
RASTIGNAC IN BRUSSEL
Albert baron de Vleeschauwer van Braeckel, geboren als Joseph Albert De Vleeschauwer, zoon van de postbode van Nederbrakel, was een van de belangrijkste Belgische politici tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Toch eindigde zijn leven in bitterheid.
Een Franstalig blad in Brussel noemde hem ‘ een Rastignac‘, naar de wildam-bitieuze romanfiguur van Honoré de Balzac, Eugène de Rastignac, die uitkijkend over Parijs uitroept: ‘ A nous deux maintenant!‘
Zijn bijnaam luidde: ‘ Ik alleen!‘ want zijn eergierigheid, eigenzinnigheid, koppigheid en zelfgenoegzaamheid waren haast onuitstaanbaar.
‘Een wat enge man’, zegt wie hem ontmoette op latere leeftijd, toen hij al, ondanks zijn titel van baron, sterk verbitterd was.
En toch was Albert De Vleeschauwer, want over hem gaat het, een van de belangrijkste Belgische politici tijdens en meteen na de Tweede Wereldoorlog.
‘ Ik alleen!‘ is ook de titel van de uitstekende biografie geschreven door Bert Govaerts, die niet alleen de politieke carrière van Albert De Vleeschauwer in het juiste licht zet, maar ook een heel accuraat beeld schept van de voor- en naoorlogse politieke mores.
Albert De Vleeschauwer werd in 1897 geboren in Nederbrakel als zoon van de postbode. Zoals wel vaker in die tijd was het de hoofdonderwijzer van de dorpsschool die de ouders wees op de hoge begaafdheid van hun jongste zoon.
De ouders van de kleine Albert gebruikten een bekende truc om diens studiekosten betaald te krijgen. Albert schreef een brief aan de paters pas- sionisten waarin hij getuigde van zijn ‘ernstige begeerte’ om missionaris-passionist te worden. Zo’n brief was het toegangsticket tot het juvenaat in Kortrijk dat dan de studiekosten voor zijn rekening nam. Doch de ‘begeerte’ nam snel af nadat De Vleeschauwer na de Eerste Wereldoorlog in Leuven zijn rechtenstudies had aangevat.
De rechtenstudent Albert De Vleeschauwer was Vlaamsgezind, trok mee op in de studentenbeweging. Eenmaal advocaat, gevestigd in Leuven, telde hij onder zijn cliënten de Boerenbond, toen al een machtige organisatie die hem toegang verschafte tot de invloedrijkste politieke milieus.
Hij stelde zich een eerste keer verkiesbaar in zijn geboortestreek, in het arrondissement Oudenaarde, en kwam er meteen in conflict met zijn streekgenoot Leo Vindevogel, de latere oorlogsburgemeester van Ronse die in 1945 werd geëxecuteerd. Later verlegde hij zijn electoraal terrein naar Leuven.
De Vleeschauwer was een man met doorzicht, zeker wanneer het om macht ging. Hij kwam ongeschonden uit de interne strijd die onder de Vlaamse katholieken woedde.
Met de steun van de Boerenbond werd hij kabinetschef van minister van Landbouw Hendrik Baels, de vader van de latere prinses Lilian.
Weinige jaren later werd De Vleeschauwer zelf minister in de regering van de socialist Paul-Henri Spaak. Hij landde niet op het departement Landbouw, zoals gehoopt, maar op dat van Koloniën.
De Franstalige pers borstelde bij zijn aantreden karikaturale portretten van deze Vlaamse ‘ rustre – boerenkinkel’ die nog nooit in de buurt van de kolonie was geweest.
Na de val van Spaak bleef De Vleeschauwer even aan de kant, maar wanneer de katholiek Hubert Pierlot in 1939 zijn tweede regering op de been bracht, keerde De Vleeschauwer terug op Koloniën, waar zijn werk werd gewaardeerd, vooral door Pierre Ryckmans, gouverneur-generaal van Belgisch Congo.
Er hing toen al zwaar weer boven Europa. Een jaar later, in mei 1940, werd België door de Duitse legers onder de voet gelopen.
Koning Leopold III hoopte op een vergelijk met de Duitsers en speelde met de gedachte om na het krijgsgeweld een autoritair regime te installeren.
De regering had na een bits afscheid van de koning het land verlaten en zwierf vertwijfeld door Frankrijk. Sommige excellenties wilden terug naar België, anderen zetten de oorlog liever voort aan de zijde van het Verenigd Koninkrijk. Terwijl de regering nog in Frankrijk verbleef, trok de liberale minister Marcel-Henri Jaspar alvast naar Londen en wierp er zich op als de enig legitieme vertegenwoordiger van de Belgische regering. Aangestoken door het voorbeeld van de Franse generaal Charles de Gaulle, riep Jaspar in een gezwollen radiotoespraak op tot de strijd en eindigde met de voor een vooraanstaand vrijdenker en logelid toch wat vreemde aanroeping: ‘God zal België en zijn geallieerden beschermen.’
Maar de Britten vertrouwden Jaspar niet. Ze vonden hem ‘een oplichter’. De socialist Camille Huysmans, intussen ook in Londen aangekomen, stelde bij zijn Britse gastheren Jaspar voor als ‘een bedrieger en renegaat’.
Alles veranderde met de aankomst van Albert de Vleeschauwer in Londen. Het was ambtenaar Max Horn van het departement Koloniën die zijn minister had aangeraden niet meteen naar Congo te vertrekken, zoals die zich had voorgenomen, maar eerst in Londen met de Britse regering te gaan praten. De Vleeschauwer volgde de raad van Horn en gaf daarmee een belangrijke wending aan het optreden van de nog steeds aarzelende Belgische regering.
In Londen werd De Vleeschauwer opgewacht door de uitbundig besnorde Belgische ambassadeur Emile-Ernest baron Cartier de Marchienne, een veteraan die als Belgisch diplomaat had gedebuteerd tijdens de Boksersopstand in China.
Cartier de Marchienne, die in Londen over de juiste contacten beschikte, loodste De Vleeschauwer, vier dagen na diens aankomst, naar Downing Street, bij premier Winston Churchill en minister van Buitenlandse Zaken Lord Halifax.
Die dag, 8 juli 1940, gaf De Vleeschauwer de Britten de zekerheid dat Belgisch Congo, aangestuurd door hemzelf als pas aangestelde administrateur-generaal van de kolonie, een oorlogvoerende geallieerde zou blijven. Hij beloofde Churchill dat alle grondstoffen en mankracht in Congo ter beschikking zouden staan van de geallieerden. De Vleeschauwer kondigde ook aan de Belgische regering te zullen overtuigen om zo snel mogelijk naar Londen te komen.
De Vleeschauwer keerde inderdaad terug naar het continent. Op de Frans-Spaanse grens, in Le Perthus had hij een gesprek met Pierlot en Spaak. Minister van Financiën Camille Gutt vergezelde hem terug naar Londen. De anderen volgden later en op 31 oktober 1940 werd de legitieme vierkoppige Londense regering Pierlot, Spaak, Gutt, De Vleeschauwer geïnstalleerd. Voor koning Leopold in Laken bleef geen andere keuze dan zijn politieke plannen op te bergen.
Congo was niet alleen van belang voor de ravitaillering van de geallieerden, en later voor de uraniumleveringen aan de Verenigde Staten, de kolonie was ook de eerste bron van inkomsten voor de Belgische regering in Londen.
Opmerkelijk was dat De Vleeschauwer tijdens de oorlogsjaren sluiks contact behield met de koninklijke entourage om Leopold te overtuigen van zijn blijvende trouw. Hij hield ook woord, want na de bevrijding koos De Vleeschauwer in de koningskwestie onomwonden voor het Leopoldistische kamp. Wat hem dan weer niet in dank werd afgenomen door de socialisten.
Dat de Vleeschauwer minister van Binnenlandse Zaken was toen gendarmes op 30 juli 1950 in Grâce-Berleur het vuur openden op anti-Leopoldistische demonstranten, diende zijn zaak allerminst. In de krant Le Peuple werd hij naderhand nooit meer anders beschreven dan als ‘ le triste héros de Grâce-Berleur‘. De Vleeschauwer heeft nooit getracht die verantwoordelijkheid te ontlopen. Tot het einde verdedigde hij het optreden van de gendarmerie.
Luttele weken na de dodelijke schietpartij in Grâce-Berleur werd in het naburige Seraing de communist Julien Lahaut door Leopoldisten neergeschoten. Die zou ‘Vive la république!’ hebben geroepen bij de eedaflegging van koning Boudewijn. Na de moord verdween De Vleeschauwer even naar een schuiladres in Frankrijk. Omdat hij, zo beweerde hij, door anti-Leopoldisten met de dood werd bedreigd. Omdat De Vleeschauwer zelf contacten had met de Leopoldistische milieus die de moord op Lahaut organiseerden, beweerden anderen – al werd voor dat laatste nooit een bewijs geleverd.
De Vleeschauwer was minister van Landbouw in de regering van Gaston Eyskens toen hij in 1960 ontslag diende te nemen, want verdacht van betrokkenheid bij een bedrieglijk faillissement van een onderneming in Congo. De Vleeschauwer was ervan overtuigd dat de socialisten hem hiermee zijn optreden in 1950 betaald zetten. Een overtuiging die nog werd gesterkt nadat hij in beroep werd vrijgesproken.
De politieke rehabilitatie die hij van zijn partij CVP verwachtte, kwam er niet. De man die in 1940 in zijn eentje België aan de zijde van de geallieerden hield, werd nooit minister van Staat.
Toen De Vleeschauwer in 1971 stierf, was hij een politieke non-person. Het satirische blad Pan schreef: ‘ Ik alleen, nu echt alleen.‘
BERT GOVAERTS, ‘IK ALLEEN!’ EEN BIOGRAFIE VAN ALBERT DE VLEESCHAUWER (1897-1971), HOUTEKIET, 24,95 EURO.
door Rik Van Cauwelaert
Hij beloofde Churchill dat alle grondstoffen en mankracht in Congo ter beschikking zouden staan van de geallieerden.
De politieke rehabilitatie die hij van zijn partij CVP verwachtte, kwam er niet.