dat ze goed weten wat ze doen, een bolletje zwart verven. En daar komt dan iets uit dat helemaal niet perfect is. (lacht) En zo is het goed, zo hoort het. De verkozenen des volks begaan af en toe stommiteiten, maar door de ups en downs van de verkiezingen krijg je een nivellering van die stommiteiten. Gelukkig maar. Ook dat is een typisch conservatieve gedachte: het democratische systeem dient ervoor om te verhinderen dat we al té stomme dingen doen.
Er moet vooral geen filosoof aan het roer komen?
DE DIJN: Nee, alstublieft niet. Dat was het idee van Plato: de filosoof-koning. Een rámp zou het zijn. Nee, het is goed zoals het is. Laten we niet proberen om het perfect te maken, want dat lukt toch niet.
MEER INFO: www.hermandedijn.be
DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO DIMITRI VAN ZEEBROECK