Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

In de Driewieler, het café van de Wase polderboeren, stelde Chris De Stoop vorige week zijn nieuwe boek ‘De bres’ voor. Knack vroeg hem een fragment uit zijn toespraak.

Een boek over de teloorgang van de polder, van de polderboeren, en van de echte boerenlandbouw, dat is wat ik al op m’n achttien jaar wou schrijven. In die tijd, toen hier honderden polderboeren verdreven werden, was ik daar al érg door geraakt. Maar wanneer ik nu, ruim twintig jaar later, naar dat slagveld terugkeer, ben ik zo mogelijk nog meer verbijsterd dan toen. Ik ben afkomstig van de andere kant van deze polder, een boerenzoon – en, stel u voor, dan nog een boerenzoon die zich niet tegen z’n afkomst afzet, maar er zich mee identificeert. Een persoonlijk boek over het geschonden land van m’n vader – ik was erg bang om eraan te beginnen, want in zo’n boek móét je je kwetsbaar opstellen, maar ik was nog banger dat ik het mij later zou verwijten dit boek nooit geschreven te hebben.

Een persoonlijk boek, heb ik al gezegd, maar natuurlijk wél over een onderwerp dat mij maatschappelijk zeer relevant lijkt – laat het mij de aanslag op het platteland noemen. U zal merken, het boek begint in een sfeer van overdreven nostalgie en eindigt in een bui van diepe bitterheid. En zo is het voor mij hier ook gegaan, in dat jaar dat ik doorgebracht heb in het Hooghuis, onder de kerktoren van Doel. De Wase polder is een streek met grote historische, landbouwkundige en ecologische waarde. Het is niet zomaar een soort braakland dat al eeuwen ligt te smachten naar de bulldozers en de baggerboten, die u er nu kunt zien.

De schokkende gedaanteverwisseling van dat land wou ik, hier aan de frontlinie van de havenuitbreiding, met de Doelenaars méémaken, en ik wou dat proces vooral door de ogen van de polderboeren volgen. Sterke, eigenzinnige, tragische mensen – nog echte overlevers. Ook Doel zelf, een dorp met littekens en trauma’s, is een dorp dat, miraculeus bijna, nog altijd lééft. Die overlevingskracht kan je alleen maar bewonderen. Maar de aftakeling heb ik het voorbije jaar natuurlijk ook zien gebeuren. De oude dorpssamenleving wankelt op z’n grondvesten. Dat is hier zo, maar dat is volgens mijn gevoel ook elders zo. Daarom wil het verhaal van deze polder ook een symbolisch, exemplarisch verhaal van het hele Vlaamse platteland zijn.

BLIJVERS EN WIJKERS

Mag ik eerst toch nog iets aanstippen over de grote ontreddering die er hier op dit moment heerst, want de mensen zouden het mij niet vergeven als ik het niet zeg. De overheid heeft de mensen hier verdeeld en tegen elkaar opgezet: je hebt nu zogenaamde ‘wijkers’ en ‘blijvers’. Ik heb met de twee meegeleefd. Niémand heeft om die dokken gevraagd; niemand is blij om de teloorgang. Er zijn wijkers die dringend weg moeten: ze hebben een ander huis, ander werk, overbruggingskredieten, of andere goede redenen. Zij zaten in de procedure voor ‘minnelijke onteigening’, maar die is al maanden stopgezet. Voor de zomer werd het gewestplan geschorst. Dat had twee gevolgen: de graafwerken in het dok én de minnelijke onteigeningen vielen stil. In enkele dagen tijd zorgde de regering voor een nieuwe bouwvergunning voor het dok en werd er voortgegraven. Maar drie maanden later is er nog altijd geen oplossing voor de minnelijke onteigeningen. Die mensen voelen zich naar eigen zeggen ‘gegijzeld’.

Voor de blijvers is er zo mogelijk nog meer onzekerheid. De regering besloot in mei om hen gedwongen te onteigenen tegen 2004, maar daarna zouden ze nog een tijdelijk ‘woonrecht’ krijgen, tot er beslist wordt over een tweede dok, vermoedelijk pal over het dorp. Dat tweede dok is een kras voorbeeld van de sluipende besluitvorming, de verborgen agenda, die er in dit dossier wel altijd geweest is. De volgende jaren zijn de mensen gedoemd om hier te leven zonder perspectief, zonder zekerheid. We zijn nu september, maar ze weten nog altijd niet wat ze zich bij dat ‘woonrecht’ moeten voorstellen. Dat heeft zeer concrete gevolgen. Er zijn in mijn buurt mensen met een dak dat lekt. Zij kunnen toch onmogelijk een miljoen investeren in een nieuw dak voor een huis dat de overheid hen straks afneemt. Intussen blijft dat dak lekken. Intussen blijft dat dorp verloederen. Het is alsof men het gewoon aan z’n lot overlaat, in de hoop dat het wel vanzelf zal doodbloeden.

De gemeenschap en de streek gaan kapot aan dertig jaar chaos en geknoei, dat is het bittere besluit. En nog bitterder: dat gaat maar door. Dat stopt nooit. Zo voelen velen het hier aan. En dat slaat vooral wonden op psychisch vlak: men pakt hun huis af, men pakt hun grond af, maar men pakt vooral hun trots en eigenwaarde af. Daarom heb ik hier ook mensen ziek zien worden, depressief, gek van onzekerheid. Een uitputtingsslag. De strategie van de permanente onrust.

DE FAR WEST

En áls men er dan nog van overtuigd was dat het allemaal een nut had, een doel, zou het nog gemakkelijker te verwerken zijn. Maar, mag ik toch nog even herinneren aan de ten hemel schreiende dingen die hier al gebeurd zijn: er zijn dokken gegraven waar nooit een schip is gelost; er zijn industrieterreinen aangelegd waar nooit een fabriek is gekomen; er zijn betonwegen gegoten waar nooit een auto heeft gereden; er zijn boerderijen onteigend die men nooit nodig heeft gehad; er zijn akkers afgenomen die na twintig jaar nog braak liggen; er zijn natuurgebieden en andere gronden op de meest willekeurige manier ondergespoten. Soms leek het wel de Far West. Zeker voor wie nog gezien heeft op welke onterende manier eeuwenoude boerderijen hier vroeger werden leeggestroopt, platgebulldozerd, in brand gestoken, en ooit zelfs letterlijk in puin geschoten door rijkswachters die een locatie nodig hadden om hun zwaar geschut te oefenen.

In de komende maanden gaat men het slib van het nieuwe Deurganckdok gebruiken om het ernaast gelegen en volstrekt nutteloze Doeldok weer te dempen. Een hallucinant zicht moet dat worden: links wordt een dok gegraven, rechts een dok gevuld. Putje graven, putje vullen – dat lijkt wel het beeld van het beleid dat hier dertig jaar gevoerd is. Wat verderop wordt op dit zelfde moment het Verrebroekdok uitgebaggerd – pas vorige zomer werden de laatste boeren van die grond gezet – terwijl de haven nu al zegt dat zij een groot stuk van dat dok niet meer nodig heeft. Een blunder die bezig is terwijl we erop staan te kijken. En misschien wordt de gedwongen onteigening van Doel wel de blunder van de toekomst, want sommigen zeggen nu al dat er hier toch niets gaat komen op deze plaats. Alsof men tegen de mensen zegt: wij pakken uw huis wel af, maar ’t is maar om te lachen, we gaan er toch niets mee doen.

Dit land was, en is, een uitgesproken agrarisch gebied. Echt boerenland, zoals je er bijna geen meer vindt in Vlaanderen. Van de vetste polders van Europa. Grote hoeves. Fiere boeren. Zo werd dat ons vroeger op school geleerd. God schiep de wereld en de boeren schiepen de polder. Maar nu voelen zij zich economisch én ecologisch in de tang genomen. We zitten in een paars-groene regering, dus moeten die kleuren ook op het gewestplan zichtbaar worden. Een dezer dagen moet er een gloednieuw gewestplan van deze streek van de regeringstafel komen – dan zal Doel definitief de paarse kleur van het haven- en industriegebied hebben. Andere stukken worden een soort natuurgebied. Want er wordt nu veel gesproken over het noodzakelijke ‘evenwicht tussen economie en ecologie’. Terecht, het lijkt mij de politieke inzet van de komende jaren, zeker op het terrein van de grote infrastructuurwerken in Europa. Maar ‘evenwicht tussen economie en ecologie’, dat kan toch niet alleen maar betekenen dat men gewoon het grondgebied verdeelt – veel paars en wat groen eromheen – en dat de autochtone bewoners (de Doelenaars, de polderboeren) de dupe moeten worden?

Als de polderboeren, zoals ik ze het voorbije jaar weer leren kennen heb, ontredderd en bitter zijn, is dat niet alleen daarom, maar om alles samen. Ze worden van alle kanten aangevallen, krijgen bakken kritiek over zich heen, zien een zondvloed van maatregelen op zich afkomen, verdienen minder en minder – ook zij snakken naar een perspectief. Hun fierheid is gebroken. En als er iets typisch was voor de polderboeren, was het wel die fierheid. Ook in de landbouw heb je wijkers en blijvers, net als in Doel. Het is een bikkelharde afvalwedstrijd, al jarenlang. Maar blijkbaar kan onze maatschappij solidariteit opbrengen met veel groepen, maar niet met boeren in nood. Iedereen wil zich nu wel bemoeien met de landbouw, maar bijna niemand bekommert zich nog om de boeren. De polderboeren stelden mij hier de fundamentele vraag of zij nog een bestaansrecht hebben. De meesten zijn ervan overtuigd dat zij een uitstervend ras zijn. De laatste generatie. En dat de overheid hen weg wil, maar het nog niet hardop wil zeggen. Ook boeren hebben volgens mij recht op duidelijkheid, zoals de Doelenaars. Als men geen landbouw meer wil in Vlaanderen, moet men dat nu klaar en duidelijk durven stellen.

VOLLE KRACHT VOORUIT

Tot slot: Vlaanderen ligt niet wakker van het lot van Doel, en de polder, en de boeren. Dat heb ik de voorbije tijd ook wel gevoeld. Doel is misschien een leuk symbool, een icoon als het ware, maar men eet er zeker geen hap minder om. Het gaat immers zo goed met onze economie, en dan moet men vooral niet moeilijk komen doen, niet mekkeren over problemen. Men stapt er erg licht over, over wat men een levende, eeuwenoude gemeenschap aandoet. De afwezigheid van de intelligentsia in dit debat valt ook op – bijna geen columns, geen petities, niets. Eigenlijk is men gewoon blij dat de haven zo flink uitbreidt. Zolang onze welvaart maar toeneemt. Als het dossier toch landelijke aandacht kreeg, was het vooral om het politieke gehakketak, niet zozeer om de inhoud.

Nee, het welvarende Vlaanderen wil nu volle kracht vooruit, en – laat ik het maar even rauw zeggen – dat dorpje daar met z’n klootjesvolk en z’n boerenpummels, met z’n scheve kerktoren en z’n stomme molen op de dijk, heeft gewoon de pech dat het in de weg ligt. Dat is het klimaat nu, denk ik. We zitten in volle vooruitgangseuforie. De droom van de onstuitbare groei, zoals in de jaren zestig. De zegeroes van de welvaartsstaat. En dan vergeet men graag wie er allemaal moet wijken om die welvaart mogelijk te maken: Doel, de polder, de boeren (om nog van andere groepen te zwijgen). Dát kortzichtige denken, dat alles ondergeschikt moet zijn aan het economische belang in Vlaanderen, daar zou ik met mijn boek alvast een bres in willen slaan.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content